EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62015CJ0145

Arrest van het Hof (Achtste kamer) van 17 maart 2016.
K. Ruijssenaars e.a. tegen Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu.
Luchtvervoer – Verordening (EG) nr. 261/2004 – Artikel 7 – Compensatie voor passagiers in geval van annulering of van meer dan drie uur vertraging van een vlucht – Artikel 16 – Nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor de handhaving van de verordening – Bevoegdheid – Handhavend optreden tegen de luchtvaartmaatschappij opdat deze de aan een passagier verschuldigde compensatie betaalt.
Gevoegde zaken C-145/15 en C-146/15.

Court reports – general

Gevoegde zaken C‑145/15 en C‑146/15

K. Ruijssenaars e.a.

tegen

Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu

[verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Raad van State (Nederland)]

„Luchtvervoer — Verordening (EG) nr. 261/2004 — Artikel 7 — Compensatie voor passagiers in geval van annulering of van meer dan drie uur vertraging van een vlucht — Artikel 16 — Nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor de handhaving van de verordening — Bevoegdheid — Handhavend optreden tegen de luchtvaartmaatschappij opdat deze de aan een passagier verschuldigde compensatie betaalt”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Achtste kamer) van 17 maart 2016

Vervoer – Luchtvervoer – Verordening nr. 261/2004 – Compensatie voor en bijstand aan luchtreizigers – Langdurige vertraging van vluchten – Nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor de handhaving van de verordening – Verplichting om handhavend op te treden tegen een luchtvaartmaatschappij opdat deze de aan een passagier verschuldigde compensatie betaalt – Geen

(Verordening nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad, overweging 21 en art. 7, lid 1, en 16)

Artikel 16 van verordening nr. 261/2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening nr. 295/91moet in die zin worden uitgelegd dat de door elke lidstaat overeenkomstig lid 1 van dit artikel aangewezen instantie, waarbij door een passagier een individuele klacht is ingediend na de weigering van een luchtvaartmaatschappij om hem de in artikel 7, lid 1, van die verordening bedoelde compensatie te betalen, niet verplicht is handhavend op te treden tegen die luchtvaartmaatschappij om haar ertoe te bewegen die compensatie te betalen.

De klachten die ingevolge artikel 16, lid 2, van verordening nr. 261/2004 door elke passagier bij die instantie kunnen worden ingediend, moeten immers veeleer worden beschouwd als signaleringen die worden geacht bij te dragen tot de juiste toepassing van deze verordening in het algemeen, zonder dat aan deze instantie een verplichting is opgelegd om naar aanleiding van dergelijke klachten op te treden teneinde het recht op compensatie van elke individuele passagier te waarborgen. Voorts moet het begrip „sancties” in lid 3 van dat artikel, gelezen in samenhang met overweging 21 van deze verordening, aldus worden uitgelegd dat het duidt op de maatregelen die worden genomen als reactie op overtredingen die de instantie in de uitoefening van haar algemene toezicht als bedoeld in genoemd artikel 16, lid 1, constateert, en niet op bestuursrechtelijk handhavend optreden in elk individueel geval.

(cf. punten 31, 32, 38 en dictum)

Top