Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62016TJ0310

    Arrest van het Gerecht (Vierde kamer) van 20 maart 2019.
    Foshan Lihua Ceramic Co. Ltd tegen Europese Commissie.
    Dumping – Invoer van keramische tegels van oorsprong uit China – Artikel 11, leden 4 en 5, en artikel 17 van verordening (EG) nr. 1225/2009 [thans artikel 11, leden 4 en 5, en artikel 17 van verordening (EU) 2016/1036] – Afwijzing van een verzoek om behandeling als nieuwe producent-exporteur in de zin van artikel 3 van uitvoeringsverordening (EU) nr. 917/2011 – Steekproeven – Individueel onderzoek – Vertrouwelijkheid.
    Zaak T-310/16.

    Court reports – general – 'Information on unpublished decisions' section

    ECLI identifier: ECLI:EU:T:2019:170

    Zaak T‑310/16

    Foshan Lihua Ceramic Co. Ltd

    tegen

    Europese Commissie

    Arrest Gerecht (Vierde kamer) van 20 maart 2019

    „Dumping – Invoer van keramische tegels van oorsprong uit China – Artikel 11, leden 4 en 5, en artikel 17 van verordening (EG) nr. 1225/2009 [thans artikel 11, leden 4 en 5, en artikel 17 van verordening (EU) 2016/1036] – Afwijzing van een verzoek om behandeling als nieuwe producent-exporteur in de zin van artikel 3 van uitvoeringsverordening (EU) nr. 917/2011 – Steekproeven – Individueel onderzoek – Vertrouwelijkheid”

    1. Gemeenschappelijke handelspolitiek – Bescherming tegen dumpingpraktijken – Nieuw onderzoek – Gebruik van steekproeven bij het eerste onderzoek – Op basis van het onderzoek genomen besluit tot afwijzing van een verzoek om behandeling als nieuwe producent-exporteur – Verplichting tot publicatie van het onderzoek – Geen

      (Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VI van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel, „Antidumpingovereenkomst van 1994”, art. 9.5; verordening nr. 1225/2009 van de Raad, zoals gewijzigd bij verordening nr. 37/2014, art. 5, leden 10 en 11, art. 6, lid 7, art.9, lid 6, en art. 11, leden 2, 4 en 5, en verordening nr. 917/2011 van de Raad, art. 3)

      (zie punten 57‑60)

    2. Gemeenschappelijke handelspolitiek – Bescherming tegen dumpingpraktijken – Nieuw onderzoek – Gebruik van steekproeven bij het eerste onderzoek – Mogelijkheid voor een nieuwe producent-exporteur om een individueel dumpingrecht aan te vragen – Geen – Onverenigbaarheid met de overeenkomsten van de Wereldhandelsorganisatie – Geen

      (Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VI van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel, „Antidumpingovereenkomst van 1994”, art. 9.5; verordening nr. 1225/2009 van de Raad, zoals gewijzigd bij verordening nr. 37/2014, art. 9, lid 6, en art.11, lid 4, eerste tot en met vierde alinea.)

      (zie punt 65)

    3. Gemeenschappelijke handelspolitiek – Bescherming tegen dumpingpraktijken – Nieuw onderzoek – Gebruik van steekproeven bij het eerste onderzoek – Mogelijkheid voor een nieuwe producent-exporteur om een antidumpingrecht aan te vragen dat van toepassing is op medewerkende producenten die echter geen deel uitmaakten van de steekproef – Voorwaarden – Verplichting tot kennisgeving aan de belanghebbenden – Geen

      (verordening nr. 1225/2009 van de Raad, zoals gewijzigd bij verordening nr. 37/2014, art. 11, lid 4, en verordening nr. 917/2011 van de Raad, art. 3)

      (zie punt 66)

    4. Gemeenschappelijke handelspolitiek – Bescherming tegen dumpingpraktijken – Antidumpingprocedure – Invloed van procedurele onregelmatigheden op de rechtmatigheid van een verordening tot instelling van antidumpingrechten – Voorwaarden

      (Verordening nr. 1225/2009 van de Raad, zoals gewijzigd bij verordening nr. 37/2014, art. 5, leden 10 en 11, en art 6, lid 7)

      (zie punt 67)

    5. Gemeenschappelijke handelspolitiek – Bescherming tegen dumpingpraktijken – Beoordelingsbevoegdheid van de instellingen – Rechterlijke toetsing – Grenzen

      (Verordening nr. 1225/2009 van de Raad, zoals gewijzigd bij verordening nr. 37/2014)

      (zie punt 103)

    6. Gemeenschappelijke handelspolitiek – Besluit van de Commissie – Beoordeling van de rechtmatigheid aan de hand van gegevens die beschikbaar zijn ten tijde van de vaststelling van het besluit

      (Verordening nr. 1225/2009 van de Raad, zoals gewijzigd bij verordening nr. 37/2014)

      (zie punt 129)

    7. Gemeenschappelijke handelspolitiek – Bescherming tegen dumpingpraktijken – Antidumpingprocedure – Rechten van de verdediging – Recht om te worden gehoord – Omvang

      (Verordening nr. 1225/2009 van de Raad, zoals gewijzigd bij verordening nr. 37/2014)

      (zie punten 147, 148, 207)

    8. Gemeenschappelijke handelspolitiek – Bescherming tegen dumpingpraktijken – Nieuw onderzoek – Gebruik van steekproeven bij het eerste onderzoek – Verkrijging van de behandeling als nieuwe producent-exporteur – Voorwaarden – Bewijslast

      (Verordening nr. 1225/2009 van de Raad, zoals gewijzigd bij verordening nr. 37/2014, art. 11, lid 4, en verordening nr. 917/2011 van de Raad, art. 3)

      (zie punten 188‑191)

    9. Rechtsbesluiten van instellingen – Motivering – Verplichting – Omvang – Verordening tot instelling van antidumpingrechten

      (Art. 296 VWEU)

      (zie punt 210)

    Samenvatting

    In het arrest Foshan Lihua Ceramic/Commissie (T‑310/16) van 20 maart 2019 heeft het Gerecht het beroep van Foshan Lihua Ceramic, een producent-exporteur uit China (hierna: „verzoekster”), verworpen dat strekte tot nietigverklaring van het besluit van de Commissie tot afwijzing van haar verzoek om behandeling als nieuwe producent-exporteur met betrekking tot de door uitvoeringsverordening (EU) nr. 917/2011 ( 1 ) (hierna: „definitieve verordening”) ingestelde definitieve antidumpingmaatregelen op keramische tegels van oorsprong uit de Volksrepubliek China. Aan verzoekster, die niet heeft deelgenomen aan de administratieve procedure die tot de vaststelling van deze verordening heeft geleid, is een individueel antidumpingrecht opgelegd dat is vastgesteld aan de hand van de hoogste van de dumpingmarges die waren geconstateerd voor een representatief product van een producent-exporteur die aan het onderzoek had meegewerkt. De Commissie heeft het verzoek om behandeling als nieuwe producent-exporteur afgewezen, omdat verzoekster niet had aangetoond dat zij aan de voorwaarden voor het verkrijgen van deze behandeling voldeed.

    Het Gerecht heeft eerst opgemerkt dat artikel 11, lid 5, van verordening nr. 1225/2009 ( 2 ) (hierna: „basisverordening”), volgens hetwelk relevante bepalingen van deze verordening betreffende procedures en onderzoeken, waaronder artikel 5, leden 10 en 11, en artikel 6, lid 7, ervan, alleen gelden voor herzieningsprocedures op grond van artikel 11, leden 2, 3 en 4, van deze verordening, niet van toepassing is in het kader van een onderzoek dat op artikel 3 van de definitieve verordening is gebaseerd.

    Wat de vermeende schending van artikel 9.5 van de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VI van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel 1994 (GATT) (hierna: „Antidumpingovereenkomst”) ( 3 ) betreft, heeft het Gerecht vastgesteld dat artikel 11, lid 4, eerste, tweede en derde alinea, van de basisverordening, afgezien van de derde voorwaarde dat het betrokken product pas na het eerste onderzoektijdvak naar de Unie is uitgevoerd, qua formulering weliswaar overeenstemt met artikel 9.5 van de Antidumpingovereenkomst, maar dat dit artikel 11, lid 4, van de basisverordening nog een vierde alinea bevat, volgens welke dit lid niet van toepassing is wanneer de instellingen in het kader van het eerste onderzoek gebruik hebben gemaakt van steekproeven. Het doel van deze uitzondering is om nieuwe producenten-exporteurs niet in een gunstigere procedurele situatie te brengen dan degenen die aan het eerste onderzoek hebben meegewerkt, maar niet in de steekproef zijn opgenomen. Die overweging speelt in de Antidumpingovereenkomst geen rol. Met artikel 11, lid 4, vierde alinea, van de basisverordening wordt dan ook de wil van de Uniewetgever uitgedrukt om met betrekking tot de voorwaarden voor de inleiding van een nieuw onderzoek voor nieuwe producenten-exporteurs, een voor de rechtsorde van de Unie passende oplossing vast te stellen, zodat deze bepaling niet kan worden geacht een maatregel te zijn waarmee binnen de rechtsorde van de Unie een bijzondere, in het kader van de Wereldhandelsorganisatie aangegane verplichting moet worden uitgevoerd. Bijgevolg heeft artikel 9.5 van de Antidumpingovereenkomst geen rechtstreekse werking binnen de rechtsorde van de Unie.

    Vervolgens heeft het Gerecht geoordeeld dat het gerechtvaardigd is dat minder personen op de hoogte worden gesteld van de inleiding van een onderzoek uit hoofde van artikel 3 van de definitieve verordening, aangezien de doelstellingen van het uit hoofde van artikel 3 van deze verordening ingestelde onderzoek beperkter zijn dan die van het onderzoek uit hoofde van artikel 11, lid 4, van de basisverordening. Het onderzoek uit hoofde van artikel 11, lid 4, van de basisverordening beoogt immers niet alleen vast te stellen of de betrokken marktdeelnemer een nieuwe producent-exporteur is, maar ook, indien deze eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, welke zijn individuele dumpingmarge is, terwijl het onderzoek uit hoofde van artikel 3 van de definitieve verordening als enig doel heeft na te gaan of de betrokken marktdeelnemer inderdaad een nieuwe producent-exporteur is. Bij dit onderzoek moet deze marktdeelnemer aantonen dat hij de in artikel 1, lid 1, van de definitieve verordening bedoelde goederen die van oorsprong uit China zijn, in het eerste onderzoektijdvak niet heeft uitgevoerd, dat hij niet verbonden is met een exporteur of producent waarop de bij deze verordening ingestelde maatregelen van toepassing zijn, en dat hij pas na afloop van het eerste onderzoektijdvak de betrokken goederen daadwerkelijk heeft uitgevoerd dan wel een onherroepelijke contractuele verplichting is aangegaan om een aanzienlijke hoeveelheid naar de Unie uit te voeren. Aangezien deze voorwaarden betrekking hebben op de specifieke situatie van de betrokken marktdeelnemer, is uiteraard deze marktdeelnemer, met uitsluiting van elke derde, het beste in staat om de noodzakelijke informatie te verstrekken.

    Ten slotte heeft het Gerecht met betrekking tot de bewijslast en het niveau van het bewijs duidelijk gemaakt dat het op zich niet onmogelijk is om te voldoen aan de bewijslast die op grond van zowel artikel 3 van de definitieve verordening als artikel 11, lid 4, van de basisverordening op de aanvrager van de behandeling als nieuwe producent-exporteur rust. Op basis van de informatie die verzoekster verstrekt en van het volledige, consistente en verifieerbare bewijs dat zij aanvoert, met name over haar totale verkoop en de structuur van haar concern, kan de Commissie uitsluiten dat het betrokken product in het eerste onderzoektijdvak naar de Unie is uitgevoerd, indien dit daadwerkelijk niet het geval is geweest, en zelfs tot de slotsom komen dat verzoekster niet is verbonden met enige producent-exporteur waarop het betrokken antidumpingrecht van toepassing is.

    Het staat niet aan de Commissie om aan te tonen dat verzoekster het betrokken product naar de Unie heeft uitgevoerd of banden heeft met de ondernemingen waarop het betrokken antidumpingrecht van toepassing is, dan wel om bewijs in die zin te verstrekken. Om een verzoek tot verkrijging van bovengenoemde behandeling af te wijzen, volstaat het in feite dat het door de betrokken marktdeelnemer geleverde bewijs onvoldoende was om zijn argumenten te staven. De Commissie moet echter wel in het kader van haar rol bij het onderzoek over het verkrijgen van de behandeling als nieuwe producent-exporteur met alle middelen die haar ter beschikking staan nagaan of de door die marktdeelnemer verstrekte argumenten en bewijzen juist zijn.


    ( 1 ) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 917/2011 van de Raad tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op keramische tegels van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB 2011, L 238, blz. 1).

    ( 2 ) Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (PB 2009, L 343, blz. 51), zoals laatstelijk gewijzigd bij verordening (EU) nr. 37/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2014 tot wijziging van bepaalde verordeningen op het gebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek voor wat de procedures tot het nemen van bepaalde maatregelen betreft (PB 2014, L 18, blz. 1).

    ( 3 ) Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VI van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel 1994 (GATT) (PB 1994, L 336, blz. 103), die als bijlage 1A is gevoegd bij de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) (PB 1994, L 336, blz. 3).

    Top