Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62015CJ0300

    Arrest van het Hof (Tiende kamer) van 26 mei 2016.
    Charles Kohll en Sylvie Kohll-Schlesser tegen Directeur de l'administration des contributions directes.
    Prejudiciële verwijzing – Artikelen 21 en 45 VWEU – Vrij verkeer en verblijf van personen en werknemers – Inkomstenbelasting – Ouderdomspensioen – Belastingkrediet voor gepensioneerden – Voorwaarden voor toekenning – Bezit van een door de nationale administratie afgegeven loonbelastingverklaring.
    Zaak C-300/15.

    Court reports – general

    Zaak C‑300/15

    Charles Kohll

    en

    Sylvie Kohll-Schlesser

    tegen

    Directeur de l’administration des contributions directes

    [verzoek om een prejudiciële beslissing,

    ingediend door het Tribunal administratif (Luxemburg)]

    „Prejudiciële verwijzing — Artikelen 21 en 45 VWEU — Vrij verkeer en verblijf van personen en werknemers — Inkomstenbelasting — Ouderdomspensioen — Belastingkrediet voor gepensioneerden — Voorwaarden voor toekenning — Bezit van een door de nationale administratie afgegeven loonbelastingverklaring”

    Samenvatting – Arrest van het Hof (Tiende kamer) van 26 mei 2016

    1. Vrij verkeer van personen – Werknemers – Verdragsbepalingen – Personele werkingssfeer – Staatsburger van een lidstaat die in die lidstaat woont en een ouderdomspensioen ontvangt dat hem door een in een andere lidstaat gevestigde uitkeerder wordt betaald uit hoofde van een vroegere dienstbetrekking in die lidstaat – Daaronder begrepen

      (Art. 45 VWEU)

    2. Burgerschap van de Unie – Verdragsbepalingen – Personele werkingssfeer – Staatsburger van een lidstaat die in die lidstaat woont en een ouderdomspensioen ontvangt dat hem door een in een andere lidstaat gevestigde uitkeerder wordt betaald uit hoofde van zijn verblijf in die lidstaat – Daaronder begrepen

      (Art. 21 VWEU)

    3. Prejudiciële vragen – Bevoegdheid van het Hof – Identificatie van de relevante elementen van Unierecht

      (Art. 267 VWEU)

    4. Vrij verkeer van personen – Werknemers – Gelijke behandeling – Inkomstenbelasting – Nationale regeling die het voordeel van een belastingkrediet voorbehoudt aan belastingplichtigen die een in die lidstaat belastbaar ouderdomspensioen ontvangen en in het bezit zijn van een door de nationale administratie afgegeven loonbelastingverklaring – Ontoelaatbaarheid – Rechtvaardiging – Geen

      (Art. 21 VWEU en 45 VWEU)

    1.  Een burger en inwoner van een lidstaat kan zich op artikel 45 VWEU beroepen met betrekking tot het ouderdomspensioen dat wordt uitgekeerd uit hoofde van een vroegere dienstbetrekking in een andere lidstaat dan die waarvan hij staatsburger is of waarin hij ten tijde van de feiten van het hoofdgeding woonde, ongeacht of hij, na in die lidstaat te hebben gewerkt, in zijn lidstaat van herkomst is gaan wonen om daar een dienstbetrekking te zoeken of te vervullen.

      (cf. punt 28)

    2.  Zie de tekst van de beslissing.

      (cf. punt 32)

    3.  Zie de tekst van de beslissing.

      (cf. punt 35)

    4.  De artikelen 21 VWEU en 45 VWEU moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen nationale wettelijke belastingregeling die het voordeel van een belastingkrediet voor gepensioneerden voorbehoudt aan de belastingplichtigen die in het bezit zijn van een loonbelastingverklaring, aangezien die niet wordt afgegeven wanneer over dit pensioen, hoewel het in de woonstaat van de belastingplichtige belastbaar is, in die lidstaat geen bronbelasting wordt ingehouden, met name op grond van het feit dat de uitkeerder van dat pensioen in een andere lidstaat is gevestigd.

      Wat meer bepaald artikel 45 VWEU betreft, kan de nationale wettelijke regeling, door een verschil in behandeling tussen in de betrokken lidstaat woonachtige belastingplichtigen in te voeren, afhankelijk van de lidstaat waaruit het door hen genoten en in die lidstaat belastbare pensioen afkomstig is, en door te weigeren het belastingkrediet toe te kennen aan de belastingplichtigen die hun pensioen uitgekeerd krijgen door een in een andere lidstaat gevestigde uitkeerder, werknemers ervan weerhouden om in een andere lidstaat werk te zoeken en te aanvaarden. Aangezien het belastingvoordeel in de vorm van het belastingkrediet wordt geweigerd aan een belastingplichtige die zijn recht heeft uitgeoefend om vrij te reizen en te verblijven in een andere lidstaat dan de lidstaat waarvan hij staatsburger is en die, wegens zijn verblijf in die andere lidstaat, een pensioen geniet dat hem wordt uitgekeerd door een in die laatste lidstaat gevestigde uitkeerder, wordt deze belastingplichtige, wat artikel 21 VWEU betreft, benadeeld ten opzichte van belastingplichtigen die hun recht om vrij in een andere lidstaat te reizen en te verblijven niet hebben uitgeoefend.

      Een dergelijk verschil in behandeling vindt geen verklaring in een objectief verschil in situatie. Het belastingkrediet is immers ingevoerd met het oog op een selectief belastingbeleid ten gunste van personen die behoren tot de sociaal meest kwetsbare lagen van de bevolking, door hen door een dergelijk belastingvoordeel een hoger beschikbaar inkomen te laten genieten. Ten aanzien van een dergelijke doelstelling bevindt een ingezeten belastingplichtige die een ouderdomspensioen geniet dat uit een andere lidstaat afkomstig is, zich echter niet noodzakelijkerwijs in een andere situatie dan een ingezeten belastingplichtige die een dergelijk pensioen van een in zijn woonstaat gevestigde uitkeerder ontvangt, aangezien die belastingplichtigen beiden tot de sociaal meest kwetsbare lagen van de bevolking kunnen behoren. Een dergelijk verschil in behandeling kan niet worden gerechtvaardigd door overwegingen van administratieve en praktische aard of door de noodzaak om de samenhang van het nationale belastingstelsel te bewaren. In de eerste plaats worden immers noch het stelsel van de inhouding aan de bron noch de adequaatheid en praktische aard van de afgifte van een belastingverklaring bestreden, maar de absolute weigering om een belastingvoordeel toe te kennen wanneer de belastingplichtige in kwestie niet in staat is om een dergelijke verklaring over te leggen, ook al voldoet hij aan de andere voorwaarden om voor dat voordeel in aanmerking te komen. Het valt evenwel niet a priori uit te sluiten dat een belastingplichtige in staat is de relevante bewijsstukken over te leggen aan de hand waarvan de belastingautoriteiten van de lidstaat van heffing duidelijk en nauwkeurig kunnen controleren dat inkomsten zijn genoten uit een pensioen dat uit een andere lidstaat afkomstig is, en wat de aard daarvan is. In de tweede plaats wordt het aan de orde zijnde belastingvoordeel niet gecompenseerd door een bepaalde heffing.

      (cf. punten 38, 40, 41, 44, 47, 48, 50, 53‑55, 61‑63 en dictum)

    Top