EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62014CJ0574

Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 15 september 2016.
PGE Górnictwo i Energetyka Konwencjonalna SA tegen Prezes Urzędu Regulacji Energetyki.
Prejudiciële verwijzing – Staatssteun – Langlopende overeenkomsten voor de aankoop van elektriciteit – Compensaties betaald in geval van vrijwillige beëindiging – Beschikking van de Commissie houdende vaststelling dat staatssteun verenigbaar is met de interne markt – Controle van de wettigheid van een steunmaatregel door de nationale rechter – Jaarlijkse aanpassing voor gestrande kosten – Tijdstip waarop het feit dat een energieproducent tot een concern behoort, in aanmerking wordt genomen.
Zaak C-574/14.

Court reports – general

Zaak C‑574/14

PGE Górnictwo i Energetyka Konwencjonalna S.A.

tegen

Prezes Urzędu Regulacji Energetyki

(verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Sąd Najwyższy)

„Prejudiciële verwijzing — Staatssteun — Langlopende overeenkomsten voor de aankoop van elektriciteit — Compensaties betaald in geval van vrijwillige beëindiging — Beschikking van de Commissie houdende vaststelling dat staatssteun verenigbaar is met de interne markt — Controle van de wettigheid van een steunmaatregel door de nationale rechter — Jaarlijkse aanpassing voor gestrande kosten — Tijdstip waarop het feit dat een energieproducent tot een concern behoort, in aanmerking wordt genomen”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 15 september 2016

  1. Steunmaatregelen van de staten – Respectieve bevoegdheden van de Commissie en van de nationale rechterlijke instanties – Rol van de nationale rechterlijke instanties – Beschikking van de Commissie houdende vaststelling van de verenigbaarheid van een staatssteunregeling – Bevoegdheid tot controle van de wettigheid van deze regeling door de nationale rechter in het kader van de uitvoering ervan – Geen – Bevoegdheid van de nationale rechterlijke instantie om de Commissie om verduidelijking te verzoeken en om een prejudiciële vraag te stellen aan het Hof

    (Art. 4, lid 3, VEU; art. 107 VWEU, 108, leden 2 en 3, VWEU en 267, tweede en derde alinea, VWEU; beschikking 2009/287 van de Commissie, art. 4, lid 2; mededeling van de Commissie betreffende de onderzoekmethode van staatssteun die verband houdt met gestrande kosten)

  2. Steunmaatregelen van de staten – Respectieve bevoegdheden van de Commissie en van de nationale rechterlijke instanties – Rol van de nationale rechterlijke instanties – Jaarlijkse aanpassing van de compensatie voor gestrande kosten die moet worden betaald aan een producent die tot een concern behoort – Inaanmerkingneming van het feit dat een energieproducent tot een concern behoort, op het tijdstip van deze aanpassing en niet op het tijdstip van het onderzoek van de verenigbaarheid van het compensatiesysteem met de interne markt

    (Art. 4, lid 3, VEU; art. 107 VWEU en 108 VWEU; beschikking 2009/287 van de Commissie, art. 4, leden 1 en 2)

  1.  Artikel 107 VWEU en artikel 4, lid 3, VEU juncto artikel 4, lid 2, van beschikking 2009/287 betreffende de door Polen toegekende staatssteun in het kader van de langlopende Koopovereenkomsten Energie en betreffende de staatssteun die Polen voornemens is toe te kennen als compensatie voor de vrijwillige beëindiging van de langlopende Koopovereenkomsten Energie, moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich ertegen verzetten dat, wanneer de Commissie een staatssteunregeling heeft onderzocht tegen de achtergrond van de mededeling van de Commissie betreffende de onderzoekmethode van staatssteun die verband houdt met gestrande kosten, en deze, vóór de uitvoering ervan, verenigbaar heeft geacht met de interne markt, de nationale autoriteiten en rechterlijke instanties op hun beurt, bij de uitvoering van de betrokken steunmaatregel, nagaan of deze verenigbaar is met de beginselen van deze methode.

    De beoordeling van de verenigbaarheid van steunmaatregelen of van een staatssteunregeling met de interne markt valt immers onder de uitsluitende bevoegdheid van de Commissie, die daarbij onder toezicht van de rechterlijke instanties van de Unie staat, zodat de nationale rechterlijke instanties zich ervan moeten onthouden, beslissingen te nemen die tegen een besluit van de Commissie indruisen, ook al heeft dit besluit een voorlopig karakter.

    Derhalve zou, wanneer aan een nationale rechterlijke instantie zou worden toegestaan zich in het kader van de uitvoering van een staatssteunregeling op haar beurt uit te spreken over de verenigbaarheid van een dergelijke regeling met de interne markt, dit er in wezen op neerkomen dat aan deze rechterlijke instantie de bevoegdheid wordt verleend om haar eigen beoordeling in de plaats te stellen van de door de Commissie verrichte beoordeling.

    Erkennen dat een nationale rechterlijke instantie de mogelijkheid heeft om een dergelijke beoordeling te verrichten, zou er bovendien juist toe leiden dat deze instantie de grenzen van haar eigen bevoegdheden – waarmee de naleving van het Unierecht inzake staatssteun moet worden verzekerd – overschrijdt, alsmede tekortschiet in haar verplichting tot loyale samenwerking met de instellingen van de Unie op het gebied van staatssteun. Het valt namelijk niet uit te sluiten dat de door de betrokken nationale rechterlijke instantie verrichte verificatie deze ertoe brengt een beslissing te nemen die in strijd is met de, overigens definitieve, beschikking van de Commissie.

    Niettemin kan de nationale rechterlijke instantie, wanneer zij twijfels heeft over de uitlegging van een beschikking van de Commissie waarbij een bepaalde maatregel als staatssteun is aangemerkt, die instelling verzoeken om verduidelijkingen en kan of moet zij, krachtens artikel 267, tweede en derde alinea, VWEU, een prejudiciële vraag over de uitlegging van artikel 107 VWEU voorleggen aan het Hof.

    (cf. punten 32‑34, 36, 37, 40, 41, dictum 1)

  2.  Artikel 4, leden 1 en 2, van beschikking 2009/287 betreffende de door Polen toegekende staatssteun in het kader van de langlopende Koopovereenkomsten Energie en betreffende de staatssteun die Polen voornemens is toe te kennen als compensatie voor de vrijwillige beëindiging van de langlopende Koopovereenkomsten Energie, moet, gelet op de mededeling betreffende de onderzoekmethode van staatssteun die verband houdt met gestrande kosten, aldus worden uitgelegd dat het vereist dat, in omstandigheden die worden gekenmerkt door een wijziging binnen de structuur van de door deze beschikking getroffen concerns, bij de bepaling van de jaarlijkse aanpassing van de compensatie voor gestrande kosten die moet worden betaald aan een tot een concern behorende producent, met het feit dat deze producent tot een concern behoort, en, derhalve, met het financiële resultaat van dit concern, rekening wordt gehouden op het tijdstip waarop tot deze aanpassing wordt overgegaan.

    Aangezien beschikking 2009/287 overeenkomstig artikel 4, lid 2, ervan is gebaseerd op de methode voor gestrande kosten en is bedoeld om van toepassing te zijn op compensaties voor gestrande kosten die moe(s)ten worden betaald voor de periode van 2006 tot en met 2025, moet er immers vanuit worden gegaan dat zij berust op dezelfde ontwikkelingsgeoriënteerde overwegingen als deze methode en dus moet worden uitgelegd volgens een dynamische benadering. Dientengevolge moet de jaarlijkse aanpassing van de compensatie voor gestrande kosten plaatsvinden met inachtneming van de reële situatie op de markt op het tijdstip van berekening van dat bedrag, hetgeen een beoordeling vergt van de ontwikkeling van de concurrentie op de desbetreffende markt. Hieruit volgt dat alle wijzigingen binnen de eigendomsstructuren van elektriciteit producerende ondernemingen binnen de werkingssfeer van deze beschikking vallen en, dientengevolge, door de nationale autoriteiten of rechterlijke instanties in aanmerking moeten worden genomen wanneer deze overgaan tot aanpassing van het jaarlijkse bedrag van de compensatie voor gestrande kosten.

    (cf. punten 51‑53, 56, dictum 2)

Top