Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62014CJ0269

    Kansaneläkelaitos

    Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 21 mei 2015 – Kansaneläkelaitos

    (Zaak C‑269/14) 1 ( 1 )

    „Prejudiciële verwijzing — Overheidsopdrachten — Richtlijn 2004/18/EG — Artikel 1, lid 4 — Concessieovereenkomst voor diensten — Begrip — Samenstel van overeenkomsten tussen een socialezekerheidsinstelling en taxivennootschappen dat voorziet in een elektronische procedure van rechtstreekse vergoeding van de vervoerkosten van de verzekerden en in een systeem van boeking van de vervoermiddelen”

    1. 

    Prejudiciële vragen — Bevoegdheid van het Hof — Identificatie van de relevante elementen van Unierecht — Bevoegdheid van de nationale rechter — Toepassing van de uitgelegde bepalingen (Art. 267 VWEU) (cf. punt 25)

    2. 

    Harmonisatie van de wetgevingen — Procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten — Richtlijn 2004/18 — Werkingssfeer — Concessieovereenkomst voor openbare diensten — Begrip — Overeenkomst die bepaalt dat de medecontractant een vergoeding int bij derden — Daaronder begrepen — Voorwaarden — Overdracht van het aan de exploitatie van de betrokken dienst verbonden risico, of althans van een significant deel daarvan, aan de medecontractant — Beoordeling door de nationale rechter (Richtlijn 2004/18 van het Europees Parlement en de Raad, art. 1, lid 4) (cf. punten 28, 31‑35, 41 en dictum)

    Dictum

    Artikel 1, lid 4, van richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten moet aldus worden uitgelegd dat een samenstel van overeenkomsten als aan de orde in het hoofdgeding als een “concessieovereenkomst voor diensten” in de zin van die bepaling kan worden beschouwd op voorwaarde dat de aanbestedende dienst het economische exploitatierisico dat hij loopt, geheel of voor een significant deel heeft overgedragen. Het staat aan de verwijzende rechterlijke instantie na te gaan of dit geval is, rekening houdend met alle specifieke kenmerken van de verrichtingen waarop dit samenstel van overeenkomsten betrekking heeft.


    ( 1 )   PB C 261 van 11.8.2014.

    Top

    Arrest van het Hof (Zevende kamer) van 21 mei 2015 – Kansaneläkelaitos

    (Zaak C‑269/14) 1 ( 1 )

    „Prejudiciële verwijzing — Overheidsopdrachten — Richtlijn 2004/18/EG — Artikel 1, lid 4 — Concessieovereenkomst voor diensten — Begrip — Samenstel van overeenkomsten tussen een socialezekerheidsinstelling en taxivennootschappen dat voorziet in een elektronische procedure van rechtstreekse vergoeding van de vervoerkosten van de verzekerden en in een systeem van boeking van de vervoermiddelen”

    1. 

    Prejudiciële vragen — Bevoegdheid van het Hof — Identificatie van de relevante elementen van Unierecht — Bevoegdheid van de nationale rechter — Toepassing van de uitgelegde bepalingen (Art. 267 VWEU) (cf. punt 25)

    2. 

    Harmonisatie van de wetgevingen — Procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten — Richtlijn 2004/18 — Werkingssfeer — Concessieovereenkomst voor openbare diensten — Begrip — Overeenkomst die bepaalt dat de medecontractant een vergoeding int bij derden — Daaronder begrepen — Voorwaarden — Overdracht van het aan de exploitatie van de betrokken dienst verbonden risico, of althans van een significant deel daarvan, aan de medecontractant — Beoordeling door de nationale rechter (Richtlijn 2004/18 van het Europees Parlement en de Raad, art. 1, lid 4) (cf. punten 28, 31‑35, 41 en dictum)

    Dictum

    Artikel 1, lid 4, van richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten moet aldus worden uitgelegd dat een samenstel van overeenkomsten als aan de orde in het hoofdgeding als een “concessieovereenkomst voor diensten” in de zin van die bepaling kan worden beschouwd op voorwaarde dat de aanbestedende dienst het economische exploitatierisico dat hij loopt, geheel of voor een significant deel heeft overgedragen. Het staat aan de verwijzende rechterlijke instantie na te gaan of dit geval is, rekening houdend met alle specifieke kenmerken van de verrichtingen waarop dit samenstel van overeenkomsten betrekking heeft.


    ( 1 ) PB C 261 van 11.8.2014.

    Top