Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62016CJ0531

    Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 17 mei 2018.
    Šiaulių regiono atliekų tvarkymo centras en „Ecoservice projektai”.
    Prejudiciële verwijzing – Richtlijn 2004/18/EG – Procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten – Bestaan van banden tussen inschrijvers die afzonderlijke inschrijvingen hebben ingediend voor dezelfde opdracht – Verplichtingen van de inschrijvers, de aanbestedende dienst en de nationale rechterlijke instantie.
    Zaak C-531/16.

    Zaak C‑531/16

    Šiaulių regiono atliekų tvarkymo centras

    en

    „Ecoservice projektai” UAB


    (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Lietuvos Aukščiausiasis Teismas)

    „Prejudiciële verwijzing – Richtlijn 2004/18/EG – Procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten – Bestaan van banden tussen inschrijvers die afzonderlijke inschrijvingen hebben ingediend voor dezelfde opdracht – Verplichtingen van de inschrijvers, de aanbestedende dienst en de nationale rechterlijke instantie”

    Samenvatting – Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 17 mei 2018

    1. Harmonisatie van de wetgevingen–Procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten–Richtlijn 2004/18–Indiening van de offertes–Indiening van afzonderlijke offertes door onderling verbonden ondernemingen–Toelaatbaarheid

      (Richtlijn 2004/18 van het Europees Parlement en de Raad, art. 2)

    2. Harmonisatie van de wetgevingen–Procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten–Richtlijn 2004/18–Gunning van de opdrachten–Beginsel van gelijke behandeling van de inschrijvers en beginsel van transparantie–Draagwijdte–Selectie- en gunningscriteria–Verplichting tot duidelijke en voorafgaande vaststelling–Eis die aan de inschrijvers wordt gesteld, maar noch in het nationale recht noch in het bestek voorkomt–Ontoelaatbaarheid

      (Richtlijn 2004/18 van het Europees Parlement en de Raad)

    3. Harmonisatie van de wetgevingen–Procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten–Richtlijn 2004/18–Indiening van de offertes–Indiening van afzonderlijke offertes door onderling verbonden ondernemingen–Verplichting voor de ondernemingen om deze banden mee te delen zonder dat het nationale recht of het bestek in een dergelijke verplichting voorziet–Geen–Mogelijkheid voor de aanbestedende dienst om de zelfstandigheid en de onafhankelijkheid van de offertes na te gaan–Voorwaarden

      (Richtlijn 2004/18 van het Europees Parlement en de Raad, art. 2)

    4. Harmonisatie van de wetgevingen–Procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten–Richtlijnen 89/665 en 2004/18–Verplichting voor de lidstaten om te voorzien in een beroepsprocedure–Bewijsregels–Beoordelingsbevoegdheid van de lidstaten–Grenzen–Eerbiediging van het gelijkwaardigheidsbeginsel en van het doeltreffendheidsbeginsel–Beoordeling van het bewijsniveau dat is vereist om aan te tonen dat door onderling verbonden ondernemingen ingediende offertes niet zelfstandig en niet onafhankelijk zijn

      [Richtlijn 2004/18 van het Europees Parlement en de Raad, art. 2; richtlijn 89/665 van de Raad, art. 1, lid 1, derde alinea, en 2, lid 1, b)]

    1.  Zie de tekst van de beslissing.

      (zie punten 21, 22)

    2.  Zie de tekst van de beslissing.

      (zie punt 23)

    3.  Artikel 2 van richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten, moet aldus worden uitgelegd dat:

      bij gebreke van een uitdrukkelijk voorschrift of een specifiek vereiste in de aanbesteding of in het bestek met de voorwaarden voor de gunning van een overheidsopdracht, verbonden inschrijvers die in dezelfde procedure afzonderlijke offertes indienen, niet verplicht zijn uit eigen beweging aan de aanbestedende dienst mee te delen welke banden er tussen hen bestaan;

      de aanbestedende dienst, wanneer hij over gegevens beschikt die twijfel doen rijzen over het zelfstandige en onafhankelijke karakter van de offertes van bepaalde inschrijvers, verplicht is om – in voorkomend geval door aanvullende informatie te vragen aan deze inschrijvers – na te gaan of hun offertes daadwerkelijk zelfstandig en onafhankelijk zijn. Indien blijkt dat deze offertes niet-zelfstandig en niet-onafhankelijk zijn, staat artikel 2 van richtlijn 2004/18 eraan in de weg dat de opdracht wordt gegund aan de inschrijvers die een dergelijke offerte hebben ingediend.

      (zie punten 26, 40 en dictum)

    4.  Zie de tekst van de beslissing.

      (zie punten 36‑38)

    Top