This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62014CJ0381
Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 14 april 2016.
Jorge Sales Sinués tegen Caixabank SA en Youssouf Drame Ba tegen Catalunya Caixa SA (Catalunya Banc SA).
Prejudiciële verwijzingen – Richtlijn 93/13/EEG – Consumentenovereenkomsten – Hypotheekovereenkomsten – Bodembeding – Toetsing van het beding met het oog op ongeldigverklaring ervan – Collectieve procedure – Verbodsvordering – Schorsing van de individuele procedure met hetzelfde voorwerp.
Gevoegde zaken C-381/14 en C-385/14.
Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 14 april 2016.
Jorge Sales Sinués tegen Caixabank SA en Youssouf Drame Ba tegen Catalunya Caixa SA (Catalunya Banc SA).
Prejudiciële verwijzingen – Richtlijn 93/13/EEG – Consumentenovereenkomsten – Hypotheekovereenkomsten – Bodembeding – Toetsing van het beding met het oog op ongeldigverklaring ervan – Collectieve procedure – Verbodsvordering – Schorsing van de individuele procedure met hetzelfde voorwerp.
Gevoegde zaken C-381/14 en C-385/14.
Court reports – general
Gevoegde zaken C‑381/14 en C‑385/14
Jorge Sales Sinués
en
Youssouf Drame Ba
tegen
Caixabank SA
en
Catalunya Caixa SA (Catalunya Banc SA)
(verzoeken om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Juzgado de lo Mercantil no 9 de Barcelona)
„Prejudiciële verwijzingen — Richtlijn 93/13/EEG — Consumentenovereenkomsten — Hypotheekovereenkomsten — Bodembeding — Toetsing van het beding met het oog op ongeldigverklaring ervan — Collectieve procedure — Verbodsvordering — Schorsing van de individuele procedure met hetzelfde voorwerp”
Samenvatting – Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 14 april 2016
Bescherming van de consument – Oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten – Richtlijn 93/13 – Oneerlijk beding in de zin van artikel 3 – Beoordeling van het oneerlijke karakter door de nationale rechter – Criteria
(Richtlijn 93/13 van de Raad, art. 3, lid 1, en 4, lid 1)
Bescherming van de consument – Oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten – Richtlijn 93/13 – Vaststelling dat een beding oneerlijk is – Draagwijdte – Nationale regeling die voorziet in de automatische schorsing van de individuele vordering van een consument met hetzelfde voorwerp als een aanhangige collectieve vordering van een consumentenorganisatie tot de collectieve procedure is afgerond – Ontoelaatbaarheid – Onverenigbaarheid met het doeltreffendheidsbeginsel
(Richtlijn 93/13 van de Raad, art. 7)
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punten 22‑24)
Artikel 7 van richtlijn 93/13 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling volgens welke de nationale rechter een individuele vordering die door een consument bij hem is ingesteld tot vaststelling dat een beding in een overeenkomst tussen hem en een verkoper oneerlijk is, automatisch moet schorsen in afwachting dat een definitieve beslissing wordt gegeven in een aanhangige collectieve vordering die door een consumentenorganisatie op de grondslag van lid 2 van dat artikel 7 is ingesteld om een einde te maken aan het gebruik, in overeenkomsten van hetzelfde type, van soortgelijke bedingen als het beding waarop de individuele vordering betrekking heeft, zonder dat in overweging kan worden genomen of die schorsing relevant is uit het oogpunt van de bescherming van de consument die zich individueel tot de rechter heeft gewend, en zonder dat de consument kan beslissen zich los te maken van de collectieve vordering.
Individuele en collectieve vorderingen hebben in het kader van richtlijn 93/13 namelijk verschillende doelen en rechtsgevolgen, zodat de procedurele verhouding tussen het verloop van de ene en van de andere vordering slechts kan beantwoorden aan vereisten van procedurele aard die met name verband houden met een goede rechtsbedeling en met de noodzaak om tegenstrijdige gerechtelijke beslissingen te voorkomen, zonder dat de wisselwerking tussen die verschillende vorderingen mag leiden tot een aantasting van de in richtlijn 93/13 beoogde consumentenbescherming. In die context kan het vereiste, te waarborgen dat gerechtelijke beslissingen onderling coherent zijn, een gebrek aan doeltreffendheid, doordat de consument de rechten die hem zouden toekomen in een individuele procedure, verliest ten gevolge van de schorsing hiervan in afwachting van een definitieve uitspraak op de collectieve vordering, niet rechtvaardigen, aangezien het verschil in aard tussen de rechterlijke toetsing die wordt uitgeoefend op een collectieve vordering en die welke wordt verricht op een individuele vordering het gevaar voor tegenstrijdige gerechtelijke beslissingen in beginsel zou moeten voorkomen. Evenzo kan, wat het vereiste om overbelasting van de rechtbanken te vermijden betreft, de doeltreffende uitoefening van de subjectieve rechten die richtlijn 93/13 de consumenten verleent, niet ter discussie worden gesteld door overwegingen die verband houden met de gerechtelijke organisatie van een lidstaat.
(cf. punten 30, 35, 40‑43 en dictum)