EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62014FO0072

Garcia Minguez/Commissie

BESCHIKKING VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN VAN DE EUROPESE UNIE

(Tweede kamer)

28 april 2015

Maria Luisa Garcia Minguez

tegen

Europese Commissie

„Openbare dienst — Intern vergelijkend onderzoek — Aankondiging van vergelijkend onderzoek — Toelatingsvoorwaarden — Tijdelijk functionarissen van de Commissie — Personeel van een uitvoerend agentschap — Niet-toelating tot deelneming — Artikel 27 van het Statuut — Artikel 29, lid 1, onder b), van het Statuut — Beginselen van gelijke behandeling en non-discriminatie — Beroep kennelijk rechtens ongegrond”

Betreft:

Beroep, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, van toepassing op het EGA-Verdrag op grond van artikel 106 bis ervan, waarmee Garcia Minguez vraagt om nietigverklaring van het besluit tot afwijzing van haar aanmelding voor het door de Europese Commissie georganiseerde intern vergelijkend onderzoek COM/3/AD 9/13.

Beslissing:

Het beroep wordt kennelijk rechtens ongegrond verklaard. Garcia Minguez draagt haar eigen kosten en wordt verwezen in de kosten van de Europese Commissie.

Samenvatting

  1. Ambtenaren – Vergelijkend onderzoek – Interne vergelijkende onderzoeken – Toelatingsvoorwaarden – Behorend tot het personeel van de instelling – Tijdelijk functionaris die rechtstreeks is aangeworven door een uitvoerend agentschap – Daarvan uitgesloten

    [Ambtenarenstatuut, art. 29, lid 1, onder b); verordening nr. 58/2003 van de Raad, art. 18, lid 1]

  2. Ambtenaren – Organisatie van diensten – Organogram – Rechtskracht – Geen rechtskracht

    (Verordening nr. 58/2003 van de Raad, art. 18, lid 1)

  3. Ambtenaren – Vergelijkend onderzoek – Interne vergelijkende onderzoeken – Voorwaarden en modaliteiten voor de organisatie – Beoordelingsbevoegdheid van de administratie – Grenzen – Uitsluiting van personeel dat niet tot de instelling behoort – Toelaatbaarheid – Schending van artikel 27 van het Statuut – Geen schending

    (Ambtenarenstatuut, art. 27 en 29)

  4. Ambtenaren – Vergelijkend onderzoek – Interne vergelijkende onderzoeken – Toelatingsvoorwaarden – Behorend tot het personeel van de instelling – Uitsluiting van tijdelijk functionarissen die rechtstreeks zijn aangeworven door uitvoerende agentschappen, maar niet van ambtenaren die bij die agentschappen als tijdelijk functionaris zijn gedetacheerd – Schending van het gelijkheidsbeginsel – Geen schending

    [Ambtenarenstatuut, art. 29, lid 1, onder b)]

  1.  Artikel 29, lid 1, onder b), van het Statuut staat elke instelling toe om interne vergelijkende onderzoeken te organiseren die alleen openstaan voor hun ambtenaren en tijdelijk functionarissen. De uitdrukking „vergelijkend onderzoek binnen de instelling” heeft in beginsel daarom betrekking op alle personen die, in welke hoedanigheid dan ook, in dienst van de instelling zijn.

    Tijdelijk functionarissen die rechtstreeks worden aangeworven door uitvoerende agentschappen in de zin van artikel 18, lid 1, van verordening nr. 58/2003 tot vaststelling van het statuut van de uitvoerende agentschappen waaraan bepaalde taken voor het beheer van communautaire programma’s worden gedelegeerd, kunnen niet worden geacht in dienst van de Commissie te zijn, aangezien die agentschappen, ondanks de mate van toezicht die de Commissie zowel over de samenstelling van hun organen als over de vervulling van hun taken uitoefent, over diensten beschikken die niet samenvallen met die van de Commissie.

    (cf. punten 33 en 34)

    Referentie:

    Gerecht van eerste aanleg: arrest van 23 januari 2003, Angioli/Commissie, T‑53/00, EU:T:2003:12, punt 50

    Gerecht voor ambtenarenzaken: arrest van 20 november 2012, Ghiba/Commissie, F‑10/11, EU:F:2012:158, punten 43 en 44

  2.  Een organogram van een directoraat-generaal van de Commissie kan niet een uitvoerend agentschap aanduiden, in de zin van artikel 18, lid 1, van verordening nr. 58/2003 tot vaststelling van het statuut van de uitvoerende agentschappen waaraan bepaalde taken voor het beheer van communautaire programma’s worden gedelegeerd, ten dienste van de Commissie. Een dergelijk document heeft overigens geen juridische gevolgen en dient louter ter informatie.

    (cf. punt 41)

    Referentie:

    Gerecht van eerste aanleg: arrest van 18 februari 1993, Mc Avoy/Parlement, T‑45/91, EU:T:1993:11, punt 45

  3.  De uitoefening van de ruime beoordelingsbevoegdheid die het Statuut de instellingen op het gebied van de organisatie van vergelijkende onderzoeken verleent moet in overeenstemming worden gebracht met de dwingende bepalingen van artikel 27, eerste alinea, van het Statuut, volgens hetwelk elke aanwerving erop gericht dient te zijn de instelling de medewerking te verzekeren van ambtenaren die uit een oogpunt van bekwaamheid, prestatievermogen en onkreukbaarheid aan de hoogste eisen voldoen, alsmede van artikel 29, lid 1, van het Statuut. Hieruit volgt dat wanneer de instelling een intern vergelijkend onderzoek organiseert, zij zowel artikel 27, eerste alinea, en artikel 29 van het Statuut moet naleven.

    Door de toelating tot een intern vergelijkend onderzoek alleen te beperken tot functionarissen en tijdelijk functionarissen die in haar diensten tewerkgesteld zijn, geeft de instelling slechts toepassing aan artikel 29, lid 1, onder b), van het Statuut. Voorts mag deze instelling aanmeldingen van het personeel van uitvoerende agentschappen uitsluiten van die vergelijkende onderzoeken, omdat dat personeel niet behoort tot de ambtenaren en tijdelijk functionarissen in dienst van de instelling. Onder deze omstandigheden zou de aanname dat de instelling alleen wegens de toepassing van artikel 29 van het Statuut in strijd handelt met artikel 27 van het Statuut, erop neerkomen dat haar elke mogelijkheid wordt ontnomen om een intern vergelijkend onderzoek te organiseren, welke mogelijkheid haar door het Statuut nu juist wordt voorbehouden.

    (cf. punten 45‑47)

    Referentie:

    Gerecht van eerste aanleg: arrest van 21 november 2000, Carrasco Benítez/Commissie, T‑214/99, EU:T:2000:272, punt 53

  4.  Er is sprake van schending van het beginsel van gelijke behandeling wanneer twee categorieën personen wier situaties rechtens en feitelijk geen essentieel verschil vertonen verschillend worden behandeld of wanneer verschillende situaties gelijk worden behandeld, tenzij die behandelingen objectief gerechtvaardigd zijn. Ditzelfde geldt voor het beginsel van non-discriminatie, dat slechts de specifieke uitdrukking van het algemene gelijkheidsbeginsel is en dat, tezamen met dat laatste beginsel, één van de fundamentele rechten van het recht van de Unie vormt waarvan het Hof van Justitie van de Europese Unie de naleving verzekert.

    Wanneer een instelling besluit om overeenkomstig het Statuut een intern vergelijkend onderzoek te organiseren, is dat vergelijkend onderzoek, dat onder meer tot doel heeft om tijdelijk functionarissen van de instelling een vaste aanstelling te verlenen, naar zijn aard alleen bedoeld voor ambtenaren en tijdelijk functionarissen die in welke hoedanigheid dan ook reeds in dienst van die instelling zijn. Die ambtenaren en tijdelijk functionarissen, waaronder zij die buiten de instelling gedetacheerd zijn, bevinden zich ten aanzien van de mogelijkheid van toelating tot dat vergelijkend onderzoek dus niet in een vergelijkbare situatie rechtens en feitelijk als tijdelijk functionarissen in dienst van een uitvoerend agentschap dat losstaat van die instelling en die derhalve niet in dienst van die instelling zijn. Er kan derhalve niet met succes worden gesteld dat een aankondiging van vergelijkend onderzoek in strijd is met de beginselen van gelijke behandeling en non-discriminatie door de ambtenaren van een instelling, daaronder begrepen zij die als tijdelijk functionaris bij uitvoerende agentschappen zijn gedetacheerd, toe te laten tot deelneming aan een intern vergelijkend onderzoek en die toelating te weigeren aan tijdelijk functionarissen die rechtstreeks door die agentschappen zijn aangeworven.

    (cf. punten 48‑50)

    Referentie:

    Gerecht van eerste aanleg: arrest van 8 november 1990, Bataille e.a./Parlement, T‑56/89, EU:T:1990:64, punt 47

    Gerecht voor ambtenarenzaken: arrest van 24 september 2009, Brown/Commissie, F‑37/05, EU:F:2009:121, punt 64 en aldaar aangehaalde rechtspraak

Top