Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62015CJ0415

    Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 15 maart 2017.
    Stichting Woonpunt e.a. tegen Europese Commissie.
    Hogere voorziening – Staatssteun – Bestaande steun – Artikel 108, lid 1, VWEU – Steunregelingen ten behoeve van sociale woningcorporaties – Verordening (EG) nr. 659/1999 – Artikelen 17, 18 en 19 – Beoordeling door de Commissie van de verenigbaarheid van een bestaande steunregeling met de interne markt – Voorstel voor dienstige maatregelen – Verbintenissen door de nationale autoriteiten aangegaan om zich te conformeren aan het Unierecht – Verenigbaarheidsbesluit – Omvang van de rechterlijke toetsing – Rechtsgevolgen.
    Zaak C-415/15 P.

    Court reports – general

    Zaak C‑415/15 P

    Stichting Woonpunt e.a.

    tegen

    Europese Commissie

    „Hogere voorziening – Staatssteun – Bestaande steun – Artikel 108, lid 1, VWEU – Steunregelingen ten behoeve van sociale woningcorporaties – Verordening (EG) nr. 659/1999 – Artikelen 17, 18 en 19 – Beoordeling door de Commissie van de verenigbaarheid van een bestaande steunregeling met de interne markt – Voorstel voor dienstige maatregelen – Verbintenissen door de nationale autoriteiten aangegaan om zich te conformeren aan het Unierecht – Verenigbaarheidsbesluit – Omvang van de rechterlijke toetsing – Rechtsgevolgen”

    Samenvatting – Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 15 maart 2017

    1. Steunmaatregelen van de staten–Bestaande steun–Permanent onderzoek door de Commissie met de lidstaten–Beoordeling door de Commissie van de verenigbaarheid van een steunmaatregel met de interne markt–Voorstel voor vaststelling door de lidstaten van dienstige maatregelen om een onverenigbaarheid te verhelpen–Aanvaarding door de lidstaten–Besluit van de Commissie om die maatregelen dwingend te maken–Beroep ingesteld door de steunontvanger–Mogelijkheid om op te komen tegen het oordeel van de Commissie over de onverenigbaarheid van de steunmaatregel

      (Art. 108, lid 1, VWEU; Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 47; verordening nr. 659/1999 van de Raad, art. 18 en 19, lid 1)

    2. Beroep tot nietigverklaring–Handelingen waartegen beroep kan worden ingesteld–Voorbereidende handelingen–Daarvan uitgesloten–Brief van de Commissie waarin twijfel wordt geuit over de verenigbaarheid van een steunmaatregel met de interne markt en dienstige maatregelen worden voorgesteld–Handeling die een etappe vormt in de procedure van uitwerking van een besluit waarbij de onverenigbaarheid van de steunmaatregel met de interne markt wordt vastgesteld–Daarvan uitgesloten

      (Art. 263 VWEU; verordening nr. 659/1999 van de Raad, art. 17)

    3. Steunmaatregelen van de staten–Besluit van de Commissie houdende vaststelling dat een steunmaatregel onverenigbaar is met de interne markt–Beoordelingsbevoegdheid van de Commissie–Ingewikkelde economische beoordeling–Rechterlijke toetsing–Grenzen

      (Art. 107 VWEU en 108 VWEU)

    4. Steunmaatregelen van de staten–Bestaande steun–Permanent onderzoek door de Commissie met de lidstaten–Maatregelen die de lidstaten in het kader van dat onderzoek worden voorgesteld–Aanvaarding door de staten–Dwingende werking–Voorwaarden

      (Art. 108, lid 1, VWEU; verordening nr. 659/1999 van de Raad, art. 19, lid 1)

    1.  Een besluit waarbij de Commissie de verplichtingen die een lidstaat heeft aanvaard teneinde de verenigbaarheid van een bestaande steunregeling met de interne markt te verzekeren, dwingend maakt, veronderstelt noodzakelijkerwijs dat de Commissie eerst een beoordeling heeft verricht over de verenigbaarheid van de betrokken steunregeling met de interne markt, en dat zij, na rekening te hebben gehouden met de door de betrokken lidstaat verstrekte informatie, tot de slotsom is gekomen dat die regeling niet of niet langer verenigbaar is met de interne markt, zodat dienstige maatregelen nodig zijn om die onverenigbaarheid te verhelpen. De aldus door de Commissie verrichte beoordeling en de daaraan door haar verbonden slotsom kunnen niet aan de toetsing door de rechterlijke instantie van de Unie worden onttrokken, omdat anders inbreuk wordt gemaakt op het recht van de begunstigden van de bestaande steunregeling op effectieve rechterlijke bescherming zoals gewaarborgd in artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

      Een besluit waarbij de Commissie de verplichtingen die een lidstaat heeft aanvaard teneinde de verenigbaarheid van een bestaande steunregeling met de interne markt te verzekeren, krachtens artikel 18 van verordening nr. 659/1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 VWEU, juncto artikel 19, lid 1, van die verordening, dwingend maakt, kan inbreuk maken op de belangen van de begunstigden van die regeling, voor zover het is gebaseerd op de eerdere vaststelling van de onverenigbaarheid van een bestaande steunregeling met de interne markt. Het recht van begunstigden van een bestaande steunregeling op effectieve rechterlijke bescherming veronderstelt dus dat dezen in het kader van een beroep gericht tegen een dergelijk besluit ook kunnen opkomen tegen het oordeel van de Commissie over die regeling alsmede tegen de slotsom van die instelling dat die regeling niet verenigbaar is met de interne markt, en dat derhalve dienstige maatregelen nodig zijn teneinde die onverenigbaarheid weg te nemen.

      Aan deze slotsom wordt niet afgedaan door het argument dat het litigieuze oordeel niet definitief is. De procedure van onderzoek van bestaande steunregelingen krachtens artikel 108, lid 1, VWEU leidt immers niet tot een formele vaststelling van onverenigbaarheid, doch dit neemt niet weg dat de slotsom dat een bestaande steunregeling onverenigbaar is met de interne markt en het voorstel voor dienstige maatregelen dat die slotsom noodzakelijkerwijs impliceert, wanneer de Commissie de aanvaarding van die maatregelen door de betrokken lidstaat heeft vastgelegd, dezelfde rechtsgevolgen hebben als die welke een formele vaststelling voor die staat heeft.

      (zie punten 38‑40, 43, 50‑52)

    2.  Tussenmaatregelen die ertoe strekken het eindbesluit voor te bereiden, vormen in beginsel geen handelingen waartegen beroep tot nietigverklaring kan worden ingesteld. Een beroep tot nietigverklaring dat is gericht tegen handelingen waarin de Commissie haar voorlopig standpunt kenbaar maakt, zou de Unierechter immers kunnen nopen punten te beoordelen waarover de betrokken instelling zich nog niet heeft kunnen uitspreken, waardoor op de discussie ten gronde zou worden vooruitgelopen en de verschillende fasen van de administratieve en de gerechtelijke procedure door elkaar zouden gaan lopen.

      Voorts kan tegen een tussenhandeling evenmin beroep worden ingesteld indien vaststaat dat de eventuele onrechtmatigheid daarvan kan worden aangevoerd tot staving van een beroep tegen het eindbesluit ter voorbereiding waarvan deze handeling is vastgesteld. In die omstandigheden waarborgt het beroep dat kan worden ingesteld tegen het besluit waarmee de procedure wordt beëindigd, voldoende rechtsbescherming. Dit is het geval met een brief van de Commissie uit hoofde van artikel 17 van verordening nr. 659/1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 VWEU, waarin twijfel wordt geuit over de verenigbaarheid van een steunmaatregel met de interne markt en dienstige maatregelen worden voorgesteld, aangezien die brief een eerste etappe vormt van de uitwerking van een besluit waarbij de onverenigbaarheid van de steunmaatregel met de interne markt wordt vastgesteld, en die twijfel door dat besluit wordt bevestigd. Een verzoeker kan derhalve niet worden verhinderd om zich tot staving van zijn beroep tegen dat besluit te beroepen op een onrechtmatigheid die invloed heeft gehad op de beoordeling in die brief.

      (zie punten 44‑48)

    3.  Zie de tekst van de beslissing.

      (zie punt 53)

    4.  De dienstige maatregelen die de Commissie krachtens artikel 108, lid 1, VWEU voorstelt, hebben, voor zover de lidstaat ze aanvaardt, voor hem dwingende werking, zoals bepaald in artikel 19, lid 1, tweede volzin, van verordening nr. 659/1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 VWEU. Deze aanvaarding heeft echter alleen rechtsgevolgen indien zij aan de instelling wordt meegedeeld en door deze wordt vastgelegd en aan de lidstaat wordt meegedeeld overeenkomstig artikel 19, lid 1, eerste volzin, van deze verordening.

      (zie punt 63)

    Top