EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62016CJ0049

Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 22 juni 2017.
Unibet International Ltd. tegen Nemzeti Adó- és Vámhivatal Központi Hivatala.
Prejudiciële verwijzing – Vrij verrichten van diensten – Beperkingen – Voorwaarden voor de verlening van een concessie voor de organisatie van online kansspelen – Onmogelijkheid voor de in andere lidstaten gevestigde particuliere marktdeelnemers om een dergelijke vergunning te verkrijgen.
Zaak C-49/16.

Court reports – general

Zaak C‑49/16

Unibet International Ltd.

tegen

Nemzeti Adó- és Vámhivatal Központi Hivatala

(verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Fővárosi Közigazgatási és Munkaügyi Bíróság)

„Prejudiciële verwijzing – Vrij verrichten van diensten – Beperkingen – Voorwaarden voor de verlening van een concessie voor de organisatie van online kansspelen – Onmogelijkheid voor de in andere lidstaten gevestigde particuliere marktdeelnemers om een dergelijke vergunning te verkrijgen”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 22 juni 2017

  1. Vrij verrichten van diensten–Beperkingen–Kansspelen–Nationale regeling waarbij een stelsel van concessies en vergunningen voor de organisatie van online kansspelen wordt ingesteld–Onmogelijkheid voor de in andere lidstaten gevestigde marktdeelnemers om in de praktijk een dergelijke concessie of vergunning te verkrijgen–Rechtvaardiging–Dwingende redenen van algemeen belang–Niet-nakoming van de transparantieverplichting

    (Art. 56 VWEU)

  2. Vrij verrichten van diensten–Beperkingen–Kansspelen–Nationale regeling waarbij een stelsel van concessies en vergunningen voor de organisatie van online kansspelen wordt ingesteld–Onverenigbaarheid met artikel 56 VWEU–Sancties voor de overtreders–Ontoelaatbaarheid

    (Art. 56 VWEU)

  1.  Artikel 56 VWEU moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale wettelijke regeling zoals die in het hoofdgeding, waarbij een stelsel van concessies en vergunningen voor de organisatie van online kansspelen wordt ingesteld, wanneer deze regels bevat die discrimineren ten aanzien van in andere lidstaten gevestigde aanbieders, of wanneer deze niet-discriminerende regels bevat die op niet-transparante wijze worden toegepast of aldus ten uitvoer worden gelegd dat bepaalde in andere lidstaten gevestigde inschrijvers zich niet of moeilijker kandidaat kunnen stellen.

    Wat in de eerste plaats een nationale regeling zoals die welke van kracht was op 25 juni 2014 betreft, staat vast dat een regel van een lidstaat zoals die in het hoofdgeding, op grond waarvan betrouwbare kansspelaanbieders gedurende ten minste tien jaar kansspelen op het grondgebied van die lidstaat moeten hebben georganiseerd, een verschil in behandeling instelt, doordat daarbij in andere lidstaten gevestigde kansspelaanbieders worden benadeeld ten opzichte van de betrokken nationale aanbieders, die gemakkelijker aan deze voorwaarde kunnen voldoen. Een dergelijk verschil in behandeling kan niet louter op grond van een doelstelling van algemeen belang worden gerechtvaardigd.

    Wat in de tweede plaats een nationale regeling zoals die welke van kracht was op 29 augustus 2014 betreft, doet de verplichting om ten minste drie jaar in een lidstaat kansspelen te hebben georganiseerd, geen voordeel ontstaan voor de in de lidstaat van ontvangst gevestigde aanbieders en kan zij haar rechtvaardiging vinden in een doelstelling van algemeen belang. Evenwel moeten de betrokken regels op transparante wijze worden toegepast ten aanzien van alle inschrijvers. Aan dat vereiste wordt niet voldaan door een nationale regeling zoals die in het hoofdgeding, waarvan de voorwaarden die daarbij worden vastgesteld voor de uitoefening van de bevoegdheden van de minister van Economie tijdens een dergelijke procedure, en de technische voorwaarden waaraan die de kansspelaanbieders bij het indienen van hun offerte moeten voldoen, niet voldoende precies waren bepaald.

    (zie punten 44‑48, dictum 1)

  2.  Artikel 56 VWEU moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen sancties zoals die in het hoofdgeding, die worden opgelegd wegens schending van de nationale wettelijke regeling waarbij een stelsel van concessies en vergunningen voor de organisatie van kansspelen wordt ingesteld, ingeval een dergelijke nationale wettelijke regeling in strijd met dat artikel blijkt te zijn.

    (zie punt 51, dictum 2)

Top