EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62016CJ0407

Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 26 oktober 2017.
„Aqua Pro” SIA tegen Valsts ieņēmumu dienests.
Prejudiciële verwijzing – Douane-unie – Communautair douanewetboek – Artikel 220, lid 1, en lid 2, onder b) – Navordering van rechten bij invoer of uitvoer – Begrip ‚boeking van invoerrechten’ – Besluit van de bevoegde douaneautoriteit – Termijn voor de indiening van een verzoek tot terugbetaling of kwijtschelding – Verplichting om de zaak naar de Europese Commissie te verwijzen – Bewijsgegevens in geval van een beroep tegen een besluit van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van invoer.
Zaak C-407/16.

Court reports – general – 'Information on unpublished decisions' section

Zaak C‑407/16

„Aqua Pro” SIA

tegen

Valsts ieņēmumu dienests

(verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Augstākās tiesas Administratīvo lietu departaments)

„Prejudiciële verwijzing – Douane-unie – Communautair douanewetboek – Artikel 220, lid 1, en lid 2, onder b) – Navordering van rechten bij invoer of uitvoer – Begrip ‚boeking van invoerrechten’ – Besluit van de bevoegde douaneautoriteit – Termijn voor de indiening van een verzoek tot terugbetaling of kwijtschelding – Verplichting om de zaak naar de Europese Commissie te verwijzen – Bewijsgegevens in geval van een beroep tegen een besluit van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van invoer”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 26 oktober 2017

  1. Eigen middelen van de Europese Unie–Navordering van rechten bij invoer of uitvoer–Boeking en mededeling van het bedrag van de rechten aan de schuldenaar–Begrip boeking

    (Verordening nr. 2913/92 van de Raad, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2700/2000, art. 217, lid 1, en 220, lid 1)

  2. Eigen middelen van de Europese Unie–Navordering van rechten bij invoer of uitvoer–Besluit van de bevoegde autoriteit houdende boeking achteraf van de rechten bij invoer en houdende verplichting van de importeur om deze te betalen–Betwisting door de importeur–Middelen die kunnen worden aangevoerd–Gewettigd vertrouwen–Gevolgen van het niet-indienen door de importeur van verzoek tot kwijtschelding of terugbetaling van de betrokken rechten–Geen

    [Verordening nr. 2913/92 van de Raad, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2700/2000, art. 220, lid 2, b), 236, 239 en 243]

  3. Eigen middelen van de Europese Unie–Navordering van rechten bij invoer of uitvoer–Boeking en mededeling van het bedrag van de rechten aan de schuldenaar –Mogelijkheid voor de douaneautoriteiten om niet over te gaan tot boeking achteraf van de niet geïnde rechten–Grenzen–Verplichting om zich in bepaalde gevallen tot de Commissie te wenden–Mogelijkheid om deze verplichting naast zich neer te leggen ingeval aan de voorwaarden van artikel 222, lid 2, onder b), van verordening nr. 2913/92 is voldaan–Uitgesloten

    [Verordening nr. 2913/92 van de Raad, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2700/2000, art. 220, lid 2, b); verordening nr. 2454/93 van de Commissie, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1335/2003, art. 869, onder b), en 871, leden 1 en 1]

  4. Eigen middelen van de Europese Unie–Navordering van rechten bij invoer of uitvoer–Voorwaarden voor niet-boeking van rechten bij invoer, genoemd in artikel 220, lid 2, b), van verordening nr. 2913/92–Bewijslast–Bewijsmiddelen–Verslag van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF)–Daaronder begrepen–Voorwaarden

    [Verordening nr. 2913/92 van de Raad, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2700/2000, art. 220, lid 2, b)]

  5. Eigen middelen van de Europese Unie–Navordering van rechten bij invoer of uitvoer–Voorwaarden voor niet-boeking van rechten bij invoer, genoemd in artikel 220, lid 2, b), van verordening nr. 2913/92–Bewijslast–Bewijsmiddelen–Informatie die bij een controle achteraf is verkregen–Voorrang van deze informatie boven die welke is opgenomen in een verslag van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF)–Geen

    [Verordening nr. 2913/92 van de Raad, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2700/2000, art. 220, lid 2, b)]

  6. Eigen middelen van de Europese Unie–Navordering van rechten bij invoer of uitvoer–Voorwaarden voor niet-boeking van rechten bij invoer, genoemd in artikel 220, lid 2, b), van verordening nr. 2913/92–Besluit waarbij de Commissie tot de slotsom komt dat niet behoeft te worden overgegaan tot boeking achteraf van de rechten–Dwingend karakter van de voor andere lidstaten in vergelijkbare gevallen verrichte beoordelingen

    [Verordening nr. 2913/92 van de Raad, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2700/2000, art. 220, lid 2, b); verordening nr. 2454/93 van de Commissie, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1335/2003, art. 873 en 875]

  7. Eigen middelen van de Europese Unie–Navordering van rechten bij invoer of uitvoer–Voorwaarden voor niet-boeking van rechten bij invoer, genoemd in artikel 220, lid 2, onder b), van verordening nr. 2913/92–Besluit waarbij de Commissie tot de slotsom komt dat niet behoeft te worden overgegaan tot boeking achteraf van de rechten–Dwingend karakter van de voor andere lidstaten in vergelijkbare gevallen verrichte beoordelingen–Beoordeling van de vergelijkbaarheid van de situatie waarop het besluit van de Commissie ziet, en die in een andere lidstaat–Controles achteraf die de douaneautoriteiten verrichten om de daartoe nodige informatie te verkrijgen–Toelaatbaarheid

    [Verordening nr. 2913/92 van de Raad, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2700/2000, art. 220, lid 2, b); verordening nr. 2454/93 van de Commissie, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1335/2003, art. 873 en 875]

  8. Eigen middelen van de Europese Unie–Navordering van rechten bij invoer of uitvoer–Voorwaarden voor niet-boeking van rechten bij invoer, genoemd in artikel 220, lid 2, b), van verordening nr. 2913/92–Cumulatieve voorwaarden–Vergissing van de bevoegde autoriteiten zelf–Verplichting van de importeur om te goeder trouw te handelen en bij twijfel de omstandigheden na te gaan waaronder het certificaat van oorsprong "formulier A" is afgegeven–Omvang

    [Verordening nr. 2913/92 van de Raad, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2700/2000, art. 220, lid 2, b)]

  1.  Artikel 217, lid 1, en artikel 220, lid 1, van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 2700/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2000, moeten aldus worden uitgelegd dat bij een navordering het door de autoriteiten vastgestelde bedrag aan verschuldigde rechten wordt geacht te zijn geboekt wanneer de douaneautoriteiten dit bedrag registreren in de boekhouding of op iedere andere drager die als zodanig dienstdoet, ongeacht of tegen de beslissing van de autoriteiten in verband met de boeking of de vaststelling van de verplichting tot betaling van de rechten een administratief beroep of een beroep in rechte is ingesteld.

    (zie punt 34, dictum 1)

  2.  Artikel 220, lid 2, onder b), en de artikelen 236, 239 en 243 van verordening nr. 2913/92, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2700/2000, moeten aldus worden uitgelegd dat een importeur zich in het kader van een administratief beroep of een beroep in rechte – in de zin van artikel 243 van deze verordening, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2700/2000 – tegen een besluit van de bevoegde belastingdienst om een bedrag aan invoerrechten achteraf te boeken en de importeur te verplichten tot betaling ervan, kan beroepen op een gewettigd vertrouwen krachtens artikel 220, lid 2, onder b), van deze verordening, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2700/2000, teneinde zich te verzetten tegen die boeking, ongeacht of hij overeenkomstig de procedure van de artikelen 236 en 239 van deze verordening, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2700/2000, heeft verzocht om kwijtschelding of terugbetaling van deze rechten.

    In dit verband moet worden vastgesteld dat het douanewetboek, met name in de artikelen 236 en 239 ervan, weliswaar in een specifieke procedure voorziet voor de kwijtschelding of terugbetaling van de douanerechten, met name voor gevallen waarin rechten in strijd met artikel 220, lid 2, onder b), van dit wetboek zijn geboekt, maar dat een belastingplichtige zich ook op deze bepaling kan beroepen teneinde zich tegen een boeking achteraf van de rechten bij invoer te verzetten, met name in het kader van een administratief beroep of een beroep in rechte in de zin van artikel 243 van dit wetboek. Luidens deze bepaling mag een belastingplichtige immers in het algemeen een administratief beroep of een beroep in rechte instellen tegen alle besluiten van de autoriteiten die betrekking hebben op de toepassing van de douanewetgeving en die hem rechtstreeks en individueel raken.

    (zie punten 43‑45, dictum 2)

  3.  Artikel 869, onder b), van verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van verordening nr. 2913/92, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1335/2003 van de Commissie van 25 juli 2003, moet aldus worden uitgelegd dat de douaneautoriteiten – bij gebreke van een besluit van of een procedure bij de Europese Commissie in de zin van artikel 871, lid 2, van deze verordening, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1335/2003 – in een situatie zoals die welke aan de orde is in het hoofdgeding, niet zelf mogen besluiten om niet over te gaan tot boeking achteraf van de niet-geïnde rechten, hetzij wanneer zij van mening zijn dat is voldaan aan de voorwaarden waaronder de betrokkene zich krachtens artikel 220, lid 2, onder b), van verordening nr. 2913/92, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2700/2000, kan beroepen op een gewettigd vertrouwen, en dat deze autoriteiten het dossier moeten verwijzen naar de Commissie, wanneer zij van mening zijn dat de Commissie een vergissing in de zin van voornoemde bepaling van verordening nr. 2913/92, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2700/2000, heeft begaan, hetzij wanneer de omstandigheden van het hoofdgeding verband houden met de resultaten van een onderzoek van de Europese Unie in de zin van artikel 871, lid 1, tweede streepje, van verordening nr. 2454/93, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1335/2003, of wanneer het bedrag van de in het hoofdgeding aan de orde zijnde rechten hoger is dan of gelijk is aan 500000 EUR.

    (zie punt 53, dictum 3)

  4.  Artikel 220, lid 2, onder b), van verordening nr. 2913/92, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2700/2000, moet aldus worden uitgelegd dat de in een verslag van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) opgenomen informatie betreffende het gedrag van de douaneautoriteiten van de staat van uitvoer en van de exporteur deel uitmaakt van het bewijs dat in aanmerking moet worden genomen om vast te stellen of is voldaan aan de voorwaarden waaronder een importeur zich krachtens deze bepaling op een gewettigd vertrouwen kan beroepen. Voor zover een dergelijk verslag, gelet op de daarin opgenomen informatie, evenwel niet volstaat om rechtens genoegzaam te bewijzen of daadwerkelijk in alle opzichten aan deze voorwaarden is voldaan, waarbij het aan de nationale rechterlijke instantie staat om dit na te gaan, kunnen de douaneautoriteiten gehouden zijn om hiertoe aanvullend bewijs aan te dragen, met name door controles achteraf te verrichten.

    (zie punt 62, dictum 4)

  5.  Artikel 220, lid 2, onder b), van verordening nr. 2913/92, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2700/2000, moet aldus worden uitgelegd dat het aan de verwijzende rechterlijke instantie staat om in het licht van alle concrete elementen van het hoofdgeding, en inzonderheid het bewijs dat partijen in het hoofdgeding in dit verband hebben aangedragen, te beoordelen of is voldaan aan de voorwaarden waaronder een importeur zich krachtens deze bepaling op een gewettigd vertrouwen kan beroepen. Bij deze beoordeling heeft informatie die bij een controle achteraf is verkregen, geen voorrang boven informatie die is opgenomen in een verslag van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF).

    (zie punt 66, dictum 5)

  6.  Artikel 875 van verordening nr. 2454/93, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1335/2003, moet aldus worden uitgelegd dat een lidstaat – onder de door de Europese Commissie overeenkomstig dit artikel gepreciseerde voorwaarden – aan de beoordelingen die deze instelling heeft verricht in een besluit dat zij krachtens artikel 873 van deze verordening, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1335/2003, ten aanzien van een andere lidstaat heeft vastgesteld, gebonden is in gevallen waarin zich feitelijk en juridisch vergelijkbare omstandigheden voordoen. Het staat aan de autoriteiten en de rechterlijke instanties van de betrokken lidstaat om – met name rekening houdend met de informatie betreffende het gedrag van de exporteur of de douaneautoriteiten van de staat van uitvoer, zoals die voortvloeit uit een verslag van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) waarop dat besluit is gebaseerd – te beoordelen of dit het geval is.

    (zie punt 71, dictum 6)

  7.  Artikel 220, lid 2, onder b), van verordening nr. 2913/92, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2700/2000, en artikel 875 van verordening nr. 2454/93, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1335/2003, moeten aldus worden uitgelegd dat de douaneautoriteiten alle controles achteraf mogen verrichten die zij nodig achten en de daarbij verkregen informatie mogen gebruiken, zowel om te beoordelen of is voldaan aan de voorwaarden waaronder een importeur zich krachtens artikel 220, lid 2, onder b), van verordening nr. 2913/92, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2700/2000, kan beroepen op een gewettigd vertrouwen, als om te bepalen of zich in een aan hen voorgelegd geval omstandigheden voordoen die feitelijk en juridisch vergelijkbaar zijn, in de zin van artikel 875 van verordening nr. 2454/93, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1335/2003, met die van een geval waarin de Europese Commissie overeenkomstig artikel 873 van verordening nr. 2454/93, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1335/2003, heeft besloten dat geen rechten hoeven te worden geboekt.

    (zie punt 75, dictum 7)

  8.  Artikel 220, lid 2, onder b), van verordening nr. 2913/92, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2700/2000, moet aldus worden uitgelegd dat het feit dat een importeur goederen heeft ingevoerd op basis van een distributieovereenkomst niet eraan afdoet dat hij zich op gewettigd vertrouwen kan beroepen, en dit onder dezelfde voorwaarden als een importeur die goederen heeft ingevoerd in het kader van een rechtstreekse koop van de exporteur, namelijk indien drie cumulatieve voorwaarden zijn vervuld. Allereerst moet inning van de rechten achterwege zijn gebleven ten gevolge van een vergissing van de bevoegde autoriteiten zelf, vervolgens moet die vergissing van dien aard zijn dat een belastingschuldige te goeder trouw deze redelijkerwijze niet kon ontdekken, en ten slotte moet laatstbedoelde voor zijn douaneaangifte aan alle geldende voorschriften hebben voldaan. In dit verband moet een dergelijke importeur de nodige voorzorgen nemen om zich tegen de risico’s van een procedure tot navordering te beschermen, en moet hij met name bij of na het sluiten van de distributieovereenkomst van de contractpartij met wie hij die overeenkomst heeft gesloten, alle bewijzen proberen verkrijgen die bevestigen dat voor deze goederen terecht een certificaat van oorsprong „formulier A” is afgegeven. Van een gewettigd vertrouwen in de zin van die bepaling is inzonderheid geen sprake wanneer deze importeur, hoewel hij duidelijke redenen heeft om te twijfelen aan de juistheid van een certificaat van oorsprong „formulier A”, bij voornoemde contractpartij geen inlichtingen heeft ingewonnen over de omstandigheden waarin dit certificaat is afgegeven, teneinde na te gaan of zijn twijfels gerechtvaardigd waren.

    (zie punt 87, dictum 8)

Top