EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62014FO0125

Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Eerste kamer) van 25 november 2015.
Michela Curto tegen Europees Parlement.
Openbare dienst – Geaccrediteerde parlementaire medewerkers – Ontslag – Bezwarend besluit – Te laat ingediende klacht – Niet-eerbiediging van de precontentieuze procedure – Kennelijke niet-ontvankelijkheid.
Zaak F-125/14.

Court reports – Reports of Staff Cases

BESCHIKKING VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN

VAN DE EUROPESE UNIE (Eerste kamer)

25 november 2015

Michela Curto

tegen

Europees Parlement

„Openbare dienst — Geaccrediteerde parlementaire medewerkers — Ontslag — Bezwarend besluit — Te laat ingediende klacht — Niet-eerbiediging van de precontentieuze procedure — Kennelijke niet-ontvankelijkheid”

Betreft:

Beroep, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, van toepassing op het EGA-Verdrag op grond van artikel 106 bis ervan, waarmee Curto vraagt om nietigverklaring van het besluit van het Europees Parlement van 5 december 2013 tot opzegging van haar overeenkomst van geaccrediteerd parlementair medewerker en, voor zover nodig, van het besluit tot afwijzing van de tegen dat besluit ingediende klacht, alsmede om veroordeling van het Parlement tot betaling van een schadevergoeding van 65000 EUR aan haar.

Beslissing:

Het beroep wordt kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Curto draagt haar eigen kosten en wordt verwezen in de kosten van het Europees Parlement.

Samenvatting

  1. Beroepen van ambtenaren — Voorafgaande administratieve klacht — Termijnen — Regels van openbare orde — Ambtshalve onderzoek door de rechter

    (Ambtenarenstatuut, art. 90 en 91)

  2. Beroepen van ambtenaren — Bezwarend besluit — Begrip — Zuiver bevestigende handeling — Daarvan uitgesloten

    (Ambtenarenstatuut, art. 90, lid 2, en 91, lid 1)

  1.  De artikelen 90 en 91 van het Statuut stellen de ontvankelijkheid van een beroep dat een ambtenaar of tijdelijk functionaris instelt tegen de instelling waarbij hij werkzaam is afhankelijk van de voorwaarde dat de in die artikelen voorziene voorafgaande administratieve procedure regelmatig is verlopen.

    Tegen een besluit van het tot aanstelling bevoegd gezag kan een klacht worden ingediend in de zin van artikel 90, lid 2, van het Statuut. Volgens deze bepaling moet de klacht worden ingediend binnen een termijn van drie maanden vanaf de dag waarop het besluit ter kennis wordt gebracht van degene tot wie het is gericht en in elk geval uiterlijk vanaf de dag waarop de betrokkene ervan kennis krijgt indien het een maatregel van individuele aard betreft.

    De in artikel 90, lid 2, van het Statuut genoemde termijn van drie maanden om een klacht in te dienen tegen een bezwarend besluit is van openbare orde en kan niet door de partijen of de rechter naar believen worden ingeroepen, aangezien deze is ingesteld teneinde met betrekking tot de rechtens bestaande situaties duidelijkheid en zekerheid te waarborgen alsmede de rechtszekerheid. Derhalve moet de Unierechter ambtshalve nagaan of de termijn is geëerbiedigd.

    (cf. punten 27‑29)

    Referentie:

    Hof: beschikking van 4 juni 1987, P./ESC,16/86, EU:C:1987:256, punt 6

    Gerecht van eerste aanleg: beschikkingen van 11 mei 1992, Whitehead/Commissie,T‑34/91, EU:T:1992:64, punt 18, en van 7 september 2005, Krahl/Commissie,T‑358/03, EU:T:2005:301, punt 35en aldaar aangehaalde rechtspraak

    Gerecht voor ambtenarenzaken: beschikking van 10 september 2007, Speiser/Parlement,F‑146/06, EU:F:2007:153, punt 21

  2.  Een administratieve klacht en het ten vervolge daarop ingestelde beroep in rechte moeten beide gericht zijn tegen een voor de verzoeker bezwarend besluit in de zin van de artikelen 90, lid 2, en 91, lid 1, van het Statuut, waarbij als bezwarend besluit wordt aangemerkt elk besluit dat de rechtspositie van de betrokkene rechtstreeks en onmiddellijk aantast.

    Een beroep tot nietigverklaring dat gericht is tegen een besluit dat enkel een bevestiging vormt van een niet binnen de gestelde termijn aangevochten eerder besluit, is niet-ontvankelijk. Een besluit is als een loutere bevestiging van een vroeger besluit te beschouwen, indien het ten opzichte van de vroegere handeling geen enkel nieuw element bevat en daaraan geen heronderzoek van de situatie van de adressaat van deze vroegere handeling is voorafgegaan.

    Een brief van de administratie die het besluit bevat om de overeenkomst van een tijdelijk functionaris op te zeggen overeenkomstig artikel 139, lid 1, onder d), van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, laat geen enkele twijfel bestaan over de wil van het tot het aangaan van aanstellingsovereenkomsten bevoegd gezag om de overeenkomst van de belanghebbende op te zeggen, en vormt derhalve een bezwarend besluit in de zin van artikel 90, lid 2, van het Statuut.

    Een aan de betrokkene gerichte brief waarin de datum van beëindiging van zijn overeenkomst wordt vastgesteld kan daarentegen niet anders worden opgevat dan als de loutere bevestiging van het eerdere besluit tot opzegging van de overeenkomst.

    (cf. punten 30, 33, 35 en 36)

    Referentie:

    Hof: arresten van 9 maart 1978, Herpels/Commissie,54/77, EU:C:1978:45, punten 1114; van 10 december 1980, Grasselli/Commissie,23/80, EU:C:1980:284, punt 18, en van 21 januari 1987, Stroghili/Rekenkamer,204/85, EU:C:1987:21, punt 6

    Gerecht van eerste aanleg: beschikkingen van 27 juni 2000, Plug/Commissie,T‑608/97, EU:T:2000:167, punt 22, en van 7 september 2005, Krahl/Commissie,T‑358/03, EU:T:2005:301, punt 38

    Gerecht voor ambtenarenzaken: beschikkingen van 19 december 2006, Suhadolnik/Hof van Justitie,F‑78/06, EU:F:2006:141, punt 31; van 10 september 2007, Speiser/Parlement,F‑146/06, EU:F:2007:153, punt 23; van 15 juli 2008, Pouzol/Rekenkamer,F‑28/08, EU:F:2008:100, punt 45, en van 8 september 2011, Pachtitis/Commissie,F‑51/11 R, EU:F:2011:130, punt 28

Top