EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62014TO0561(01)

Beschikking van de president van de Eerste kamer van het Gerecht van 16 maart 2016.
Europees burgerinitiatief „One of Us” e.a. tegen Europese Commissie.
Interventie – Belang bij de beslissing van het geding – Representatieve organisatie die tot doel heeft de belangen van haar leden te behartigen – Publicatie op het internet van het verzoek tot interventie – Misbruik van procedure.
Zaak T-561/14.

Zaak T‑561/14

Europees burgerinitiatief „One of Us” e.a.

tegen

Europese Commissie

„Interventie — Belang bij de beslissing van het geding — Representatieve organisatie die tot doel heeft de belangen van haar leden te behartigen — Publicatie op het internet van het verzoek tot interventie — Misbruik van procedure”

Samenvatting – Beschikking van de president van de Eerste kamer van het Gerecht van 16 maart 2016

  1. Gerechtelijke procedure — Interventie — Voorwaarden voor ontvankelijkheid — Belang bij de beslechting van het geding — Begrip — Vereiste van een rechtstreeks en actueel belang

    (Statuut van het Hof van Justitie, art. 40, tweede alinea, en 53, eerste alinea)

  2. Gerechtelijke procedure — Interventie — Belanghebbenden — Representatieve organisatie die de bescherming van haar leden als doel heeft — Ontvankelijkheid in gedingen waarin principiële vragen aan orde komen die van belang zijn voor die leden — Voorwaarden — Ruime uitlegging

    (Statuut van het Hof van Justitie, art. 40, tweede alinea, en 53, eerste alinea)

  3. Gerechtelijke procedure — Behandeling van zaken voor het Gerecht — Bescherming van partijen tegen oneigenlijk gebruik van processtukken — Reikwijdte — Publicatie op het internet van het verzoek tot interventie — Misbruik van procedure — Inaanmerkingneming bij de kostenverdeling

    (Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 135, lid 2; instructies voor de griffier van het Gerecht, art. 5, lid 8)

  1.  Zie de tekst van de beslissing.

    (cf. punten 19, 45)

  2.  Zie de tekst van de beslissing.

    (cf. punten 24, 25, 43)

  3.  De partijen in een procedure in rechte genieten krachtens de voorschriften inzake de behandeling van bij het Gerecht aanhangige zaken, waaronder artikel 5, lid 8, van de instructies voor de griffier, bescherming tegen oneigenlijk gebruik van de processtukken. Deze bescherming belichaamt een wezenlijk aspect van het algemene beginsel van een goede rechtsbedeling, op grond waarvan partijen het recht hebben om zonder beïnvloeding van buiten, met name van de zijde van het publiek, hun belangen te verdedigen.

    Hieruit volgt dat een partij die toegang heeft tot de processtukken van de andere partijen, dit recht alleen mag gebruiken om haar eigen zaak te verdedigen, en niet voor andere doeleinden, zoals het uitlokken van kritiek bij het publiek op de argumenten van andere procespartijen. Het verbod om het recht op toegang tot processtukken van andere partijen te gebruiken voor andere doeleinden dan de verdediging van de eigen zaak, strekt er aldus toe te waarborgen dat het algemene beginsel van een goede rechtsbedeling wordt geëerbiedigd, en niet om de beweerdelijk vertrouwelijke inhoud van die stukken te beschermen.

    Dit draagt ertoe bij, tijdens de gehele gerechtelijke procedure te waarborgen dat het debat tussen partijen alsmede de beraadslagingen van de betrokken rechter over de aanhangige zaak in alle rust kunnen plaatsvinden, en te voorkomen dat er, al was het maar in de waarneming van het publiek, van buiten druk wordt uitgeoefend op de rechtspraak en de debatten worden verstoord.

    Een handeling die indruist tegen het bovenbedoelde aspect van een goede rechtsbedeling levert misbruik van procedure op waarmee bij de kostenverdeling rekening kan worden gehouden.

    De bescherming die partijen in de gerechtelijke procedure genieten uit hoofde van bovenbedoeld aspect van een goede rechtsbedeling, dient zich voorts uit te strekken tot een verzoeker tot interventie bij het Gerecht. Deze verzoeker tot interventie speelt immers een rol in het kader van de rechterlijke werkzaamheden en dient op grond daarvan hetzelfde beschermingsniveau te genieten als de partijen in de procedure wat betreft de mogelijkheid om zonder beïnvloeding van buiten, met name van de zijde van het publiek, zijn belangen te verdedigen.

    De publicatie op het internet van een verzoek tot interventie waarin de verzoeker om interventie in een negatief daglicht wordt gesteld om ervoor te zorgen dat het publiek negatief over hem gaat denken, levert misbruik van procedure op waarmee op grond van artikel 135, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering rekening kan worden gehouden bij de kostenverdeling.

    (cf. punten 49‑53, 60, 61)

Top