This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62015CJ0096
Arrest van het Hof (Derde kamer) van 16 juni 2016.
Saint Louis Sucre tegen Directeur général des douanes et droits indirects.
Prejudiciële verwijzing – Landbouw – Suiker – Productieheffingen – Recht op teruggaaf – Opgeslagen suiker die niet is uitgevoerd – Ongerechtvaardigde verrijking – Vrijheid van ondernemerschap – Berekeningsmethode.
Zaak C-96/15.
Arrest van het Hof (Derde kamer) van 16 juni 2016.
Saint Louis Sucre tegen Directeur général des douanes et droits indirects.
Prejudiciële verwijzing – Landbouw – Suiker – Productieheffingen – Recht op teruggaaf – Opgeslagen suiker die niet is uitgevoerd – Ongerechtvaardigde verrijking – Vrijheid van ondernemerschap – Berekeningsmethode.
Zaak C-96/15.
Court reports – general
Zaak C‑96/15
Saint Louis Sucre
tegen
Directeur général des douanes et droits indirects
(verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de tribunal de grande instance de Nanterre)
„Prejudiciële verwijzing — Landbouw — Suiker — Productieheffingen — Recht op teruggaaf — Opgeslagen suiker die niet is uitgevoerd — Ongerechtvaardigde verrijking — Vrijheid van ondernemerschap — Berekeningsmethode”
Samenvatting – Arrest van het Hof (Derde kamer) van 16 juni 2016
Prejudiciële vragen – Bevoegdheid van het Hof – Grenzen – Bevoegdheid van de nationale rechter – Noodzaak van een prejudiciële vraag en relevantie van de gestelde vragen – Beoordeling door de nationale rechter
(Art. 267 VWEU)
Landbouw – Gemeenschappelijke ordening van de markten – Suiker – Productieheffing – Berekening van het uit te voeren overschot – Inaanmerkingneming van de aan het einde van het verkoopseizoen 2005/2006 opgeslagen hoeveelheden niet-uitgevoerde suiker – Niet-verlenging van de regeling inzake productieheffingen na afloop van dat verkoopseizoen – Geen invloed
(Art. 40‑43 VWEU; verordeningen van de Raad nr. 1260/2001, overweging 15 en art. 15, leden 2, 3 en 8, nr. 318/2006 en nr. 1360/2013; verordening nr. 314/2002 van de Commissie, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1140/2003, art. 6, lid 4)
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punt 34)
Artikel 15, leden 2 en 8, van verordening nr. 1260/2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker moet in die zin worden uitgelegd dat het aan een fabrikant van suiker niet het recht verleent op terugbetaling van de productieheffingen die deze heeft betaald over de A‑ en B‑quotumsuiker die op 30 juni 2006 nog was opgeslagen, ofschoon verordening nr. 318/2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker de regeling van productieheffingen na die datum niet heeft verlengd.
De uitsluiting, in het kader van de berekening van het voor de verkoopseizoenen 2001/2002 tot en met 2005/2006 uit te voeren overschot, van de aan het einde van het verkoopseizoen 2005/2006 opgeslagen hoeveelheden suiker, isoglucose en inulinestroop zou immers zowel in strijd zijn met artikel 6, lid 4, van verordening nr. 314/2002 houdende uitvoeringsbepalingen voor de quotaregeling in de sector suiker, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1140/2003, waarin uitdrukkelijk staat dat die opgeslagen hoeveelheden in aanmerking moeten worden genomen, als met artikel 15, lid 2, onder a), van verordening nr. 1260/2001, dat eveneens verwijst naar het uit te voeren en nog niet uitgevoerde overschot, dat, zoals met name uit overweging 15 van laatstgenoemde verordening blijkt, noodzakelijkerwijs de hoeveelheden omvat die aan het einde van het betrokken verkoopseizoen nog op de markt waren, zoals de opgeslagen hoeveelheden. Daarbij komt dat het feit dat zelfs na de in artikel 15, leden 2 en 3, van verordening nr. 1260/2001 bedoelde aanpassing met betrekking tot de verkoopseizoenen 2001/2002 tot en met 2005/2006 nog steeds sprake is van een te verwachten totaal verlies, inhoudt dat het verlies op dat tijdstip mogelijkerwijs nog niet volledig was ontstaan. In dit verband heeft de Raad geen kennelijke fout gemaakt, geen misbruik van bevoegdheid begaan en de grenzen van beoordelingsbevoegdheid waarover hij op grond de artikelen 40 tot en met 45 VWEU op het gebied van de landbouw beschikt, niet kennelijk heeft overschreden door te bepalen dat in het kader van de financiering van de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker voor het verkoopseizoen 2005/2006 het aan het einde van dat verkoopseizoen bestaande uit te voeren overschot, dat noodzakelijkerwijze de aan het einde van dat verkoopseizoen opgeslagen hoeveelheden suiker omvat, in aanmerking moet worden genomen.
In die omstandigheden is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de geldigheid kunnen aantasten van verordening nr. 1360/2013 tot vaststelling van de bedragen van de productieheffingen in de sector suiker voor de verkoopseizoenen 2001/2002, 2002/2003, 2003/2004, 2004/2005 en 2005/2006, de coëfficiënt voor de berekening van de aanvullende heffing voor de verkoopseizoenen 2001/2002 en 2004/2005 en de bedragen die de suikerfabrikanten aan de suikerbietenverkopers moeten betalen vanwege het verschil tussen de maximumheffing en de te innen heffing voor de verkoopseizoenen 2002/2003, 2003/2004 en 2005/2006.
(cf. punten 44, 45, 52, 54, 56, dictum 1 en 2)