EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62014CJ0402

Arrest van het Hof (Derde kamer) van 17 december 2015.
Viamar – Elliniki Aftokiniton kai Genikon Epicheiriseon AE tegen Elliniko Dimosio.
Prejudiciële verwijzing – Vrij verkeer van goederen – Fiscale bepalingen – Binnenlandse belastingen – Douanerechten van fiscale aard – Heffingen van gelijke werking – Formaliteiten in verband met het overschrijden van een grens – Artikel 30 VWEU – Artikel 110 VWEU – Richtlijn 92/12/EEG – Artikel 3, lid 3 – Richtlijn 2008/118/EG – Artikel 1, lid 3 – Geen omzetting in nationaal recht – Rechtstreekse werking – Heffing van een belasting op motorvoertuigen bij de invoer ervan op het grondgebied van een lidstaat – Belasting op de registratie en het eventuele in het verkeer brengen van het voertuig – Weigering om de belasting terug te betalen ingeval het voertuig niet wordt geregistreerd.
Zaak C-402/14.

Court reports – general

Zaak C‑402-/14

Viamar – Elliniki Aftokiniton kai Genikon Epicheiriseon AE

tegen

Elliniko Dimosio

(verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Dioikitiko Efeteio Athinon)

„Prejudiciële verwijzing — Vrij verkeer van goederen — Fiscale bepalingen — Binnenlandse belastingen — Douanerechten van fiscale aard — Heffingen van gelijke werking — Formaliteiten in verband met het overschrijden van een grens — Artikel 30 VWEU — Artikel 110 VWEU — Richtlijn 92/12/EEG — Artikel 3, lid 3 — Richtlijn 2008/118/EG — Artikel 1, lid 3 — Geen omzetting in nationaal recht — Rechtstreekse werking — Heffing van een belasting op motorvoertuigen bij de invoer ervan op het grondgebied van een lidstaat — Belasting op de registratie en het eventuele in het verkeer brengen van het voertuig — Weigering om de belasting terug te betalen ingeval het voertuig niet wordt geregistreerd”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Derde kamer) van 17 december 2015

  1. Handelingen van de instellingen — Richtlijnen — Rechtstreekse werking — Voorwaarden

    (Art. 288, lid 3, VWEU)

  2. Fiscale bepalingen — Harmonisatie van de wetgevingen — Accijns — Richtlijn 2008/118 — Artikel 1, lid 3 — Rechtstreekse werking

    (Richtlijn 2008/118 van de Raad, art. 1, lid 3)

  3. Prejudiciële vragen — Bevoegdheid van het Hof — Noodzaak om vragen te herformuleren

    (Art. 267 VWEU)

  4. Fiscale bepalingen — Binnenlandse belastingen — Registratiebelasting op motorvoertuigen met het oog op het in het verkeer brengen ervan op het nationale grondgebied — Kwalificatie als binnenlandse belasting en niet als heffing van gelijke werking

    (Art. 28 VWEU, 30 VWEU en 110 VWEU)

  5. Fiscale bepalingen — Binnenlandse belastingen — Registratiebelasting op nieuwe motorvoertuigen bij ontbreken van soortgelijke of concurrerende binnenlandse productie — Toetsing aan artikel 110 VWEU — Vereisten — Overeenstemming met die bepaling

    (Art. 110 VWEU)

  6. Fiscale bepalingen — Harmonisatie van de wetgevingen — Accijns — Richtlijnen 92/12 en 2008/118 — Werkingssfeer — Motorvoertuigen — Daarvan uitgesloten — Bevoegdheid van de lidstaten om belasting te heffen — Grenzen

    (Richtlijnen van de Raad 92/12, art. 3, leden 1 en 3, en 2008/118, art. 1, leden 1 en 3)

  7. Vrij verkeer van goederen — Douanerechten — Heffingen van gelijke werking — Begrip — Registratiebelasting op motorvoertuigen geheven bij de invoer — Daarvan uitgesloten — Binnenlandse belasting — Uitzondering — Niet-terugbetaling van de belasting ingeval het voertuig niet wordt geregistreerd — Belasting die uitsluitend wegens grensoverschrijding wordt geheven

    (Art. 28 VWEU, 30 VWEU en 110 VWEU)

  1.  Zie de tekst van de beslissing.

    (cf. punt 25)

  2.  Artikel 1, lid 3, van richtlijn 2008/118 houdende een algemene regeling inzake accijns en houdende intrekking van richtlijn 92/12 dient aldus te worden uitgelegd dat deze bepaling voldoet aan de voorwaarden voor rechtstreekse werking op grond waarvan particulieren zich voor een nationale rechterlijke instantie in een zaak tegen een lidstaat op die bepaling kunnen beroepen.

    Dit artikel is immers onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig waar het de lidstaten, zonder voorwaarden te stellen of de vaststelling van aanvullende maatregelen te verlangen, in ondubbelzinnige bewoordingen verplicht om erop toe te zien dat wanneer zij belastingen heffen op andere producten dan accijnsgoederen en op diensten, een dergelijke heffing in het handelsverkeer tussen de lidstaten geen aanleiding geeft tot formaliteiten in verband met het overschrijden van een grens.

    (cf. punten 27, 28, dictum 1)

  3.  Zie de tekst van de beslissing.

    (cf. punten 29‑32)

  4.  Zie de tekst van de beslissing.

    (cf. punten 33‑35)

  5.  Zie de tekst van de beslissing.

    (cf. punten 36‑38)

  6.  Motorvoertuigen vallen niet onder de categorieën van producten waarop ingevolge artikel 3, lid 1, van richtlijn 92/12 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop, en artikel 1, lid 1, van richtlijn 2008/118 houdende een algemene regeling inzake accijns en houdende intrekking van richtlijn 92/12 in alle lidstaten accijns wordt geheven, en vallen daardoor niet onder de regeling inzake geharmoniseerde accijns. De lidstaten blijven bevoegd om op dergelijke producten belastingen in te stellen of te handhaven, maar zij moeten hun bevoegdheid op dit vlak uitoefenen met eerbiediging van het Unierecht. In dit verband dienen de lidstaten in het bijzonder niet alleen de bepalingen van het VWEU, met name de artikelen 30 en 110 daarvan, te eerbiedigen, maar eveneens het bepaalde in artikel 3, lid 3, van richtlijn 92/12 en artikel 1, lid 3, van richtlijn 2008/118. Daarin is bepaald dat de heffing van een belasting in het handelsverkeer tussen de lidstaten geen aanleiding mag geven tot formaliteiten in verband met het overschrijden van een grens.

    (cf. punten 39, 40)

  7.  Artikel 30 VWEU dient aldus te worden uitgelegd dat deze bepaling zich verzet tegen een handelswijze van een lidstaat waarbij de registratiebelasting die is geheven bij de invoer van uit andere lidstaten afkomstige motorvoertuigen niet wordt terugbetaald wanneer de betrokken voertuigen, die in die lidstaat nooit zijn geregistreerd, weer zijn uitgevoerd naar een andere lidstaat.

    Elke eenzijdig opgelegde geldelijke last, ongeacht de benaming of de structuur ervan, die wegens grensoverschrijding over goederen wordt geheven en geen douanerecht in eigenlijke zin is, vormt immers een heffing van gelijke werking in de zin van de artikelen 28 VWEU en 30 VWEU. Een registratiebelasting heeft in beginsel als belastbaar feit de registratie van motorvoertuigen in een lidstaat en vormt derhalve een binnenlandse belasting in de zin van artikel 110 VWEU. Deze hoedanigheid zou die registratiebelasting evenwel verliezen indien zij na heffing ervan niet werd terugbetaald wanneer de uit andere lidstaten ingevoerde voertuigen in genoemde lidstaat nooit werden geregistreerd. In dat geval zou die belasting in werkelijkheid vanwege de enkele overschrijding van de grens van een lidstaat worden geheven, en zou zij dus een krachtens artikel 30 VWEU verboden heffing van gelijke werking vormen.

    (cf. punten 44‑46, dictum 2)

Top