EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62014CJ0285

Brasserie Bouquet

Zaak C‑285/14

Directeur général des douanes et droits indirects

en

Directeur régional des douanes et droits indirects d’Auvergne

tegen

Brasserie Bouquet SA

[verzoek van de Cour de cassation (Frankrijk) om een prejudiciële beslissing]

„Prejudiciële verwijzing — Fiscale bepalingen — Richtlijn 92/83/EEG — Accijns — Bier — Artikel 4 — Kleine zelfstandige brouwerijen — Verlaagd accijnstarief — Voorwaarden — Niet onder licentie werken — Werken volgens een aan een derde toebehorend productieproces waarvoor door die derde toestemming is verleend — Gebruik van de merken van die derde met diens toestemming”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Tiende kamer) van 4 juni 2015

  1. Prejudiciële vragen — Bevoegdheid van het Hof — Noodzaak om vragen te herformuleren

    (Art. 267 VWEU)

  2. Fiscale bepalingen — Harmonisatie van de wetgevingen — Accijns — Richtlijn 92/83 — Alcohol en alcoholhoudende dranken — Toepassing van verlaagde accijnstarieven op bepaalde producten — Bier gebrouwen door kleine zelfstandige brouwerijen — Werkingssfeer — Brouwerij die niet onder licentie werkt — Begrip — Brouwerij die haar bier produceert krachtens een overeenkomst op grond waarvan zij de merken en het productieproces van een derde mag gebruiken — Daarvan uitgesloten

    (Richtlijn 92/83 van de Raad, art. 4, lid 2)

  1.  Zie de tekst van de beslissing.

    (cf. punten 14‑17)

  2.  Voor het toepassen van het verlaagde accijnstarief voor bier is niet voldaan aan de in artikel 4, lid 2, van richtlijn 92/83 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op alcohol en alcoholhoudende dranken gestelde voorwaarde dat een brouwerij niet onder licentie mag werken, wanneer de betrokken brouwerij haar bier produceert krachtens een overeenkomst op grond waarvan zij de merken en het productieproces van een derde mag gebruiken.

    Richtlijn 92/83 richtlijn beoogt immers te voorkomen dat een bieraccijnsverlaging wordt toegekend aan brouwerijen waarvan de omvang en de productiecapaciteit verstoringen op de interne markt kunnen teweegbrengen.

    Derhalve moeten kleine brouwerijen met een jaarproductie van niet meer dan 200000 hectoliter bier volgens artikel 4, lid 2, van richtlijn 92/83, zowel wat hun juridische en economische structuur als wat hun productiestructuur betreft, daadwerkelijk onafhankelijk zijn van andere brouwerijen door gebruik te maken van installaties die fysiek losstaan van die van andere brouwerijen, en door niet onder licentie te werken.

    Het niet onder licentie werken is dus een van de voorwaarden om ervoor te zorgen dat de betrokken kleine brouwerij daadwerkelijk autonoom is ten opzichte van andere brouwerijen. Hieruit volgt dat het begrip werken „onder licentie” aldus moet worden uitgelegd dat daaronder valt het brouwen van bier onder enigerlei vorm van toestemming, waaruit blijkt dat die kleine brouwerij niet geheel onafhankelijk is van de derde van wie zij die toestemming heeft verkregen. Dat is het geval als sprake is van toestemming om een octrooi, merk of productieproces van die derde te gebruiken.

    (cf. punten 21‑23, 25 en dictum)

Top

Zaak C‑285/14

Directeur général des douanes et droits indirects

en

Directeur régional des douanes et droits indirects d’Auvergne

tegen

Brasserie Bouquet SA

[verzoek van de Cour de cassation (Frankrijk) om een prejudiciële beslissing]

„Prejudiciële verwijzing — Fiscale bepalingen — Richtlijn 92/83/EEG — Accijns — Bier — Artikel 4 — Kleine zelfstandige brouwerijen — Verlaagd accijnstarief — Voorwaarden — Niet onder licentie werken — Werken volgens een aan een derde toebehorend productieproces waarvoor door die derde toestemming is verleend — Gebruik van de merken van die derde met diens toestemming”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Tiende kamer) van 4 juni 2015

  1. Prejudiciële vragen – Bevoegdheid van het Hof – Noodzaak om vragen te herformuleren

    (Art. 267 VWEU)

  2. Fiscale bepalingen – Harmonisatie van de wetgevingen – Accijns – Richtlijn 92/83 – Alcohol en alcoholhoudende dranken – Toepassing van verlaagde accijnstarieven op bepaalde producten – Bier gebrouwen door kleine zelfstandige brouwerijen – Werkingssfeer – Brouwerij die niet onder licentie werkt – Begrip – Brouwerij die haar bier produceert krachtens een overeenkomst op grond waarvan zij de merken en het productieproces van een derde mag gebruiken – Daarvan uitgesloten

    (Richtlijn 92/83 van de Raad, art. 4, lid 2)

  1.  Zie de tekst van de beslissing.

    (cf. punten 14‑17)

  2.  Voor het toepassen van het verlaagde accijnstarief voor bier is niet voldaan aan de in artikel 4, lid 2, van richtlijn 92/83 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op alcohol en alcoholhoudende dranken gestelde voorwaarde dat een brouwerij niet onder licentie mag werken, wanneer de betrokken brouwerij haar bier produceert krachtens een overeenkomst op grond waarvan zij de merken en het productieproces van een derde mag gebruiken.

    Richtlijn 92/83 richtlijn beoogt immers te voorkomen dat een bieraccijnsverlaging wordt toegekend aan brouwerijen waarvan de omvang en de productiecapaciteit verstoringen op de interne markt kunnen teweegbrengen.

    Derhalve moeten kleine brouwerijen met een jaarproductie van niet meer dan 200000 hectoliter bier volgens artikel 4, lid 2, van richtlijn 92/83, zowel wat hun juridische en economische structuur als wat hun productiestructuur betreft, daadwerkelijk onafhankelijk zijn van andere brouwerijen door gebruik te maken van installaties die fysiek losstaan van die van andere brouwerijen, en door niet onder licentie te werken.

    Het niet onder licentie werken is dus een van de voorwaarden om ervoor te zorgen dat de betrokken kleine brouwerij daadwerkelijk autonoom is ten opzichte van andere brouwerijen. Hieruit volgt dat het begrip werken „onder licentie” aldus moet worden uitgelegd dat daaronder valt het brouwen van bier onder enigerlei vorm van toestemming, waaruit blijkt dat die kleine brouwerij niet geheel onafhankelijk is van de derde van wie zij die toestemming heeft verkregen. Dat is het geval als sprake is van toestemming om een octrooi, merk of productieproces van die derde te gebruiken.

    (cf. punten 21‑23, 25 en dictum)

Top