Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62016CJ0552

    Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 9 november 2017.
    „Wind Inovation 1“ EOOD tegen Direktor na Direktsia „Obzhalvane i danachno-osiguritelna praktika“ – Sofia.
    Prejudiciële verwijzing – Fiscale bepalingen – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde – Richtlijn 2006/112/EG – Ontbinding van een vennootschap leidend tot schrapping ervan uit het register inzake belasting over de toegevoegde waarde (btw) – Verplichting de btw over de aanwezige activa te berekenen en de berekende btw aan de staat af te dragen – Handhaving of wijziging van de wet die ten tijde van toetreding tot de Europese Unie bestond – Artikel 176, tweede alinea – Gevolgen voor het recht op aftrek – Artikel 168.
    Zaak C-552/16.

    Court reports – general

    Zaak C‑552/16

    „Wind Inovation 1” EOOD

    tegen

    Direktor na Direktsia „Obzhalvane i danachno-osiguritelna praktika” – Sofia

    (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Administrativen sad Sofia-grad)

    „Prejudiciële verwijzing – Fiscale bepalingen – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde – Richtlijn 2006/112/EG – Ontbinding van een vennootschap leidend tot schrapping ervan uit het register inzake belasting over de toegevoegde waarde (btw) – Verplichting de btw over de aanwezige activa te berekenen en de berekende btw aan de staat af te dragen – Handhaving of wijziging van de wet die ten tijde van toetreding tot de Europese Unie bestond – Artikel 176, tweede alinea – Gevolgen voor het recht op aftrek – Artikel 168”

    Samenvatting – Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 9 november 2017

    1. Harmonisatie van de belastingwetgeving–Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde–Belastbare handelingen–Leveringen van goederen–Ontbinding van een vennootschap bij rechterlijke beslissing gelast–Nationale wettelijke regeling op grond waarvan deze vennootschap uit het register inzake belasting over de toegevoegde waarde moet worden geschrapt–Verplichting de over de aanwezige activa verschuldigde btw of reeds voldane voorbelasting te berekenen en de te betalen belasting aan de staat af te dragen–Toelaatbaarheid–Voorwaarde

      (Richtlijn 2006/112 van de Raad)

    2. Harmonisatie van de belastingwetgeving–Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde–Aftrek van de voorbelasting–Ontstaan en omvang van het recht op aftrek–Goederen en diensten gebruikt voor de belaste handelingen van de belastingplichtige–Ontbinding van een vennootschap bij rechterlijke beslissing gelast–Nationale wettelijke regeling op grond waarvan deze vennootschap uit het register inzake belasting over de toegevoegde waarde moet worden geschrapt–Verplichting de over de aanwezige activa verschuldigde btw of reeds voldane voorbelasting te berekenen en de te betalen belasting aan de staat af te dragen–Vennootschap die in de loop van haar liquidatie economische werkzaamheden blijft verrichten–Nakoming van genoemde verplichting als voorwaarde voor het recht op aftrek de van belasting–Ontoelaatbaarheid

      (Richtlijn 2006/112 van de Raad, art. 168)

    1.  Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde moet aldus worden uitgelegd dat zij zich niet verzet tegen een nationale wettelijke regeling op grond waarvan de verplichte schrapping uit het register inzake belasting over de toegevoegde waarde („btw”) van een vennootschap waarvan de ontbinding bij rechterlijke beslissing is gelast, de verplichting met zich brengt de op het moment van ontbinding van deze vennootschap over de aanwezige activa verschuldigde btw of reeds voldane voorbelasting te berekenen en de te betalen belasting aan de staat af te dragen, op voorwaarde dat die vennootschap vanaf haar ontbinding geen economische werkzaamheden meer verricht.

      Artikel 18, onder c), van de btw-richtlijn bepaalt uitdrukkelijk dat, ingeval een vennootschap haar belastbare economische activiteit beëindigt, een belastingplichtige of zijn rechthebbenden het onder zich hebben van goederen mag gelijkstellen met een levering van goederen onder bezwarende titel ingeval recht op btw-aftrek voor deze goederen is ontstaan, behalve in de in artikel 19 van deze richtlijn geregelde gevallen van overgang van het geheel of een gedeelte van een algemeenheid van goederen op een vennootschap.

      Het Hof heeft benadrukt dat dit artikel 18, onder c), betrekking heeft op de beëindiging van de belastbare economische activiteit in het algemeen, waarbij, afgezien van de in het vorige punt genoemde uitzondering, geen onderscheid wordt gemaakt naar de oorzaken of omstandigheden van deze beëindiging, en dat het bijgevolg ook van toepassing is op de beëindiging van de belastbare economische activiteit als gevolg van de schrapping van de belastingplichtige uit het btw-register (arrest van 8 mei 2013, Marinov,C‑142/12, EU:C:2013:292, punten 26 en 28).

      Zoals blijkt uit de bewoordingen van artikel 18, onder c), van de btw-richtlijn en uit het door deze bepaling nagestreefde doel, is deze analyse evenwel alleen geldig in een situatie waarin de belastbare economische activiteit van de belanghebbende is beëindigd en deze geen belastbare handelingen meer verricht.

      (zie punten 36, 37, 40, 48, dictum 1)

    2.  Richtlijn 2006/112, en in het bijzonder artikel 168 daarvan, moet aldus worden uitgelegd dat zij zich verzet tegen een nationale wettelijke regeling zoals die welke in het hoofdgeding aan de orde is, op grond waarvan verplichte schrapping uit het btw-register van een vennootschap waarvan de ontbinding bij rechterlijke beslissing is gelast, de verplichting met zich brengt de op het moment van deze ontbinding over de aanwezige activa verschuldigde btw of reeds voldane voorbelasting te berekenen en de te betalen belasting aan de staat af te dragen, zelfs indien deze vennootschap in de loop van haar liquidatie economische werkzaamheden blijft verrichten, en die nationale wettelijke regeling het recht op aftrek aldus afhankelijk stelt van de nakoming van deze verplichting.

      (zie punt 48, dictum 2)

    Top