Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62014TJ0793

    Arrest van het Gerecht (Derde kamer – uitgebreid) van 15 november 2018.
    Tempus Energy Ltd en Tempus Energy Technology Ltd tegen Europese Commissie.
    Staatssteun – Capaciteitsmarkt in het Verenigd Koninkrijk – Steunregeling – Artikel 108, leden 2 en 3, VWEU – Begrip ‚twijfel’ in de zin van artikel 4, lid 3 of lid 4, van verordening (EG) nr. 659/1999 – Richtsnoeren staatssteun ten behoeve van milieubescherming en energie 2014‑2020 – Besluit om geen bezwaar te maken – Geen inleiding van de formele onderzoeksprocedure – Procedurele rechten van de belanghebbenden.
    Zaak T-793/14.

    Zaak T‑793/14

    Tempus Energy Ltd en Tempus Energy Technology Ltd

    tegen

    Europese Commissie

    „Staatssteun – Capaciteitsmarkt in het Verenigd Koninkrijk – Steunregeling –Artikel 108, leden 2 en 3, VWEU – Begrip ‚twijfel’ in de zin van artikel 4, lid 3 of lid 4, van verordening (EG) nr. 659/1999 – Richtsnoeren staatssteun ten behoeve van milieubescherming en energie 2014‑2020 – Besluit om geen bezwaar te maken – Geen inleiding van de formele onderzoeksprocedure – Procedurele rechten van de belanghebbenden”

    Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Derde kamer – uitgebreid) van 15 november 2018

    1. Steunmaatregelen van de staten – Voorgenomen steunmaatregelen – Onderzoek door de Commissie – Beoordeling van de geldigheid van het na de inleidende fase van het onderzoek vastgestelde besluit van de Commissie aan de hand van de gegevens die beschikbaar waren op het tijdstip van vaststelling van het besluit

      (Art. 108, leden 2 en 3, VWEU; verordening nr. 659/1999 van de Raad, art. 4 en 6)

    2. Steunmaatregelen van de staten – Voorgenomen steunmaatregelen – Onderzoek door de Commissie – Inleidende fase en contradictoire fase – Verenigbaarheid van steun met de interne markt – Moeilijkheden bij de beoordeling – Verplichting van de Commissie om de contradictoire procedure in te leiden – Begrip twijfel – Uitsluitend en objectief karakter

      (Art. 108, leden 2 en 3, VWEU; verordening nr. 659/1999 van de Raad, art. 4, leden 3 en 4)

    3. Steunmaatregelen van de staten – Onderzoek door de Commissie – Inleidende fase en contradictoire fase – Verenigbaarheid van steun met de interne markt – Ernstige moeilijkheden die twijfel kunnen doen rijzen – Verplichting van de Commissie om de contradictoire procedure in te leiden – Bewijslast en bewijsniveau in geval van een beroep tot nietigverklaring van het besluit om geen bezwaar te maken – Impact van de duur en de omstandigheden van de fase voorafgaand aan de aanmelding

      (Art. 108, leden 2 en 3, VWEU; verordening nr. 659/1999 van de Raad, art. 4, lid 4)

    4. Steunmaatregelen van de staten – Voorgenomen steunmaatregelen – Onderzoek door de Commissie – Inleidende fase en contradictoire fase – Verenigbaarheid van steun met de interne markt – Moeilijkheden bij de beoordeling – Verplichting van de Commissie om de contradictoire procedure in te leiden – Twijfel – Omvang van te onderzoeken materie en ingewikkeldheid van het dossier mogelijke aanwijzingen voor het bestaan van twijfel

      (Art. 108, leden 2 en 3, VWEU; verordening nr. 659/1999 van de Raad, art. 4, leden 3 en 4)

    5. Steunmaatregelen van de staten – Verbod – Uitzonderingen – Steun die als verenigbaar met de interne markt kan worden aangemerkt – Steun in de energiesector – Richtsnoeren staatssteun ten behoeve van milieubescherming en energie – Steun voor maatregelen ten behoeve van de leveringszekerheid – Onderzoek door de Commissie – Beoordeling van de rol van vraagrespons op de capaciteitsmarkt – Strekking

      [Art. 107, lid 3, c), VWEU; mededeling 2014/C 200/1 van de Commissie, punten 224, 226 en 232, a)]

    6. Recht van de Europese Unie – Beginselen – Gelijke behandeling – Verschil in behandeling dat objectief gerechtvaardigd is – Beoordelingscriteria

    7. Steunmaatregelen van de staten – Voorgenomen steunmaatregelen – Onderzoek door de Commissie – Inleidende fase en contradictoire fase – Verenigbaarheid van steun met de interne markt – Verplichting van de Commissie om na te gaan of de aangemelde maatregel evenredig is

      (Art. 108, leden 2 en 3, VWEU; verordening nr. 659/1999 van de Raad, art. 4)

    1.  Zie de tekst van de beslissing.

      (zie punten 60, 61, 71)

    2.  Ten aanzien van het in artikel 4, leden 3 en 4, van verordening nr. 659/1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 VWEU genoemde begrip „twijfel” over de verenigbaarheid van de aangemelde maatregel met de interne markt, zijn in de rechtspraak drie vereisten vastgesteld waaraan de beoordeling van de Commissie moet voldoen.

      Ten eerste sluit dit begrip andere overwegingen uit. De Commissie kan dus niet weigeren de formele onderzoeksprocedure in te leiden met een beroep op andere omstandigheden, zoals het belang van derden, overwegingen van proceseconomie of welke andere administratieve of politieke opportuniteitsoverweging dan ook.

      Ten tweede is de Commissie met name op grond van artikel 4, lid 4, van verordening nr. 659/1999 verplicht om de formele onderzoeksprocedure in te leiden indien zij er niet in slaagt om iedere twijfel in de zin van die bepaling weg te nemen. Zij beschikt daartoe niet over een discretionaire bevoegdheid.

      Ten derde is het genoemde begrip „twijfel” objectief. Of een dergelijke twijfel is gerezen, moet zowel aan de hand van de omstandigheden waarin de bestreden handeling is vastgesteld, als aan de hand van de inhoud ervan objectief worden beoordeeld, waarbij de motivering van het besluit moet worden gerelateerd aan de gegevens waarover de Commissie kon beschikken toen zij zich uitsprak over de verenigbaarheid van de litigieuze steunmaatregelen met de interne markt. Daaruit volgt dat de wettigheidstoetsing door het Gerecht inzake het bestaan van twijfel uiteraard verder gaat dan het vaststellen van een kennelijke beoordelingsfout.

      (zie punten 62‑65)

    3.  Teneinde een toereikende toetsing aan de staatssteunregels te kunnen verrichten, is de Commissie niet gehouden om haar onderzoek te beperken tot de gegevens in de aanmelding van de betrokken maatregel. Zij kan, en moet in voorkomend geval, de relevante informatie vaststellen, zodat zij bij het nemen van het bestreden besluit over de beoordelingsgegevens beschikt die redelijkerwijs als toereikend en duidelijk voor haar beoordeling kunnen worden beschouwd.

      Teneinde het bestaan van twijfel in de zin van artikel 4, lid 4, van verordening nr. 659/1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 VWEU te bewijzen, volstaat het dat een belanghebbende aantoont dat de Commissie niet op zorgvuldige en onpartijdige wijze alle voor dit onderzoek relevante gegevens heeft vastgesteld of onderzocht, dan wel die gegevens niet naar behoren in beschouwing heeft genomen teneinde iedere twijfel over de verenigbaarheid van de aangemelde maatregel met de interne markt weg te nemen.

      Noch de duur en de omstandigheden van de fase voorafgaand aan de aanmelding, die getuigen van moeilijkheden als gevolg van de noodzakelijke inwinning van de relevante informatie waarmee de Commissie een omvangrijke, ingewikkelde en nieuwe maatregel kan beoordelen, noch de diverse door meerdere verschillende typen operatoren ingediende opmerkingen over de aangemelde maatregel kunnen tot de overweging leiden dat de korte duur van het eerste onderzoek een aanwijzing vormt voor het ontbreken van twijfel over de verenigbaarheid van die maatregel met de interne markt, maar kunnen daarentegen juist een aanwijzing vormen dat dergelijke twijfel bestaat.

      Dit geldt des te meer wanneer de Commissie in de maand van het eerste onderzoek van de aanmelding geen bijzonder onderzoek in het kader van het dossier verricht naar de rol van vraagrespons op de capaciteitsmarkt, ook al bevindt zij zich niet in een situatie waarin zij genoegen kan nemen met de door de betrokken lidstaat verstrekte gegevens, zonder de voor haar beoordeling relevante informatie zelf te onderzoeken en indien nodig in te winnen, in voorkomend geval bij de andere belanghebbenden.

      (zie punten 69, 70, 85, 109, 110, 113, 188)

    4.  Op staatssteungebied kunnen de omvang van de materie die de Commissie tijdens het inleidende onderzoek dient te bestuderen, en de ingewikkeldheid van het betrokken dossier erop wijzen dat de betrokken procedure duidelijk verder is gegaan dan wat een eerste onderzoek in het kader van de bepalingen van artikel 108, lid 3, VWEU normaliter impliceert. Deze omstandigheid is een steekhoudende aanwijzing voor het bestaan van twijfel in de zin van artikel 4, lid 3 of lid 4, van verordening nr. 659/1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 VWEU.

      (zie punt 78)

    5.  Ingevolge punt 232, onder a), van de richtsnoeren staatssteun ten behoeve van milieubescherming en energie 2014‑2020 van de Commissie moet de Commissie nagaan of de steunmaatregel zodanig is vormgegeven dat vraagresponsoperatoren en producenten op gelijke voet aan de maatregel kunnen deelnemen, aangezien hun respectieve capaciteit op doeltreffende wijze het probleem inzake leveringszekerheid kan verhelpen.

      Uit punt 226 van de richtsnoeren blijkt met name dat steunmaatregelen open zouden moeten staan voor en passende prikkels zouden moeten geven aan de betrokken operatoren.

      De Commissie, die op de hoogte was van de door een panel van technische deskundigen genoemde moeilijkheden die verband houden met de beoordeling van het potentieel van vraagrespons, kan niet overwegen dat zij voor de inschatting van de daadwerkelijke rol van vraagrespons – en teneinde de twijfel weg te nemen die zij dienaangaande zou kunnen hebben over de verenigbaarheid van de steunregeling met de interne markt – genoegen kan nemen met de in dat verband door de betrokken lidstaat vastgestelde regeling.

      Uit punt 226 en punt 232, onder a), van de richtsnoeren blijkt dat het uiterst belangrijk is dat de Commissie erop toeziet dat alle oplossingen, elk met hun voor‑ en nadelen, daadwerkelijk en op doeltreffende wijze aan de betrokken capaciteitsmarkt kunnen deelnemen teneinde het probleem inzake leveringszekerheid te kunnen oplossen. Gelet op de beschikbare gegevens en rekening houdend met de rol van vraagrespons, kan de Commissie dus geen genoegen nemen met enkel de open aard van de maatregel om op basis daarvan te concluderen dat de maatregel technologisch neutraal was, zonder nader te onderzoeken of daadwerkelijk en op deugdelijke wijze rekening was gehouden met die technologie-oplossing in het kader van de capaciteitsmarkt.

      (zie punten 126, 127, 147, 149, 153, 154)

    6.  Zie de tekst van de beslissing.

      (zie punt 164)

    7.  Ten aanzien van een voorgenomen steunregeling op grond waarvan aan leveranciers van elektriciteitscapaciteit een vergoeding wordt uitgekeerd in ruil voor hun verplichting om tijdens piekbelasting van het net elektriciteit te leveren of het elektriciteitsverbruik te beperken of te verplaatsen, moet de Commissie, wanneer de betrokken lidstaat de kostendekkingsmethode heeft aangepast om die vergoeding te financieren, als onderdeel van haar onderzoek naar de verenigbaarheid van de maatregel met de interne markt onderzoeken of die aanpassing gevolgen heeft voor het totale steunbedrag en daarmee voor de evenredigheid van de aangemelde maatregel. Het feit dat de Commissie tijdens het eerste onderzoek niet over volledige informatie dienaangaande beschikt, vormt een aanwijzing voor het bestaan van twijfel in de zin van artikel 4 van verordening nr. 659/1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 VWEU.

      (zie punt 213)

    Top