This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62014CJ0418
Arrest van het Hof (Negende kamer) van 2 juni 2016.
ROZ-ŚWIT Zakład Produkcyjno-Handlowo-Usługowy Henryk Ciurko, Adam Pawłowski spółka jawna tegen Dyrektor Izby Celnej we Wrocławiu.
Prejudiciële verwijzing – Accijns – Richtlijn 2003/96/EG – Gedifferentieerde accijnsniveaus voor motorbrandstof en verwarmingsbrandstof – Voorwaarde voor toepassing van het tarief voor verwarmingsbrandstof – Indiening van een maandelijkse lijst van verklaringen volgens welke de gekochte producten voor verwarming worden gebruikt – Toepassing van het accijnstarief voor motorbrandstof bij niet-indiening van die lijst – Evenredigheidsbeginsel.
Zaak C-418/14.
Arrest van het Hof (Negende kamer) van 2 juni 2016.
ROZ-ŚWIT Zakład Produkcyjno-Handlowo-Usługowy Henryk Ciurko, Adam Pawłowski spółka jawna tegen Dyrektor Izby Celnej we Wrocławiu.
Prejudiciële verwijzing – Accijns – Richtlijn 2003/96/EG – Gedifferentieerde accijnsniveaus voor motorbrandstof en verwarmingsbrandstof – Voorwaarde voor toepassing van het tarief voor verwarmingsbrandstof – Indiening van een maandelijkse lijst van verklaringen volgens welke de gekochte producten voor verwarming worden gebruikt – Toepassing van het accijnstarief voor motorbrandstof bij niet-indiening van die lijst – Evenredigheidsbeginsel.
Zaak C-418/14.
Court reports – general
Zaak C‑418/14
ROZ-ŚWIT Zakład Produkcyjno-Handlowo-Usługowy Henryk Ciurko, Adam Pawłowski spółka jawna
tegen
Dyrektor Izby Celnej we Wrocławiu
(verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Wojewódzki Sąd Administracyjny we Wrocławiu)
„Prejudiciële verwijzing — Accijns — Richtlijn 2003/96/EG — Gedifferentieerde accijnsniveaus voor motorbrandstof en verwarmingsbrandstof — Voorwaarde voor toepassing van het tarief voor verwarmingsbrandstof — Indiening van een maandelijkse lijst van verklaringen volgens welke de gekochte producten voor verwarming worden gebruikt — Toepassing van het accijnstarief voor motorbrandstof bij niet-indiening van die lijst — Evenredigheidsbeginsel”
Samenvatting – Arrest van het Hof (Negende kamer) van 2 juni 2016
Recht van de Europese Unie – Beginselen – Evenredigheid – Draagwijdte – Inachtneming door de lidstaten bij de uitoefening van de bevoegdheden die hun door de richtlijnen van de Unie zijn verleend
Fiscale bepalingen – Harmonisatie van de wetgevingen – Heffing van belasting over energieproducten en elektriciteit – Richtlijn 2003/96 – Nationale regeling die aan verkopers van verwarmingsbrandstof de verplichting oplegt om een maandelijkse lijst van verklaringen in te dienen die aantonen dat de gekochte producten voor verwarming worden gebruikt – Toelaatbaarheid – Toepassing, bij gebreke van indiening van een dergelijke lijst, van het accijnstarief voor motorbrandstof – Ontoelaatbaarheid
(Richtlijn 2003/96 van de Raad)
Lidstaten – Voorbehouden bevoegdheden – Fiscale sancties – Verplichting om deze bevoegdheid uit te oefenen met inachtneming van het Unierecht en van de algemene beginselen daarvan
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punt 20)
Richtlijn 2003/96 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit en het evenredigheidsbeginsel moeten aldus worden uitgelegd dat zij:
— |
zich niet verzetten tegen een nationale regeling die aan verkopers van verwarmingsbrandstof de verplichting oplegt om binnen een gestelde termijn een maandelijkse lijst van verklaringen in te dienen, waarin wordt bevestigd dat de gekochte producten voor verwarming worden gebruikt, en |
— |
zich verzetten tegen een nationale regeling op grond waarvan het accijnstarief voor motorbrandstof wordt toegepast op de verkochte verwarmingsbrandstof wanneer een dergelijke lijst niet binnen de gestelde termijn wordt overgelegd, ook al is vastgesteld dat er geen twijfel bestaat over het gebruik van dat product voor verwarming. |
Aangezien de lidstaten over een beoordelingsmarge beschikken ten aanzien van de maatregelen en de regelingen die zij zullen vaststellen om belastingontwijking en -fraude in het kader van de verkoop van verwarmingsbrandstof te voorkomen, en daar de verplichting om een lijst van afnemersverklaringen bij de bevoegde autoriteiten in te dienen geen kennelijk onevenredige verplichting is, dient immers enerzijds worden geoordeeld dat een dergelijke verplichting een geschikte maatregel vormt om dat doel te bereiken en niet verder gaat dan ter verwezenlijking ervan noodzakelijk is.
Anderzijds is een bepaling van nationaal recht volgens welke het accijnstarief voor motorbrandstof automatisch wordt toegepast op verwarmingsbrandstof wanneer niet tijdig een lijst van afnemersverklaringen wordt ingediend, ook al wordt die brandstof daadwerkelijk voor verwarming gebruikt, echter in strijd met de algemene opzet en het doel van richtlijn 2003/96, die berusten op het beginsel dat energieproducten worden belast volgens het werkelijke gebruik dat ervan wordt gemaakt. Bovendien is die automatische toepassing van het accijnstarief voor motorbrandstof, ingeval de verplichting om een dergelijke lijst in te dienen, niet wordt nagekomen, in strijd met het evenredigheidsbeginsel. Het toepassen van het accijnstarief voor motorbrandstof op verwarmingsbrandstof omdat niet aan die verplichting is voldaan, gaat, wanneer de betrokken producten zonder enige twijfel voor verwarming werden gebruikt, namelijk verder dan noodzakelijk is om belastingontwijking en -fraude te voorkomen.
(cf. punten 25, 26, 33‑35, 39, 42 en dictum)
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punt 40)