This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62014CJ0592
Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 21 september 2016.
European Federation for Cosmetic Ingredients tegen Secretary of State for Business, Innovation and Skills en Attorney General.
Prejudiciële verwijzing – Harmonisatie van de wetgevingen – Cosmetische producten – Verordening (EG) nr. 1223/2009 – Artikel 18, lid 1, onder b) – Cosmetische producten die ingrediënten of combinaties van ingrediënten bevatten waarvoor, ,om aan de voorschriften van deze verordening te voldoen’, een dierproef is verricht – Verbod om op de markt van de Europese Unie te brengen – Omvang.
Zaak C-592/14.
Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 21 september 2016.
European Federation for Cosmetic Ingredients tegen Secretary of State for Business, Innovation and Skills en Attorney General.
Prejudiciële verwijzing – Harmonisatie van de wetgevingen – Cosmetische producten – Verordening (EG) nr. 1223/2009 – Artikel 18, lid 1, onder b) – Cosmetische producten die ingrediënten of combinaties van ingrediënten bevatten waarvoor, ,om aan de voorschriften van deze verordening te voldoen’, een dierproef is verricht – Verbod om op de markt van de Europese Unie te brengen – Omvang.
Zaak C-592/14.
Court reports – general
Zaak C‑592/14
European Federation for Cosmetic Ingredients
tegen
Secretary of State for Business, Innovation and Skills
en
Attorney General
[verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de High Court of Justice of England and Wales, Queen’s Bench Division (Administrative Court)]
„Prejudiciële verwijzing — Harmonisatie van de wetgevingen — Cosmetische producten — Verordening (EG) nr. 1223/2009 — Artikel 18, lid 1, onder b) — Cosmetische producten die ingrediënten of combinaties van ingrediënten bevatten waarvoor, ,om aan de voorschriften van deze verordening te voldoen’, een dierproef is verricht — Verbod om op de markt van de Europese Unie te brengen — Omvang”
Samenvatting – Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 21 september 2016
Gerechtelijke procedure – Verzoek tot heropening van de mondelinge behandeling – Verzoek strekkende tot indiening van opmerkingen over rechtspunten opgeworpen in de conclusie van de advocaat-generaal – Voorwaarden voor heropening
(Art. 252, tweede alinea, VWEU; Statuut van het Hof van Justitie, art. 23; Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 83)
Recht van de Europese Unie – Uitlegging – Methoden – Letterlijke, systematische en teleologische uitlegging
Harmonisatie van de wetgevingen – Cosmetische producten – Verordening nr. 1223/2009 – Verbod om producten op de markt te brengen die ingrediënten bevatten waarvoor dierproeven zijn verricht – Omvang – Verrichting van de dierproeven in derde landen om daar producten in de handel te brengen – Daaronder begrepen – Voorwaarde – Gebruik van de resultaten van die proeven in het kader van een aanvraag teneinde de veiligheid van de betrokken producten te bewijzen om ze in de Unie op de markt te mogen brengen
[Verordening nr. 1223/2009 van het Europees Parlement en de Raad, art. 18, lid 1, b)]
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punten 22‑24)
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punt 31)
Artikel 18, lid 1, onder b), van verordening nr. 1223/2009 betreffende cosmetische producten moet aldus worden uitgelegd dat het een verbod kan inhouden om in de Europese Unie cosmetische producten op de markt te brengen met bepaalde ingrediënten waarvoor dierproeven buiten de Unie zijn verricht met het oog op het in de handel brengen van cosmetische producten in derde landen, indien de daaruit voortvloeiende resultaten worden gebruikt om de veiligheid van deze producten te bewijzen om ze in de Unie op de markt te kunnen brengen.
In dat verband moet de omstandigheid dat in het productveiligheidsrapport resultaten van dierproeven betreffende een ingrediënt voor cosmetisch gebruik worden vermeld om de veiligheid van dit ingrediënt voor de volksgezondheid aan te tonen, worden geacht te volstaan om te bewijzen dat die proeven zijn verricht om te voldoen aan de voorschriften van verordening nr. 1223/2009 met het oog op toegang tot de markt van de Unie. Het is niet relevant dat de dierproeven noodzakelijk waren om cosmetische producten in derde landen in de handel te brengen. Artikel 18, lid 1, onder b), van verordening nr. 1223/2009 maakt immers geen onderscheid naargelang de plaats waar de betrokken dierproef is verricht. Bij wege van uitlegging een dergelijk onderscheid invoeren, zou indruisen tegen de doelstelling van dierenbescherming die wordt nagestreefd door verordening nr. 1223/2009 in het algemeen en artikel 18 daarvan in het bijzonder.
(cf. punten 39‑41, 45 en dictum)