This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62015CJ0587
Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 15 juni 2017.
Lietuvos Respublikos transporto priemonių draudikų biuras tegen Gintaras Dockevičius en Jurgita Dockevičienė.
Prejudiciële verwijzing – Verzekering tegen wettelijke aansprakelijkheid voor de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen – Ongeval in 2006 tussen voertuigen die gewoonlijk op het grondgebied van verschillende lidstaten zijn gestald – Algemeen Reglement van de Raad van nationale bureaus van verzekeraars van de lidstaten – Onbevoegdheid van het Hof – Richtlijn 2009/103/EG – Niet-toepasselijkheid ratione temporis – Richtlijnen 72/166/EEG, 84/5/EEG en 2000/26/EG – Niet-toepasselijkheid ratione materiae – Artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Niet-toepasselijkheid – Geen uitvoering van het Unierecht.
Zaak C-587/15.
Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 15 juni 2017.
Lietuvos Respublikos transporto priemonių draudikų biuras tegen Gintaras Dockevičius en Jurgita Dockevičienė.
Prejudiciële verwijzing – Verzekering tegen wettelijke aansprakelijkheid voor de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen – Ongeval in 2006 tussen voertuigen die gewoonlijk op het grondgebied van verschillende lidstaten zijn gestald – Algemeen Reglement van de Raad van nationale bureaus van verzekeraars van de lidstaten – Onbevoegdheid van het Hof – Richtlijn 2009/103/EG – Niet-toepasselijkheid ratione temporis – Richtlijnen 72/166/EEG, 84/5/EEG en 2000/26/EG – Niet-toepasselijkheid ratione materiae – Artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Niet-toepasselijkheid – Geen uitvoering van het Unierecht.
Zaak C-587/15.
Court reports – general
Zaak C‑587/15
Lietuvos Respublikos transporto priemonių draudikų biuras
tegen
Gintaras Dockevičius
en
Jurgita Dockevičienė
(verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Lietuvos Aukščiausiasis Teismas)
„Prejudiciële verwijzing – Verzekering tegen wettelijke aansprakelijkheid voor de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen – Ongeval in 2006 tussen voertuigen die gewoonlijk op het grondgebied van verschillende lidstaten zijn gestald – Algemeen Reglement van de Raad van nationale bureaus van verzekeraars van de lidstaten – Onbevoegdheid van het Hof – Richtlijn 2009/103/EG – Niet-toepasselijkheid ratione temporis – Richtlijnen 72/166/EEG, 84/5/EEG en 2000/26/EG – Niet-toepasselijkheid ratione materiae – Artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Niet-toepasselijkheid – Geen uitvoering van het Unierecht”
Samenvatting – Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 15 juni 2017
Prejudiciële vragen–Bevoegdheid van het Hof–Handelingen van instellingen–Overeenkomst tussen nationale bureaus van verzekeraars waarin is voorzien in de richtlijn betreffende de verzekering tegen wettelijke aansprakelijkheid voor de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen–Daarvan uitgesloten
(Art. 267 VWEU; richtlijn 72/166 van de Raad)
Harmonisatie van de wetgevingen–Verzekering tegen wettelijke aansprakelijkheid voor de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen–Richtlijn 2009/103–Niet-toepasselijkheid ratione temporis–Richtlijnen 72/166, 84/5 en 2000/26–Niet-toepasselijkheid ratione materiae–Artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie–Niet-toepasselijkheid–Geen uitvoering van het Unierecht–Rechtspraak van de nationale rechterlijke instantie–Toelaatbaarheid
(Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 47; richtlijnen 2000/26 en 2009/103 van het Europees Parlement en de Raad; richtlijnen 72/166 en 84/5 van de Raad)
Zie de tekst van de beslissing.
(zie punten 35‑40 en dictum)
Aangezien richtlijn 2009/103/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en de controle op de verzekering tegen deze aansprakelijkheid ratione temporis niet van toepassing is op het hoofdgeding, en richtlijn 72/166/EEG van de Raad van 24 april 1972 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en de controle op de verzekering tegen deze aansprakelijkheid, zoals gewijzigd bij richtlijn 2005/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005, richtlijn 84/5/EEG van de Raad van 30 december 1983 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven, zoals gewijzigd bij richtlijn 2005/14, en richtlijn 2000/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 mei 2000 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en houdende wijziging van de richtlijnen 73/239/EEG en 88/357/EEG van de Raad ratione materiae niet van toepassing zijn op dit geding, en bijgevolg artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, bij gebreke van uitvoering van het Unierecht in de zin van artikel 51, lid 1, van het Handvest, ook niet van toepassing is op het geding, moeten die richtlijnen en artikel 47 van het Handvest aldus worden uitgelegd dat zij in casu niet in de weg staan aan de gevolgen die voortvloeien uit de rechtspraak van de verwijzende rechterlijke instantie volgens welke het aan het Lietuvos Respublikos transporto priemonių draudikų biuras (bureau van autoverzekeraars van de Republiek Litouwen) staat om bij het instellen van een regresvordering alle factoren aan te tonen waaruit blijkt dat verweerders in het hoofdgeding wettelijk aansprakelijk zijn voor het ongeval dat op 20 juli 2006 heeft plaatsgevonden.
(zie punt 45 en dictum)