Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62015CJ0292

    Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 27 oktober 2016.
    Hörmann Reisen GmbH tegen Stadt Augsburg en Landkreis Augsburg.
    Prejudiciële verwijzing – Overheidsopdrachten – Openbaar personenvervoer per bus – Verordening (EG) nr. 1370/2007 – Artikel 4, lid 7 – Onderaanneming – Verplichting voor de exploitant om een aanzienlijk deel van de openbaarvervoersdiensten zelf uit te voeren – Omvang – Artikel 5, lid 1 – Procedure voor gunning van de opdracht – Gunning van de opdracht overeenkomstig richtlijn 2004/18/EG.
    Zaak C-292/15.

    Court reports – general

    Zaak C‑292/15

    Hörmann Reisen GmbH

    tegen

    Stadt Augsburg

    en

    Landkreis Augsburg

    (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Vergabekammer Südbayern)

    „Prejudiciële verwijzing — Overheidsopdrachten — Openbaar personenvervoer per bus — Verordening (EG) nr. 1370/2007 — Artikel 4, lid 7 — Onderaanneming — Verplichting voor de exploitant om een aanzienlijk deel van de openbaarvervoersdiensten zelf uit te voeren — Omvang — Artikel 5, lid 1 — Procedure voor gunning van de opdracht — Gunning van de opdracht overeenkomstig richtlijn 2004/18/EG”

    Samenvatting – Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 27 oktober 2016

    1. Prejudiciële vragen – Voorlegging aan het Hof – Nationale rechterlijke instantie in de zin van artikel 276 VWEU – Begrip – Beroepsinstantie die bevoegd is ter zake van het plaatsen van overheidsopdrachten – Daaronder begrepen

      (Art. 267 VWEU)

    2. Harmonisatie van de wetgevingen – Procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten – Richtlijn 2014/24 – Toepassing ratione temporis – Besluit van de aanbestedende dienst waarbij deze kiest welk type gunningsprocedure hij zal volgen, en dat is vastgesteld vóór het verstrijken van de termijn voor omzetting van die richtlijn in nationaal recht – Niet-toepasselijkheid van de richtlijn

      (Richtlijn 2014/24 van het Europees Parlement en de Raad, art. 90, lid 1)

    3. Vervoer – Openbaar personenvervoer per spoor en over de weg – Verordening nr. 1370/2007 – Gunning van openbaredienstcontracten betreffende openbaar personenvervoer per bus – Toepasselijke bepalingen

      (Verordening nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad, art. 4, lid 7, en 5, lid 1; richtlijn 2004/18 van het Europees Parlement en de Raad, art. 25)

    4. Vervoer – Openbaar personenvervoer per spoor en over de weg – Verordening nr. 1370/2007 – Gunning van openbaredienstcontracten betreffende openbaar personenvervoer per bus – Beoordelingsbevoegdheid van de aanbestedende diensten met betrekking tot de intensiteit van het gebruik van onderaanneming – Verplichting om een aanzienlijk deel van de diensten zelf uit te voeren, opgelegd aan de marktdeelnemer aan wie de opdracht is gegund – Toelaatbaarheid

      (Verordening nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad, art. 4, lid 7)

    1.  Zie de tekst van de beslissing.

      (zie punten 28, 29)

    2.  Zie de tekst van de beslissing.

      (zie punt 32)

    3.  Artikel 5, lid 1, van verordening nr. 1370/2007 betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg moet aldus worden uitgelegd dat bij een gunningsprocedure voor een opdracht voor openbaar personenvervoer per bus, artikel 4, lid 7, van die verordening op deze opdracht van toepassing blijft.

      Artikel 5, lid 1, tweede zin, van verordening nr. 1370/2007 bevat immers een afwijking op de in artikel 5, lid 1, eerste zin, van deze verordening vastgelegde algemene regel – volgens welke een openbaredienstcontract voor openbaar personenvervoer per bus in beginsel moet worden gegund volgens de voorschriften van deze verordening – en de exacte reikwijdte van deze afwijking is vervolgens gepreciseerd in artikel 5, lid 1, derde zin, van die verordening, waarin de niet-toepasselijkheid van artikel 5, leden 2 tot en met 6, daarvan tot uitdrukking is gebracht. Geen enkele andere bepaling van dat artikel 5 of van verordening nr. 1370/2007 breidt de reikwijdte van die afwijking verder uit. Hieruit volgt dat voor de gunning van een opdracht voor openbaar personenvervoer per bus alleen de bepalingen van artikel 5, leden 2 tot en met 6, van verordening nr. 1370/2007 niet van toepassing zijn, terwijl de andere bepalingen van deze verordening van toepassing blijven.

      Bovendien moet, aangezien zowel artikel 4, lid 7, van die verordening als artikel 25 van richtlijn 2004/18 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1336/2013, regels inzake onderaanneming bevat, worden geoordeeld dat de eerste bepaling een speciale regel vormt ten opzichte van de regels waarin de tweede bepaling voorziet, en derhalve als lex specialis voorrang heeft op deze regels.

      (zie punten 36, 39‑41, 47, 48, dictum 1)

    4.  Artikel 4, lid 7, van verordening nr. 1370/2007 betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg moet aldus worden uitgelegd dat het zich er niet tegen verzet dat het aandeel van de diensten dat de exploitant die is belast met het beheer en de exploitatie van een dienst van openbaar personenvervoer per bus zelf dient te verrichten, door de aanbestedende dienst wordt vastgesteld op 70 %.

      De Uniewetgever heeft immers, wat de onderaanneming van het beheer en de exploitatie van een onder die verordening vallende openbare vervoersdienst betreft, aan de bevoegde autoriteiten een ruime beoordelingsbevoegdheid toegekend. Aangezien het een aanbestedende dienst vrij staat om bij plaatsing van een opdracht overeenkomstig artikel 4, lid 7, van verordening nr. 1370/2007 degene aan wie de opdracht is gegund, te verbieden een dienst van openbaar personenvervoer per bus in onderaanneming te geven, omvat de in het vorige punt genoemde ruime beoordelingsbevoegdheid de mogelijkheid om onderaanneming voor slechts een deel van een opdracht te verbieden. Bovendien staat artikel 4, lid 7, tweede zin, van verordening nr. 1370/2007 niet toe dat, wanneer de onderaanneming wordt overwogen in het kader van het beheer en de verrichting van diensten van openbaar personenvervoer per bus, de desbetreffende opdracht volledig door onderaannemers wordt verricht, aangezien hierin wordt bepaald dat de exploitant die belast is met het beheer en de verrichting van diensten op het gebied van openbaar personenvervoer, verplicht is om een aanzienlijk deel van deze diensten zelf uit te voeren. Alleen in het geval waarin het openbaredienstcontract tegelijkertijd ontwerp, bouw en exploitatie van diensten op het gebied van openbaar personenvervoer bestrijkt, mag overeenkomstig artikel 4, lid 7, derde zin, van deze verordening worden toegestaan dat de exploitatie van die diensten volledig door onderaannemers wordt verricht.

      (zie punten 51‑53, 57, dictum 2)

    Top