EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62014TJ0468

Arrest van het Gerecht (Zesde kamer) van 12 mei 2016.
Holistic Innovation Institute, SLU tegen Europese Commissie.
Financiële bijstand – Onderzoek – Zevende kaderprogramma voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007‑2013) – Project eDIGIREGION – Besluit waarbij de Commissie de deelname van een onderneming weigert – Beroep tot nietigverklaring – Beroepstermijn – Aanvang – Niet-ontvankelijkheid – Niet-contractuele aansprakelijkheid – Immateriële schade – Voldoende gekwalificeerde schending van een rechtsregel die particulieren rechten toekent.
Zaak T-468/14.

Court reports – general

Zaak T‑468/14

Holistic Innovation Institute, SLU

tegen

Europese Commissie

„Financiële bijstand — Onderzoek — Zevende kaderprogramma voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007‑2013) — Project eDIGIREGION — Besluit waarbij de Commissie de deelname van een onderneming weigert — Beroep tot nietigverklaring — Beroepstermijn — Aanvang — Niet-ontvankelijkheid — Niet-contractuele aansprakelijkheid — Immateriële schade — Voldoende gekwalificeerde schending van een rechtsregel die particulieren rechten toekent”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Zesde kamer) van 12 mei 2016

  1. Beroep tot nietigverklaring – Termijnen – Regels van openbare orde – Ambtshalve onderzoek door de Unierechter

    [Art. 263, zesde alinea, VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht (1991), art. 102, lid 2]

  2. Gerechtelijke procedure – Beroepstermijnen – Beroep ingesteld per fax – Termijn voor neerlegging van het ondertekende origineel – Aanvang – Datum van ontvangst van de fax en niet die van het verstrijken van de beroepstermijn

    [Reglement voor de procesvoering van het Gerecht (1991), art. 43, lid 6]

  3. Gerechtelijke procedure – Inleidend verzoekschrift – Vormvereisten – Niet-neerlegging van het ondertekende origineel van het verzoekschrift vóór het verstrijken van de termijn – Niet-ontvankelijkheid

    [Reglement voor de procesvoering van het Gerecht (1991), art. 44, lid 6]

  4. Gerechtelijke procedure – Beroepstermijnen – Verval van recht – Verschoonbare dwaling – Begrip – Instelling van een beroep zonder dat het verzoekschrift door een advocaat is ondertekend – Daarvan uitgesloten

    [Reglement voor de procesvoering van het Gerecht (1991), art. 43, lid 1, eerste alinea]

  5. Gerechtelijke procedure – Inleidend verzoekschrift – Vormvereisten – Handgeschreven handtekening van een advocaat – Wezenlijk voorschrift van strikte toepassing – Mogelijkheid om ex post te regulariseren – Geen – Schending van het recht op een doeltreffende voorziening in rechte – Geen

    [Reglement voor de procesvoering van het Gerecht (1991), art. 43, lid 1, eerste alinea]

  6. Niet-contractuele aansprakelijkheid – Voorwaarden – Onrechtmatigheid – Schade – Causaal verband – Cumulatieve voorwaarden – Ontbreken van een van die voorwaarden – Volledige verwerping van het beroep tot schadevergoeding

    (Art. 340, tweede alinea, VWEU)

  7. Beroep tot schadevergoeding – Zelfstandig rechtsmiddel ten opzichte van het beroep tot nietigverklaring – Beroep strekkende tot opheffing van een definitief geworden individueel besluit – Niet-ontvankelijkheid

    (Art. 268 VWEU en 340, tweede alinea, VWEU)

  8. Gerechtelijke procedure – Aanvoering van nieuwe middelen in de loop van het geding – Voorwaarden – Aanvulling van een aangevoerd middel – Ontvankelijkheid

    [Reglement voor de procesvoering van het Gerecht (1991), art. 44, lid 1, c), en 48, lid 2]

  1.  Zie de tekst van de beslissing.

    (cf. punt 25)

  2.  Overeenkomstig artikel 43, lid 6, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht van 2 mei 1991 wordt de dag waarop een kopie van het ondertekende origineel van een processtuk per telefax of per e-mail ter griffie van het Gerecht binnenkomt, voor de berekening van de procestermijnen enkel in aanmerking genomen indien het ondertekende origineel van het stuk uiterlijk tien dagen na ontvangst van het faxbericht of de e-mail ter griffie wordt neergelegd.

    (cf. punt 28)

  3.  Zie de tekst van de beslissing.

    (cf. punt 31)

  4.  Het begrip verschoonbare dwaling moet strikt worden uitgelegd en kan enkel betrekking hebben op uitzonderlijke omstandigheden. In dat verband kan in het geval van een beroep dat is ingesteld zonder dat het verzoekschrift is ondertekend door een advocaat, geen gevolg worden gegeven aan het argument dat er sprake is van verschoonbare dwaling op grond dat in het nationale recht het ontbreken van ondertekening van het verzoekschrift door de advocaat kan worden geregulariseerd. De voorbereiding van, het toezicht op en de controle van de processtukken die ter griffie moeten worden neergelegd, zijn de verantwoordelijkheid van de advocaat van de betrokken partij.

    (cf. punt 32)

  5.  Aan het recht op een doeltreffende voorziening in rechte wordt geen afbreuk gedaan door de omstandigheid dat het in het Unierecht onmogelijk is het ontbreken van de ondertekening van het verzoekschrift door de advocaat te regulariseren. De procedureregels moeten immers strikt worden toegepast ter wille van de rechtszekerheid en de noodzaak om elke discriminatie of willekeurige behandeling bij de rechtsbedeling te vermijden. De vereisten voor het overleggen van verzoekschriften en de beroepstermijnen beperken weliswaar het recht op toegang tot de rechter, maar die beperking doet geen afbreuk aan de kern van het grondrecht op effectieve rechterlijke bescherming, temeer daar de betrokken regels duidelijk zijn en geen bijzondere moeilijkheden opleveren op het vlak van uitlegging.

    (cf. punt 33)

  6.  Zie de tekst van de beslissing.

    (cf. punten 41‑44)

  7.  Het beroep tot schadevergoeding krachtens artikel 340, tweede alinea, VWEU vormt een zelfstandige beroepsweg in het kader van de in het Unierecht voorziene beroepsmogelijkheden, zodat de niet-ontvankelijkheid van een verzoek tot nietigverklaring als zodanig niet meebrengt dat een schadevordering niet-ontvankelijk is.

    Evenwel kan een partij, hoewel zij een aansprakelijkheidsvordering kan instellen zonder dat enige tekst haar dwingt om nietigverklaring te vorderen van de onrechtmatige handeling die haar schade berokkent, langs deze weg niet ontkomen aan de niet-ontvankelijkheid van een op dezelfde onrechtmatigheid gebaseerde vordering met dezelfde geldelijke strekking.

    Een beroep tot schadevergoeding moet dus niet-ontvankelijk worden verklaard wanneer het in werkelijkheid strekt tot intrekking van een definitief geworden individueel besluit en, indien het zou worden toegewezen, tot gevolg zou hebben dat de rechtsgevolgen van dit besluit teniet worden gedaan. Dat is het geval wanneer de verzoekende partij door middel van een schadevordering hetzelfde resultaat tracht te bereiken als bij toewijzing van een beroep tot nietigverklaring dat zij niet tijdig heeft ingesteld.

    Daarnaast kan een beroep tot schadevergoeding de rechtsgevolgen van een definitief geworden besluit ook tenietdoen wanneer de verzoekende partij ruimere schadeloosstelling nastreeft, maar daaronder begrepen de schadeloosstelling die zij had kunnen verkrijgen uit een arrest houdende nietigverklaring. In die hypothese moet niettemin een nauwe band worden vastgesteld tussen het beroep tot schadevergoeding en het beroep tot nietigverklaring om het eerstgenoemde beroep niet-ontvankelijk te verklaren.

    (cf. punten 45‑48)

  8.  Zie de tekst van de beslissing.

    (cf. punt 79)

Top