Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62014CJ0352

    Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 15 oktober 2015.
    Juan Miguel Iglesias Gutiérrez en Elisabet Rion Bea tegen Bankia SA e.a.
    Prejudiciële verwijzing – Artikelen 107 VWEU en 108 VWEU – Financiële crisis – Steun voor de financiële sector – Verenigbaarheid van steun met de interne markt – Besluit van de Europese Commissie – Financiële entiteit die een herstructurering doormaakt – Ontslag van een werknemer – Nationale regeling betreffende het bedrag van de ontslagvergoedingen.
    Gevoegde zaken C-352/14 en C-353/14.

    Court reports – general

    Gevoegde zaken C‑352/14 en C‑353/14

    Juan Miguel Iglesias Gutiérrez

    en

    Elisabet Rion Bea

    tegen

    Bankia SA e.a.

    (verzoeken om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Juzgado de lo Social no 2 de Terrassa om een prejudiciële beslissing)

    „Prejudiciële verwijzing — Artikelen 107 VWEU en 108 VWEU — Financiële crisis — Steun voor de financiële sector — Verenigbaarheid van steun met de interne markt — Besluit van de Europese Commissie — Financiële entiteit die een herstructurering doormaakt — Ontslag van een werknemer — Nationale regeling betreffende het bedrag van de ontslagvergoedingen”

    Samenvatting – Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 15 oktober 2015

    1. Prejudiciële vragen — Bevoegdheid van het Hof — Grenzen — Onderzoek van de verenigbaarheid van het nationale recht met het Unierecht — Daarvan uitgesloten — Verstrekking van alle uitleggingsgegevens met betrekking tot het Unierecht aan de verwijzende rechterlijke instantie — Daaronder begrepen

      (Art. 267 VWEU)

    2. Steunmaatregelen van de staten — Respectieve bevoegdheden van de Commissie en van de nationale rechterlijke instanties — Rol van de nationale rechterlijke instanties — Vrijwaring van de rechten van de rechtzoekenden in geval van tenuitvoerlegging van een voorgenomen steunmaatregel vóór het besluit van de Commissie — Verplichting voor de nationale rechterlijke instanties om overeenkomstig hun nationaal recht alle gevolgen te trekken uit deze schending

      (Art. 108, lid 3, VWEU; verordening nr.659/1999, art. 7, lid 3)

    3. Steunmaatregelen van de staten — Besluit van de Commissie waarbij wordt vastgesteld dat een nationale maatregel onder bepaalde voorwaarden verenigbaar is met de interne markt — Verplichting voor de lidstaten om de nakoming van de in de machtiging opgenomen verbintenissen te verzekeren

      (Art. 108, leden 1 en 3, VWEU; verordening nr.659/1999, art. 7, lid 3)

    4. Steunmaatregelen van de staten — Besluit van de Commissie waarbij wordt vastgesteld dat een nationale maatregel onder bepaalde voorwaarden verenigbaar is met de interne markt — Verplichting voor de lidstaten om de naleving van deze voorwaarden te verzekeren — Vergoedingen die aan een werknemer verschuldigd zijn in geval van collectief ontslag dat onder dat besluit valt, maar hoger zijn dan het wettelijke minimum — Toelaatbaarheid

      (Art. 108, lid 3, VWEU; verordening nr.659/1999, art. 7, lid 3, en 25)

    1.  Zie de tekst van de beslissing.

      (cf. punten 21, 22)

    2.  Zie de tekst van de beslissing.

      (cf. punten 25, 26)

    3.  Wanneer de Commissie na afloop van haar onderzoek inzake staatssteun krachtens artikel 108, leden 1 en 3, VWEU een positief besluit neemt in de zin van artikel 7, lid 3, van verordening nr. 659/1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel [108 VWEU], blijkt op dat ogenblik dat de doelstelling die erin bestaat dat alleen met de interne markt verenigbare voorgenomen steunmaatregelen tot uitvoering worden gebracht, is gevrijwaard en dat de betrokken steunmaatregel tot uitvoering mag worden gebracht.

      Deze machtiging tot tenuitvoerlegging geldt evenwel slechts voor zover alle elementen waarmee de Commissie bij haar beoordeling van de verenigbaarheid van deze maatregel rekening heeft gehouden, in acht worden genomen. In het bijzonder ingeval de aangemelde maatregel op voorstel van de betrokken lidstaat gepaard gaat met door deze staat aangegane verbintenissen, moet worden aangenomen dat deze verbintenissen ook integrerend deel uitmaken van de maatregel waarvoor machtiging is verleend. Het staat aan de lidstaat die de adressaat van het besluit is, om na te gaan of hij de in de machtiging opgenomen verbintenissen zal kunnen naleven. Daarbij moet hij zich met name ervan vergewissen dat deze verbintenissen in overeenstemming zijn met zijn nationale wetgeving en in voorkomend geval oordelen of overeenkomstig zijn grondwettelijke procedures een aanpassing van deze wetgeving in overweging moet worden genomen.

      (cf. punten 25, 27‑29)

    4.  Een besluit van de Commissie betreffende door de autoriteiten van een lidstaat verleende steun voor de herstructurering en de herkapitalisatie van een financiële groep alsmede de artikelen 107 VWEU en 108 VWEU, waarop dat besluit is gebaseerd, verzetten zich niet ertegen dat in een geding betreffende een collectief ontslag dat binnen de werkingssfeer van dat besluit valt, toepassing wordt gemaakt van een nationale regeling die het bedrag van de aan een werknemer in geval van kennelijk onredelijk ontslag verschuldigde vergoedingen vaststelt op een som boven het wettelijke minimum, wanneer, enerzijds, de door de betrokken lidstaat daartoe aangegane verbintenissen in het kader van de geldende nationale wetgeving moeten worden uitgevoerd, en anderzijds, bij de uitvoering ervan enige flexibiliteit mogelijk is.

      (cf. punten 31, 34 en dictum)

    Top