EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62016CJ0579

Arrest van het Hof (Grote kamer) van 6 maart 2018.
Europese Commissie tegen FIH Holding A/S en FIH Erhvervsbank A/S.
Hogere voorziening – Staatssteun – Begrip ,steunmaatregel’ – Begrip ,economisch voordeel’ – Beginsel van de particuliere marktdeelnemer in een markteconomie – Voorwaarden voor toepasselijkheid en toepassing – Financiële crisis – Achtereenvolgende reddingsoperaties bij een bank – Al dan niet in aanmerking nemen, bij de beoordeling van de tweede reddingsoperatie, van de risico’s die voortvloeien uit de verplichtingen die de lidstaat is aangegaan bij de eerste reddingsoperatie.
Zaak C-579/16 P.

Court reports – general

Zaak C‑579/16 P

Europese Commissie

tegen

FIH Holding A/S en FIH Erhvervsbank A/S

„Hogere voorziening – Staatssteun – Begrip ,steunmaatregel’ – Begrip ,economisch voordeel’ – Beginsel van de particuliere marktdeelnemer in een markteconomie – Voorwaarden voor toepasselijkheid en toepassing – Financiële crisis – Achtereenvolgende reddingsoperaties bij een bank – Al dan niet in aanmerking nemen, bij de beoordeling van de tweede reddingsoperatie, van de risico’s die voortvloeien uit de verplichtingen die de lidstaat is aangegaan bij de eerste reddingsoperatie”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Grote kamer) van 6 maart 2018

  1. Steunmaatregelen van de staten–Begrip–Beoordelingscriteria–Cumulatieve voorwaarden

    (Art. 107, lid 1, VWEU)

  2. Steunmaatregelen van de staten–Begrip–Beoordeling volgens het criterium van de particuliere investeerder–Beoordeling met inachtneming van alle relevante aspecten van de betrokken operatie en van de context ervan–Verplichting voor de lidstaat om alle voor de toetsing aan het criterium van de particuliere investeerder relevante elementen te verschaffen

    (Art. 107, lid 1, VWEU)

  3. Steunmaatregelen van de staten–Begrip–Beoordeling volgens het criterium van de particuliere investeerder–Beoordelingscriteria–Risico’s die voortvloeien uit eerder verleende staatssteun en samenhangen met de overheidsrol van de staat

    (Art. 107, lid 1, VWEU)

  1.  Een maatregel kan slechts als „staatssteun” in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU worden aangemerkt indien aan de volgende voorwaarden is voldaan. In de eerste plaats moet het gaan om een maatregel van de staat of met staatsmiddelen bekostigd. In de tweede plaats moet de maatregel het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig kunnen beïnvloeden. In de derde plaats moet de maatregel de begunstigde een selectief voordeel verschaffen. In de vierde plaats moet hij de mededinging vervalsen of dreigen te vervalsen.

    Met betrekking tot de derde voorwaarde, die ziet op de selectiviteit van het voordeel, is het zo dat maatregelen die, in welke vorm ook, ondernemingen rechtstreeks of indirect kunnen bevoordelen, of die moeten worden beschouwd als een economisch voordeel dat de begunstigde onderneming onder normale marktvoorwaarden niet had kunnen verkrijgen, als staatssteun worden beschouwd.

    (zie punten 43, 44)

  2.  Gelet op het in artikel 107, lid 1, VWEU neergelegde doel om onvervalste mededinging te verzekeren, ook tussen publieke en private ondernemingen, kan het begrip „steunmaatregel” in de zin van deze bepaling geen betrekking hebben op een ten behoeve van een onderneming genomen maatregel die met staatsmiddelen is bekostigd, wanneer de onderneming onder met normale marktvoorwaarden overeenkomende omstandigheden hetzelfde voordeel had kunnen genieten. De beoordeling van de voorwaarden waaronder een dergelijk voordeel is verstrekt, gebeurt dus in beginsel aan de hand van het beginsel van de particuliere marktdeelnemer.

    Dat beginsel is een van de aspecten waarmee de Commissie rekening moet houden om vast te stellen of er sprake is van steun, en vormt dus geen uitzondering die enkel geldt op verzoek van een lidstaat, wanneer is vastgesteld dat de bestanddelen van het begrip „staatssteun” als bedoeld in artikel 107, lid 1, VWEU aanwezig zijn.

    Wanneer blijkt dat het beginsel van de particuliere marktdeelnemer toepasselijk kan zijn, moet de Commissie de betrokken lidstaat dus vragen haar alle relevante informatie te verstrekken op basis waarvan zij kan uitmaken of is voldaan aan de voorwaarden voor de toepassing van dat beginsel.

    (zie punten 45‑47)

  3.  Ter beantwoording van de vraag of dezelfde maatregel onder normale marktomstandigheden zou zijn genomen door een particuliere marktdeelnemer die zich in een situatie bevindt die zo dicht mogelijk die van de staat benadert, dient alleen rekening te worden gehouden met de voordelen en verplichtingen die de staat heeft in zijn hoedanigheid van particuliere marktdeelnemer, en niet met die welke voortvloeien uit zijn hoedanigheid van overheid.

    Bij de beoordeling of een overheidsmaatregel economisch rationeel is, zoals het beginsel van de particuliere marktdeelnemer voorschrijft, heeft het Hof dan ook de kosten die voor de staat voortvloeien uit het ontslag van werknemers, werkloosheidsuitkeringen en steun voor herstel van het industriële weefsel, alsmede overheidsgaranties en vorderingen van de staat, voor zover zij staatssteun opleveren, buiten beschouwing gelaten.

    Wat met name het laatste geval betreft, staat vast dat, aangezien een lidstaat met de toekenning van steun per definitie andere doelstellingen nastreeft dan de rentabiliteit van de aan ondernemingen ter beschikking gestelde middelen, deze middelen door de staat in beginsel worden toegekend onder uitoefening van zijn overheidsprerogatieven.

    Hieruit volgt dat de risico’s die de staat loopt en die voortvloeien uit staatssteun die eerder is verleend, met zijn overheidsrol samenhangen en dus geen aspect zijn dat een particuliere marktdeelnemer onder normale marktomstandigheden zou hebben meegenomen in zijn economische berekeningen.

    (zie punten 55‑58)

Top