EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62014CJ0314

Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 17 februari 2016.
Sanoma Media Finland Oy – Nelonen Media tegen Viestintävirasto.
Prejudiciële verwijzing – Richtlijn 2010/13/EU – Artikel 19, lid 1 – Scheiding van de televisiereclame en de programma’s – Opgedeeld scherm – Artikel 23, leden 1 en 2 – Beperking van de zendtijd voor televisiereclamespots tot 20 % per klokuur – Sponsorboodschappen – Andere verwijzingen naar een sponsor – ‚Zwarte seconden’.
Zaak C-314/14.

Court reports – general

Zaak C‑314/14

Sanoma Media Finland Oy–Nelonen Media

tegen

Viestintävirasto

(verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Korkein hallinto-oikeus)

„Prejudiciële verwijzing — Richtlijn 2010/13/EU — Artikel 19, lid 1 — Scheiding van de televisiereclame en de programma’s — Opgedeeld scherm — Artikel 23, leden 1 en 2 — Beperking van de zendtijd voor televisiereclamespots tot 20 % per klokuur — Sponsorboodschappen — Andere verwijzingen naar een sponsor — ‚Zwarte seconden’”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 17 februari 2016

  1. Vrij verrichten van diensten — Televisieomroepactiviteiten — Richtlijn 2010/13 — Scheiding van de televisiereclame en de programma’s — Nationale wettelijke regeling op grond waarvan het is toegestaan dat een beeldscherm wordt opgedeeld in een deel waarop de programma-aftiteling verschijnt en een deel waarop het programmaoverzicht verschijnt, om het programma dat wordt beëindigd te scheiden van de erop volgende reclameonderbreking — Ontbreken van een akoestisch of optisch signaal — Toelaatbaarheid — Voorwaarden — Verificatie door de nationale rechterlijke instantie

    (Richtlijn 2010/13 van het Europees Parlement en de Raad, art. 19, lid 1)

  2. Vrij verrichten van diensten — Televisieomroepactiviteiten — Richtlijn 2010/13 — Beperking van de zendtijd voor televisiereclamespots tot 20 % per klokuur — Sponsorlogo’s elders uitgezonden dan in de programma’s die het voorwerp zijn van sponsoring — Daaronder begrepen

    ((Richtlijn 2010/13 van het Europees Parlement en de Raad, art. 23, leden 1 en 2)

  3. Vrij verrichten van diensten — Televisieomroepactiviteiten — Richtlijn 2010/13 — Beperking van de zendtijd voor televisiereclamespots tot 20 % per klokuur — Strekking — „Zwarte seconden” tussen afzonderlijke reclamespots in een reclameonderbreking of tussen die onderbreking en het erop volgende televisieprogramma — Daaronder begrepen

    (Richtlijn 2010/13 van het Europees Parlement en de Raad, art. 23, lid 1)

  1.  Artikel 19, lid 1, van richtlijn 2010/13 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) moet aldus worden uitgelegd dat het niet in de weg staat aan een nationale wettelijke regeling op grond waarvan het is toegestaan dat een opgedeeld beeldscherm waarop de programma-aftiteling in het ene deel verschijnt en een programmaoverzicht in het andere om het programma dat wordt beëindigd te scheiden van de erop volgende reclameonderbreking, niet noodzakelijkerwijs wordt gecombineerd met, of wordt gevolgd door, een akoestisch of optisch signaal, mits een dergelijk middel om te scheiden op zich beantwoordt aan de in de eerste volzin van dat artikel 19, lid 1, vermelde vereisten.

    Uit de bewoordingen van die bepaling, gelezen tegen de achtergrond van overweging 83 van dezelfde richtlijn, volgt dat televisiereclame en telewinkelprogramma’s weliswaar duidelijk van de televisieprogramma’s moeten worden gescheiden met gebruikmaking van de diverse in artikel 19, lid 1, tweede volzin, van de richtlijn opgesomde middelen, maar dat die middelen daarom nog niet kunnen worden geacht cumulatief te moeten worden toegepast. Indien met één ervan – optisch, akoestiek of ruimtelijk – de volledige eerbiediging van de vereisten van de eerste volzin van artikel 19, lid 1, van die richtlijn kan worden gewaarborgd, staat het de lidstaten vrij om niet te eisen dat genoemde middelen gecombineerd worden gebruikt.

    (cf. punten 34, 37, 39, 40, dictum 1)

  2.  Artikel 23, lid 2, van richtlijn 2010/13 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) moet aldus worden uitgelegd dat sponsorlogo’s die in het kader van andere programma’s dan het gesponsorde programma worden uitgezonden, moeten worden meegerekend voor de in artikel 23, lid 1, van die richtlijn vastgelegde maximumreclamezendtijd per klokuur.

    Uit de gezamenlijke bepalingen van artikel 1, lid 1, onder h) en k), en van artikel 10, lid 1, van die richtlijn kan worden afgeleid dat wanneer de interventie van een sponsor enkel erin bestaat dat hij bijdraagt aan de financiering van een dienst of van een programma, de symbolen, referenties of andere onderscheidingstekens in verband met een sponsoring strikt verband moeten houden met de dienst of het programma dat door die sponsor wordt gefinancierd of gecofinancierd. Die symbolen, die referenties of die andere onderscheidingstekens moeten dan ook aan het begin, tijdens of aan het einde van het gesponsorde programma worden geplaatst en bijgevolg niet buiten dat programma.

    Eerbiediging van die verplichting is vooral in het belang van de consument als kijker, opdat deze erdoor in staat wordt gesteld, duidelijk te begrijpen dat voor een programma een sponsoringovereenkomst is gesloten, en te verhinderen dat de in artikel 23, lid 1, van de richtlijn audiovisuele mediadiensten vastgelegde maximumzendtijd per klokuur voor televisiereclamespots wordt omzeild.

    (cf. punten 41, 47‑49, 51, dictum 2)

  3.  Artikel 23, lid 2, van richtlijn 2010/13 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) moet in het geval waarin een lidstaat geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om een striktere regel dan die neergelegd in dat artikel in te voeren, aldus worden uitgelegd, dat het zich niet alleen niet ertegen verzet dat „zwarte seconden” tussen de afzonderlijke spots van een televisiereclameonderbreking of tussen die onderbreking en het erop volgende televisieprogramma worden meegerekend voor het maximumaandeel van 20 % per klokuur voor televisiereclame, maar ook gebiedt dat die seconden worden meegerekend.

    Artikel 23, lid 1, van die richtlijn legt immers een maximumzendtijd per klokuur voor televisiereclamespots en telewinkelspots vast om te waarborgen dat het voornaamste doel van die richtlijn – de bescherming van de consument als kijker tegen buitensporige televisiereclame – correct wordt verwezenlijkt. De lidstaten mogen dan ook op grond van die bepaling de minimumzendtijd die aan de uitzending van programma’s of aan andere redactionele inhoud moet worden besteed, niet ten gunste van reclame beperken tot minder dan 80 % van een klokuur.

    Wanneer een lidstaat voor de zendtijd voor televisiereclame geen strikter maximum heeft vastgesteld dan dat neergelegd in artikel 23, lid 1, van de richtlijn audiovisuele mediadiensten, zou de wil van de Uniewetgever niet worden geëerbiedigd indien genoemde „zwarte seconden” voor de toepassing van die bepaling niet als reclamezendtijd werden beschouwd. Dat zou er namelijk toe leiden dat het aandeel per klokuur dat is voorbehouden aan de uitzending van programma’s en andere redactionele inhoud, wordt verminderd met de duur van die „zwarte seconden” en onder het in die bepaling impliciet gewaarborgde minimum komt te liggen.

    (cf. punten 59‑62, dictum 3)

Top