Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62016TJ0654

    Arrest van het Gerecht (Vierde kamer) van 11 september 2018.
    Foshan Lihua Ceramic Co. Ltd tegen Europese Commissie.
    Dumping – Invoer van keramische tegels van oorsprong uit de Volksrepubliek China – Artikel 11, leden 3 en 5, en artikel 17 van verordening (EG) nr. 1225/2009 [thans artikel 11, leden 3 en 5, en artikel 17 van verordening (EU) 2016/1036] – Afwijzing van een verzoek om een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek, beperkt tot dumpingaspecten, van het definitieve antidumpingrecht dat is ingesteld bij uitvoeringsverordening (EU) nr. 917/2011 – Duurzame wijziging van omstandigheden – Steekproeven – Individueel onderzoek – Niet-medewerking aan het onderzoek dat tot de vaststelling van de definitieve maatregelen heeft geleid.
    Zaak T-654/16.

    Zaak T‑654/16

    Foshan Lihua Ceramic Co. Ltd

    tegen

    Europese Commissie

    „Dumping – Invoer van keramische tegels van oorsprong uit de Volksrepubliek China – Artikel 11, leden 3 en 5, en artikel 17 van verordening (EG) nr. 1225/2009 [thans artikel 11, leden 3 en 5, en artikel 17 van verordening (EU) 2016/1036] – Afwijzing van een verzoek om een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek, beperkt tot dumpingaspecten, van het definitieve antidumpingrecht dat is ingesteld bij uitvoeringsverordening (EU) nr. 917/2011 – Duurzame wijziging van omstandigheden – Steekproeven – Individueel onderzoek – Niet-medewerking aan het onderzoek dat tot de vaststelling van de definitieve maatregelen heeft geleid”

    Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Vierde kamer) van 11 september 2018

    1. Gemeenschappelijke handelspolitiek – Bescherming tegen dumpingpraktijken – Procedure van gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek van een antidumpingrecht – Doel – Verificatie van de noodzaak om de antidumpingmaatregelen te handhaven – Voorwaarden voor opheffing van de maatregel – Ingrijpende en duurzame wijziging van de omstandigheden – Bewijslast – Toepasbaarheid op de producenten-exporteurs die geen medewerking hebben verleend aan het oorspronkelijke onderzoek

      (Verordening nr. 1225/2009 van de Raad, zoals gewijzigd bij verordening nr. 37/2014, art. 11, lid 3; verordening nr. 917/2011 van de Raad, overwegingen 92 en 93, en verordening nr. 258/2011 van de Commissie, overwegingen 66 en 77)

    2. Gemeenschappelijke handelspolitiek – Bescherming tegen dumpingpraktijken – Verloop van het onderzoek – Gebruik van de beschikbare gegevens in geval van weigering van medewerking van de onderneming – Gevolgen – Niet-opneming in de steekproef van de ondernemingen die geen medewerking hebben verleend aan het oorspronkelijke onderzoek – Schending van de beginselen van gelijke behandeling en non-discriminatie – Geen

      (Verordening nr. 1225/2009 van de Raad, zoals gewijzigd bij verordening nr. 37/20144, art. 18, lid 1)

    3. Recht van de Europese Unie – Uitlegging – Methoden – Letterlijke, systematische en teleologische uitlegging

    4. Gemeenschappelijke handelspolitiek – Bescherming tegen dumpingpraktijken – Procedure van gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek van een antidumpingrecht – Verschil met de procedure van het oorspronkelijke onderzoek – Beoordeling of een nieuw onderzoek moet worden geopend – Mogelijkheid voor een onderneming die niet heeft meegewerkt aan het oorspronkelijke onderzoek om een individueel onderzoek aan te vragen – Ontbreken daarvan

      (Verordening nr. 1225/2009 van de Raad, zoals gewijzigd bij verordening nr. 37/2014, art. 11, leden 3 en 5, en art. 17, lid 3)

    5. Gemeenschappelijke handelspolitiek – Bescherming tegen dumpingpraktijken – Procedure van gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek van een antidumpingrecht – Toepassing van de steekproeftechniek in het oorspronkelijke onderzoek – Mogelijkheid voor een nieuwe producent-exporteur om een individueel antidumpingrecht aan te vragen – Geen

      (Verordening nr. 1225/2009 van de Raad, zoals gewijzigd bij verordening nr. 37/2014, art. 9, lid 6, en 11, lid 4)

    6. Gerechtelijke procedure – Aanvoering van nieuwe middelen in de loop van het geding – Middel dat voor het eerst in repliek wordt aangevoerd – Niet-ontvankelijkheid

      (Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 84)

    1.  Uit de bewoordingen van artikel 11, lid 3, tweede en derde alinea, van verordening nr. 1225/2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap, zoals gewijzigd bij verordening nr. 37/2014, blijkt dat het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek van antidumpingmaatregelen strekt tot verificatie of die maatregelen dienen te worden gehandhaafd, en dat de instellingen, als het verzoek om een nieuw onderzoek van een exporteur alleen dumping betreft, dienaangaande allereerst dienen te beoordelen of de bestaande maatregel dient te worden gehandhaafd, en uit dien hoofde een niet alleen ingrijpende maar ook duurzame wijziging van omstandigheden inzake de dumping dienen vast te stellen. Hieruit volgt dat het verzoek om een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek overeenkomstig voornoemd artikel 11, lid 3, dat beperkt is tot dumping en door één producent/exporteur wordt ingediend, vergezeld moet gaan van bewijsmateriaal waaruit blijkt dat de gegevens die ten grondslag lagen aan de dumpingmarge die werd gebruikt voor de vaststelling van het antidumpingrecht dat van toepassing is op de producent/exporteur die het verzoek heeft ingediend, voortdurend en ingrijpend zijn gewijzigd.

      Wat in dit verband de producenten-exporteurs betreft die geen medewerking hebben verleend aan het onderzoek dat heeft geleid tot de vaststelling van verordening nr. 917/2011 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op keramische tegels van oorsprong uit de Volksrepubliek China, aan wie volgens de overwegingen 66 en 77 van verordening nr. 258/2011 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op keramische tegels van oorsprong uit [China] en de overwegingen 92 en 93 van verordening nr. 917/2011 een antidumpingrecht is opgelegd waarvoor de hoogste dumpingmarge is gehanteerd die was vastgesteld voor een representatief product van een medewerkende producent-exporteur, moet elke tot deze categorie behorende producent-exporteur aantonen dat de omstandigheden die aan deze laatste vaststelling ten grondslag lagen, aanzienlijk en voortdurend zijn gewijzigd. Aangezien deze vaststelling op de steekproefgegevens is gebaseerd, kan een dergelijke producent-exporteur voldoen aan de dienaangaande op hem rustende bewijslast, door ook aan te tonen dat de gegevens die ten grondslag lagen aan de dumpingmarge die is gebruikt voor de vaststelling van de antidumpingrechten die aan de in de steekproef opgenomen ondernemingen zijn opgelegd, aanzienlijk en blijvend zijn gewijzigd of dat deze wijzigingen van invloed waren op alle producenten-exporteurs in het land van uitvoer.

      (zie punten 25, 27, 29, 30)

    2.  Het beginsel van gelijke behandeling of non-discriminatie vereist dat vergelijkbare situaties niet verschillend worden behandeld en verschillende situaties niet gelijk worden behandeld, tenzij een dergelijke behandeling objectief gerechtvaardigd is.

      In dit verband bevindt een producent-exporteur die geen medewerking heeft verleend aan het onderzoek dat tot de vaststelling van de antidumpingrechten heeft geleid, zich wat de vaststelling van de dumpingmarge betreft geenszins in dezelfde situatie als de deelnemende producenten-exporteurs, aangezien de wetgever in artikel 18, lid 1, van verordening nr. 1225/2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap, zoals gewijzigd bij verordening nr. 37/2014, heeft bepaald dat het antidumpingrecht voor de producenten-exporteurs die geen medewerking hebben verleend, op basis van de beschikbare gegevens moet worden vastgesteld, zodat deze minder gunstig kunnen zijn dan wanneer zij wel hadden meegewerkt. Evenzo kan een dergelijke producent-exporteur niet stellen dat hij is gediscrimineerd door de beweerde discriminatie van de medewerkende producenten-exporteurs die niet in de steekproef zijn opgenomen, in vergelijking met die welke in de steekproef zijn opgenomen. Aangezien die producent-exporteur niet aan het oorspronkelijke onderzoek had deelgenomen, heeft hij niet verzocht om in de steekproef te worden opgenomen. Zijn argument heeft dus geen betrekking op zijn eigen situatie, en zelfs indien het gegrond zou zijn, kan het eventuele slagen ervan niet leiden tot nietigverklaring van het bestreden besluit ten aanzien van hem. Hij heeft er dan ook geen belang bij deze kwestie aan de orde te stellen.

      (zie punten 34, 35)

    3.  Zie de tekst van de beslissing.

      (zie punt 36)

    4.  Met betrekking tot de toepassing van artikel 11, lid 5, van verordening nr. 1225/2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap, zoals gewijzigd bij verordening nr. 37/2014, is een aantal van de voor het oorspronkelijke onderzoek geldende bepalingen niet bedoeld om op de procedure voor een nieuw onderzoek te worden toegepast, gelet op de algemene structuur en de doelstellingen van de regeling die in verordening nr. 1225/2009 is vastgesteld. Indien artikel 17, lid 3, van verordening nr. 1225/2009 aldus zou worden toegepast dat ook een individueel onderzoek moet worden verricht in de context van de beoordeling van een verzoek om een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek dat wordt ingediend door een producent-exporteur die niet aan het oorspronkelijke onderzoek heeft meegewerkt, zou dat in strijd zijn met het doel van de tussentijdse nieuwe procedure. Met een dergelijke aanpak zou immers niet kunnen worden nagegaan of de factoren die ten grondslag lagen aan de vaststelling van de dumpingmarge die is gebruikt voor de vaststelling van het antidumpingrecht dat van toepassing is op de genoemde exporterende producent, zich op significante en duurzame wijze hebben ontwikkeld. De gegevens die voortkomen uit de analyse van de informatie met betrekking tot de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs zouden in dat geval worden vergeleken met de eigen gegevens van de betrokken producent-exporteur.

      Een individueel onderzoek kan dus niet dienen ter beoordeling of een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek moet worden geopend op basis van door een producent-exporteur aangevoerde wijzigingen van de omstandigheden. Zo niet zou die producent-exporteur de bewijslast kunnen ontwijken die in het kader van de toepassing van artikel 11, lid 3, van verordening nr. 1225/2009 op hem rust in zijn hoedanigheid van onderneming die geen medewerking heeft verleend aan het oorspronkelijke onderzoek.

      (zie punten 39‑41)

    5.  Indien in het oorspronkelijke onderzoek dat tot de oplegging van een antidumpingrecht heeft geleid, gebruik wordt gemaakt van een steekproef, volgt uit artikel 11, lid 4, vierde alinea, van verordening nr. 1225/2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap, zoals gewijzigd bij verordening nr. 37/2014, dat een nieuwe producent-exporteur geen verzoek om een nieuw onderzoek kan indienen op grond van de voorgaande alinea’s van datzelfde lid, teneinde te voorkomen dat deze producenten-exporteurs in een gunstiger positie worden geplaatst dan de producenten-exporteurs die aan het oorspronkelijke onderzoek hebben meegewerkt maar die niet in de steekproef zijn opgenomen en voor wie bijgevolg een overeenkomstig artikel 9, lid 6, van verordening nr. 1225/2009 berekend antidumpingrecht geldt. Er is echter geen reden om aan te nemen dat de wetgever van de Unie een producent-exporteur die niet aan het oorspronkelijke onderzoek heeft meegewerkt, na een nieuwe procedure een individueel antidumpingrecht wil toestaan als hij dit voor nieuwe producenten-exporteurs heeft uitgesloten.

      (zie punt 46)

    6.  Zie de tekst van de beslissing.

      (zie punt 47)

    Top