Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62015CJ0323

    Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 15 maart 2017.
    Polynt SpA tegen Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA).
    Hogere voorziening – Verordening (EG) nr. 1907/2006 (REACH‑verordening) – Artikel 57, onder f) – Autorisatie – Zeer zorgwekkende stoffen – Identificatie – Even zorgwekkende stoffen – Cyclohexaan-1,2-dicarbonzuuranhydride, cis-cyclohexaan-1,2-dicarbonzuuranhydride en trans-cyclohexaan-1,2-dicarbonzuuranhydride.
    Zaak C-323/15 P.

    Court reports – general

    Zaak C‑323/15 P

    Polynt SpA

    tegen

    Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA)

    „Hogere voorziening – Verordening (EG) nr. 1907/2006 (REACH‑verordening) – Artikel 57, onder f) – Autorisatie – Zeer zorgwekkende stoffen – Identificatie – Even zorgwekkende stoffen – Cyclohexaan-1,2-dicarbonzuuranhydride, cis-cyclohexaan-1,2-dicarbonzuuranhydride en trans-cyclohexaan-1,2-dicarbonzuuranhydride”

    Samenvatting – Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 15 maart 2017

    Harmonisatie van de wetgevingen – Registratie, beoordeling en autorisatie van chemische stoffen – REACH-verordening – Zeer zorgwekkende stoffen – Identificatieprocedure – Vaststelling van de graad van zorgwekkendheid van een stof – Inaanmerkingneming van de gegevens over de blootstelling van de mens als weerspiegeling van geldende risicobeheersmaatregelen – Toelaatbaarheid

    [Verordeningen van het Europees Parlement en de Raad nr. 1907/2006, art. 57, f), en bijlagen I en XV, en nr. 1272/2008, bijlage I]

    Voor de identificatie van andere stoffen dan stoffen die voldoen aan de criteria voor indeling als stoffen die kankerverwekkend, mutageen of giftig voor de voortplanting zijn (CMR-stoffen), als stoffen die persistent, bioaccumulerend en toxisch zijn (PBT-stoffen) of als stoffen die zeer persistent en zeer bioaccumulerend zijn (zPzB‑stoffen), vereist artikel 57, onder f), van verordening nr. 1907/2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH) dat geval per geval op basis van wetenschappelijke gegevens wordt aangetoond dat de betrokken stoffen waarschijnlijk ernstige gevolgen voor de gezondheid van de mens of voor het milieu hebben en voorts dat die gevolgen even zorgwekkend zijn als die van CMR-, PBT- of zPzB‑stoffen. Die voorwaarden zijn cumulatief, zodat een stof niet als zeer zorgwekkend kan worden geïdentificeerd indien aan een van die voorwaarden niet is voldaan.

    Zoals is vermeld in punt 2 van bijlage XV bij verordening nr. 1907/2006, is het onderzoek van de eerste voorwaarde gebaseerd op een beoordeling van de gevaren voor de gezondheid of voor het milieu op basis van de gegevens die onder de relevante delen van de punten 1 tot en met 4 van bijlage I bij die verordening vallen. Het is derhalve overduidelijk dat die eerste voorwaarde van artikel 57, onder f), van die verordening vereist dat de gevaren die voortkomen uit de intrinsieke eigenschappen van de betrokken stof, worden geanalyseerd. In dit verband vormt de indeling van een stof in bijlage I bij verordening nr. 1272/2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels een relevante, maar geen doorslaggevende factor. Dat een stof behoort tot een van de in die verordening voorziene klassen van stoffen die gevaarlijk zijn voor de menselijke gezondheid en het milieu, kan volstaan om aan te tonen dat waarschijnlijk ernstige gevolgen voor de gezondheid van de mens of voor het milieu zullen intreden. Het behoren tot een gevarenklasse is in dit verband evenwel noch een noodzakelijke, noch een voldoende voorwaarde.

    Wat de tweede voorwaarde van artikel 57, onder f), van verordening nr. 1907/2006 betreft, bevat die bepaling geen criteria of preciseringen betreffende de aard van de zorgen waarmee rekening kan worden gehouden bij de identificatie van een stof die geen CMR-, PBT- of zPzB‑stof is. In dit verband verbiedt artikel 57, onder f), van verordening nr. 1907/2006, door te bepalen dat stoffen geval per geval kunnen worden vastgesteld indien de ernstige gevolgen ervan voor de gezondheid van de mens even zorgwekkend zijn als die van CMR-stoffen, niet om andere gegevens in aanmerking te nemen dan gegevens over de gevaren die voortkomen uit de intrinsieke eigenschappen van de betrokken stoffen. Door rekening te houden met gegevens over de blootstelling van de mens als weerspiegeling van geldende risicobeheersmaatregelen, indien deze bestaan, bij de toetsing van de tweede voorwaarde van die bepaling, kunnen derhalve, voor stoffen die geen CMR-, PBT- of zPzB‑stoffen zijn, de factoren worden gepreciseerd op basis waarvan toepassing van de autorisatieprocedure in het licht van alle beschikbare gegevens het meest geschikt lijkt, gelet op de bezorgdheid over de ernstige gevolgen van die stoffen voor de gezondheid of voor het milieu.

    (zie punten 26‑28, 31, 32, 40, 41)

    Top