This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62014TJ0457
Rouffaud/EDEO
Rouffaud/EDEO
ARREST VAN HET GERECHT (Kamer voor hogere voorzieningen)
15 juli 2015
Thierry Rouffaud
tegen
Europese Dienst voor extern optreden (EDEO)
„Hogere voorziening — Openbare dienst — Arbeidscontractant voor hulptaken — Herkwalificatie van de overeenkomst — Regel van overeenstemming tussen het verzoekschrift en de klacht — Artikel 91, lid 2, van het Ambtenarenstatuut”
Betreft:
Hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (Derde kamer) van 9 april 2014, Rouffaud/EDEO (F‑59/13, JurAmbt., EU:F:2014:49), en strekkende tot vernietiging van dat arrest.
Beslissing:
Het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (Derde kamer) van 9 april 2014, Rouffaud/EDEO (F‑59/13, JurAmbt., EU:F:2014:49), wordt vernietigd. De zaak wordt terugverwezen naar het Gerecht voor ambtenarenzaken. De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden.
Samenvatting
Beroepen van ambtenaren – Voorafgaande administratieve klacht – Overeenstemming tussen de klacht en het beroep – Gelijkheid van grond en voorwerp – Middelen en argumenten niet vermeld in, doch nauw aansluitende bij de klacht – Ontvankelijkheid
(Ambtenarenstatuut, art. 90 en 91)
Ingevolge de regel van overeenstemming tussen de klacht in de zin van artikel 91, lid 2, van het Statuut en het daaropvolgende verzoekschrift moet een voor de Unierechter aangevoerde grief op straffe van niet-ontvankelijkheid reeds in het kader van de precontentieuze procedure zijn aangevoerd; het tot het aangaan van overeenkomsten bevoegd gezag moet immers kennis hebben kunnen nemen van de door de belanghebbende tegen het bestreden besluit ingebrachte bezwaren. Deze regel wordt gerechtvaardigd door het doel van de precontentieuze procedure, namelijk een minnelijke regeling mogelijk maken van de geschillen tussen de betrokken ambtenaren en functionarissen enerzijds en de administratie anderzijds. Hieruit volgt dat de voor de Unierechter voorgedragen conclusies enkel bezwaren kunnen bevatten die op dezelfde grond berusten als die waarop de in de klacht geformuleerde bezwaren berusten, met dien verstande dat deze bezwaren voor de Unierechter nader kunnen worden gepreciseerd door middelen en argumenten die niet noodzakelijkerwijs in de klacht moeten voorkomen, doch er wel nauw bij aansluiten.
Klachten moeten derhalve niet eng worden uitgelegd, maar moeten juist met een open geest worden onderzocht. In dat opzicht is de inhoud van de handeling belangrijker dan de vorm. In het kader van het onderzoek van de omvang van de in de klacht opgenomen bezwaren volstaat het dus niet om uitsluitend vast te houden aan het formele verzoek dat de klager daarin doet.
Wil de precontentieuze procedure van artikel 91, lid 2, van het Statuut haar doel kunnen bereiken, dan moet de administratie bovendien voldoende nauwkeurig op de hoogte kunnen zijn van de bezwaren die de betrokkenen tegen het bestreden besluit aanvoeren. De administratie moet zich dus voldoende nauwkeurig op de hoogte kunnen stellen van de grieven of verlangens van de belanghebbende, teneinde tot een minnelijke regeling te kunnen komen.
(cf. punten 24, 28 en 32)
Referentie:
Hof: arrest van 29 juni 2000, Politi/ETF, C‑154/99 P, Jurispr., EU:C:2000:354, punt 17
Gerecht: arresten van 25 oktober 2013, Commissie/Moschonaki, T‑476/11 P, JurAmbt., EU:T:2013:557, punten 71‑73 en 76‑78 en aldaar aangehaalde rechtspraak, en van 14 juli 1998, Brems/Raad, T‑219/97, JurAmbt., EU:T:1998:165, punt 45 en aldaar aangehaalde rechtspraak