Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62017CJ0114

    Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 20 september 2018.
    Koninkrijk Spanje tegen Europese Commissie.
    Hogere voorziening – Staatssteun – Digitale televisie – Steun voor de uitrol van digitale terrestrische televisie in afgelegen en minder verstedelijkte gebieden in de Comunidad Autónoma de Castilla-La Mancha (autonome gemeenschap Castilië-La Mancha, Spanje) – Steun aan exploitanten van digitale terrestrische televisieplatforms – Besluit waarbij de steunmaatregelen gedeeltelijk onverenigbaar worden verklaard met de interne markt – Begrip ,staatssteun’ – Voordeel – Dienst van algemeen economisch belang – Omschrijving – Beoordelingsbevoegdheid van de lidstaten.
    Zaak C-114/17 P.

    Court reports – general – 'Information on unpublished decisions' section

    Zaak C‑114/17 P

    Koninkrijk Spanje

    tegen

    Europese Commissie

    „Hogere voorziening – Staatssteun – Digitale televisie – Steun voor de uitrol van digitale terrestrische televisie in afgelegen en minder verstedelijkte gebieden in de Comunidad Autónoma de Castilla-La Mancha (autonome gemeenschap Castilië-La Mancha, Spanje) – Steun aan exploitanten van digitale terrestrische televisieplatforms – Besluit waarbij de steunmaatregelen gedeeltelijk onverenigbaar worden verklaard met de interne markt – Begrip ‚staatssteun’ – Voordeel – Dienst van algemeen economisch belang – Omschrijving – Beoordelingsbevoegdheid van de lidstaten”

    Samenvatting – Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 20 september 2018

    1. Gerechtelijke procedure – Aanvoering van nieuwe middelen in de loop van het geding – Voorwaarden – Middel gebaseerd op gegevens waarvan in de loop van de behandeling is gebleken – Strekking – Middel gebaseerd op een arrest van het Hof dat een rechtstoestand bevestigt waarmee de verzoeker bekend is op het ogenblik dat hij hogere voorziening instelt – Daarvan uitgesloten

      (Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 127, lid 1)

    2. Hogere voorziening – Middelen – Niet-ontvankelijkheid van het beroep bij het Gerecht – Middel van openbare orde – Ambtshalve onderzoek

      (Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 170, lid 1)

    3. Gerechtelijke procedure – Ontvankelijkheid van de beroepen – Beoordeling naar de situatie op het tijdstip waarop het verzoekschrift is ingediend – Besluit dat in de loop van het geding in de plaats komt van het bestreden besluit – Aanpassing van de aanvankelijke conclusies en middelen

      (Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 84 en 86)

    4. Hogere voorziening – Middelen – Rechtsoverwegingen van een arrest waarin het Unierecht is geschonden – Dictum op andere rechtsgronden gerechtvaardigd – Afwijzing

      (Art. 256, lid 1, VWEU; Statuut van het Hof van Justitie, art. 58, eerste alinea)

    5. Hogere voorziening – Middelen – Onjuiste beoordeling van de feiten en het bewijsmateriaal – Niet-ontvankelijkheid – Toetsing door het Hof van de beoordeling van de feiten en het bewijsmateriaal – Uitgesloten, behoudens het geval van een onjuiste opvatting

      (Art. 256 VWEU; Statuut van het Hof van Justitie, art. 58, eerste alinea)

    6. Hogere voorziening – Middelen – Onjuiste beoordeling van regelmatig overgelegde bewijzen – Niet-ontvankelijkheid behalve in geval van onjuiste opvatting – Verplichting voor het Gerecht om zijn beoordeling van de bewijzen te motiveren – Omvang

      (Art. 256 VWEU; Statuut van het Hof van Justitie, art. 58, eerste alinea)

    7. Steunmaatregelen van de staten – Begrip – Maatregelen ter compensatie van de kosten van de openbaredienstverplichtingen van een onderneming – Eerste voorwaarde uiteengezet in het arrest Altmark – Duidelijk omschreven openbaredienstverplichtingen – Omvang

      (Art. 107, lid 1, VWEU)

    8. Steunmaatregelen van de staten – Begrip – Maatregelen ter compensatie van de kosten van de openbaredienstverplichtingen van een onderneming – Daarvan uitgesloten – Voorwaarden uiteengezet in het arrest Altmark – Cumulatieve voorwaarden

      (Art. 107, lid 1, VWEU)

    1.  Volgens artikel 127, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof mogen in de loop van het geding geen nieuwe middelen worden voorgedragen, tenzij deze steunen op gegevens, rechtens of feitelijk, waarvan eerst in de loop van de behandeling is gebleken.

      In dit verband kan een arrest dat gewoon een rechtstoestand bevestigt waarmee de verzoeker bekend is op het ogenblik dat hij hogere voorziening instelt, niet worden beschouwd als een gegeven op basis waarvan een nieuw middel kan worden aangedragen.

      (zie punten 38, 39)

    2.  Zie de tekst van de beslissing.

      (zie punten 47‑49)

    3.  De conclusies van de partijen worden er in beginsel door gekenmerkt dat zij onveranderbaar zijn. Artikel 86 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, dat ziet op de aanpassing van het inleidend verzoekschrift, vormt een codificatie van bestaande rechtspraak over de uitzonderingen die op dit beginsel van onveranderbaarheid kunnen worden gemaakt. Het bepaalt dat wanneer een handeling waarvan om nietigverklaring wordt verzocht, door een andere handeling met hetzelfde voorwerp wordt vervangen of gewijzigd, de verzoeker vóór de sluiting van de mondelinge behandeling of vóór de beslissing van het Gerecht om zonder mondelinge behandeling uitspraak te doen, het verzoekschrift kan aanpassen om met dit nieuwe gegeven rekening te houden. Aangezien dat artikel een uitzondering is op het beginsel van onveranderbaarheid van het geding moet het eng worden uitgelegd.

      Terwijl artikel 84 van dat Reglement de verzoeker slechts in de gelegenheid stelt om nieuwe middelen voor te dragen, biedt artikel 86 ervan hem de mogelijkheid om het voorwerp van het verzoekschrift te wijzigen, dat wil zeggen zijn conclusies te herformuleren wanneer het besluit waarvan om nietigverklaring wordt verzocht, wordt vervangen door of gewijzigd bij een ander besluit met hetzelfde voorwerp. Voor de aanpassing van het verzoekschrift is immers vereist dat de verzoeker een ondubbelzinnige en voldoende duidelijke en nauwkeurige uiteenzetting geeft van het voorwerp van de procedure en van zijn conclusies, teneinde te vermijden dat het Gerecht ultra petita uitspraak doet. In zoverre moet een memorie houdende aanpassing overeenkomstig artikel 86, lid 4, onder a), van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht met name de aangepaste conclusies bevatten.

      (zie punten 52‑54, 56, 59)

    4.  Zie de tekst van de beslissing.

      (zie punt 62)

    5.  Zie de tekst van de beslissing.

      (zie punten 75, 103)

    6.  Zie de tekst van de beslissing.

      (zie punt 80)

    7.  Zie de tekst van de beslissing.

      (zie punt 86)

    8.  Zie de tekst van de beslissing.

      (zie punt 95)

    Top