Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62017CJ0083

    Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 7 juni 2018.
    KP tegen LO.
    Prejudiciële verwijzing – Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken – Protocol van Den Haag van 2007 – Recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen – Artikel 4, lid 2 – Wijziging van de gewone verblijfplaats van de schuldeiser – Mogelijkheid om het recht van de staat van de nieuwe gewone verblijfplaats van de schuldeiser, dat overeenkomt met de lex fori, met terugwerkende kracht toe te passen – Draagwijdte van de termen ‚indien de schuldeiser [geen] [...] onderhoud van de schuldenaar kan verkrijgen’ – Geval waarin de schuldeiser niet voldoet aan een wettelijke voorwaarde.
    Zaak C-83/17.

    Court reports – general

    Zaak C‑83/17

    KP

    tegen

    LO

    (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Oberste Gerichtshof)

    „Prejudiciële verwijzing – Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken – Protocol van Den Haag van 2007 – Recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen – Artikel 4, lid 2 – Wijziging van de gewone verblijfplaats van de schuldeiser – Mogelijkheid om het recht van de staat van de nieuwe gewone verblijfplaats van de schuldeiser, dat overeenkomt met de lex fori, met terugwerkende kracht toe te passen – Draagwijdte van de termen ‚indien de schuldeiser [geen] [...] onderhoud van de schuldenaar kan verkrijgen’ – Geval waarin de schuldeiser niet voldoet aan een wettelijke voorwaarde”

    Samenvatting – Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 7 juni 2018

    1. Prejudiciële vragen–Bevoegdheid van het Hof–Omvang–Protocol van Den Haag inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen–Daaronder begrepen

      (Art. 267 VWEU; Protocol van Den Haag van 23 november 2007)

    2. Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken–Bevoegdheid, toepasselijk recht, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van onderhoudsverplichtingen–Protocol van Den Haag inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen–Bijzondere regels ten voordele van bepaalde schuldeisers–Schuldeiser die geen levensonderhoud kan verkrijgen op grond van het recht van zijn gewone verblijfplaats–Toepassing van de lex fori op verzoek van die schuldeiser, ook voor de periode vóór de wijziging van diens gewone verblijfplaats–Voorwaarden

      (Protocol van Den Haag van 23 november 2007, art. 4, lid 2)

    3. Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken–Bevoegdheid, toepasselijk recht, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van onderhoudsverplichtingen–Protocol van Den Haag inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen–Bijzondere regels ten voordele van bepaalde schuldeisers–Schuldeiser die geen levensonderhoud kan verkrijgen op grond van het recht van zijn gewone verblijfplaats–Begrip–Schuldeiser die niet voldoet aan bepaalde door het recht van zijn gewone verblijfplaats gestelde voorwaarden om levensonderhoud te verkrijgen–Daaronder begrepen

      (Protocol van Den Haag van 23 november 2007, art. 4, lid 2)

    1.  Zie de tekst van de beslissing.

      (zie punten 21‑25)

    2.  Artikel 4, lid 2, van het Protocol van Den Haag van 23 november 2007 inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen, namens de Europese Gemeenschap goedgekeurd bij besluit 2009/941/EG van de Raad van 30 november 2009, moet aldus worden uitgelegd dat:

      de omstandigheid dat de staat van het forum overeenkomt met de staat van de gewone verblijfplaats van de schuldeiser, geen beletsel vormt voor de toepassing van die bepaling wanneer het recht dat door de in die bepaling voorziene subsidiaire aanknopingsregel wordt aangewezen, niet overeenstemt met het recht dat door de in artikel 3 van dat protocol bepaalde primaire aanknopingsregel wordt aangewezen;

      in een situatie waarin de onderhoudsgerechtigde, die zijn gewone verblijfplaats heeft gewijzigd, bij de gerechten van de staat van zijn nieuwe gewone verblijfplaats een onderhoudsvordering tegen de schuldenaar instelt voor een periode in het verleden waarin hij in een andere lidstaat verbleef, de lex fori, die eveneens het recht van de staat van zijn nieuwe gewone verblijfplaats is, toepassing kan vinden indien de gerechten van de lidstaat van het forum bevoegd waren om kennis te nemen van de geschillen over onderhoudsbijdragen tussen die partijen met betrekking tot die periode.

      Volgens artikel 4, lid 2, van het Protocol van Den Haag kan in de plaats van het recht van de staat waar de schuldeiser zijn gewone verblijfplaats heeft, de lex fori worden toegepast. Deze bepaling heeft dus maar nuttige werking indien deze wetgevingen van elkaar verschillen. In een situatie zoals die in het hoofdgeding, waarin de lex fori – in casu het Oostenrijkse recht – niet overeenkomt met het recht van de staat waar de schuldeiser zijn gewone verblijfplaats heeft gehad in de periode waarvoor hij levensonderhoud vordert – in casu het Duitse recht –, kan artikel 4, lid 2, van het Protocol van Den Haag dan ook nuttige werking hebben.

      Niettemin is ook dan nog steeds vereist dat de in die bepaling bedoelde lex fori van toepassing kan zijn op een onderhoudsvordering die betrekking heeft op een periode in het verleden. Dienaangaande dient erop te worden gewezen dat de bewoordingen van artikel 4, lid 2, van het Protocol van Den Haag op zichzelf niet volstaan om de draagwijdte van deze bepaling met zekerheid te bepalen. Bij de uitlegging van die bepaling moet rekening worden gehouden met het door het Protocol van Den Haag ingevoerde stelsel van aanknopingsregels en met de doelstelling van dat protocol.

      Wat het door het Protocol van Den Haag ingevoerde stelsel van aanknopingsregels betreft, moet erop worden gewezen dat artikel 4, lid 2, ervan, een bijzondere regel ten gunste van bepaalde schuldeisers bevat als aanvulling op de algemene regel van artikel 3 van het protocol.

      Bovendien volgt met name uit het Bonomi-verslag en de doelstellingen die worden nagestreefd door de Commissie, die actief heeft deelgenomen aan de onderhandelingen voor de vaststelling van het Protocol van Den Haag (zie het voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen [COM(2005) 649 definitief]), dat het voornoemde stelsel ertoe strekt de voorspelbaarheid van het toepasselijke recht te waarborgen door ervoor te zorgen dat het aangewezen recht een voldoende nauwe band met de betrokken gezinssituatie vertoont.

      Rekening houdend met het in punt 41 van dit arrest beschreven stelsel van aanknopingsregels van het Protocol van Den Haag en met de hiermee nagestreefde doelstelling van voorspelbaarheid, moet worden geoordeeld dat een benadering waarbij de toepassing van de lex fori waarin artikel 4, lid 2, van het Protocol van Den Haag subsidiair voorziet, louter zou voortvloeien uit de keuze van de schuldeiser voor zijn nieuwe gewone verblijfplaats, zonder dat er sprake is van een band tussen dit recht en de gezinssituatie van de schuldeiser en de schuldenaar van de onderhoudsverplichting tijdens de periode waarop deze verplichting betrekking heeft, noch in overeenstemming zou zijn met dat stelsel noch met die doelstelling.

      (zie punten 29, 33, 34, 37‑39, 41, 46, 51 en dictum 1)

    3.  De termen „niet [...] onderhoud [...] kan verkrijgen” in artikel 4, lid 2, van het Protocol van Den Haag van 23 november 2007 moeten aldus worden uitgelegd dat zij ook zien op de situatie waarin de schuldeiser op grond van het recht van de staat van zijn vorige gewone verblijfplaats geen levensonderhoud kan verkrijgen omdat hij niet aan bepaalde door dat recht gestelde voorwaarden voldoet.

      (zie punt 59 en dictum 2)

    Top