Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62014CJ0128

    Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 28 april 2016.
    Staatssecretaris van Financiën tegen Het Oudeland Beheer BV.
    Prejudiciële verwijzing – Fiscale bepalingen – Btw – Belastbare handelingen – Voor bedrijfsdoeleinden bestemmen van ,in het kader van [een] bedrijf’ verkregen goederen – Gelijkstelling met een levering onder bezwarende titel – Maatstaf van heffing.
    Zaak C-128/14.

    Court reports – general

    Zaak C‑128/14

    Staatssecretaris van Financiën

    tegen

    Het Oudeland Beheer BV

    (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden)

    „Prejudiciële verwijzing — Fiscale bepalingen — Btw — Belastbare handelingen — Voor bedrijfsdoeleinden bestemmen van ‚in het kader van [een] bedrijf’ verkregen goederen — Gelijkstelling met een levering onder bezwarende titel — Maatstaf van heffing”

    Samenvatting – Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 28 april 2016

    1. Harmonisatie van de belastingwetgeving – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde – Belastbare handelingen – Voor bedrijfsdoeleinden bestemmen van een goed – Gelijkstelling met een levering van goederen onder bezwarende titel – Doel – Goed dat in het kader van een bedrijf is vervaardigd, gebouwd, gewonnen of bewerkt – Begrip

      [Richtlijn 77/388 van de Raad, zoals gewijzigd bij richtlijn 95/7, art. 5, lid 7, a)]

    2. Harmonisatie van de belastingwetgeving – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde – Belastbare handelingen – Voor bedrijfsdoeleinden bestemmen van een goed – Gebouw dat in aanbouw is op een perceel grond, wordt afgebouwd door een derde en verhuurd door een belastingplichtige die houder is van een zakelijk recht op deze goederen – Gelijkstelling met een levering van goederen onder bezwarende titel – Maatstaf van heffing – Kostprijs van de goederen die bestaat in de waarde van het zakelijk recht en de kosten van afbouw van het gebouw – Daaronder begrepen – Voorwaarde – Onmiddellijke en volledige aftrek van de belasting over de toegevoegde waarde die is voldaan over deze elementen van de kostprijs

      [Richtlijn 77/388 van de Raad, zoals gewijzigd bij richtlijn 95/7, art. 5, lid 7, a), en 11, A, lid 1, b)]

    3. Harmonisatie van de belastingwetgeving – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde – Maatstaf van heffing – Gebouw dat in aanbouw is op een perceel grond, wordt afgewerkt door een derde en verhuurd door een belastingplichtige die houder is van een zakelijk recht op deze goederen – Gelijkstelling met een levering van goederen onder bezwarende titel – Maatstaf van heffing die bestaat in de kostprijs van de goederen, met name de waarde van het zakelijk recht – Bepaling op basis van de restwaarde van dat zakelijk recht op het tijdstip van de levering

      [Richtlijn 77/388 van de Raad, zoals gewijzigd bij richtlijn 95/7, art. 5, lid 7, a), en 11, A, lid 1, b)]

    1.  Zie de tekst van de beslissing.

      (cf. punten 29‑32)

    2.  Artikel 11, A, lid 1, onder b), van de Zesde richtlijn (77/388) betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting, zoals gewijzigd bij richtlijn 95/7, moet aldus worden uitgelegd dat de waarde van een zakelijk recht dat de rechthebbende de bevoegdheid geeft om een onroerend goed te gebruiken, alsmede de kosten van afbouw van een kantoorgebouw dat op het betrokken perceel grond is opgetrokken, kunnen worden begrepen in de maatstaf van heffing van een levering, in de zin van artikel 5, lid 7, onder a), van deze richtlijn, zoals gewijzigd, wanneer de belastingplichtige de belasting over de toegevoegde waarde (btw) over deze waarde en deze kosten reeds heeft voldaan maar ook onmiddellijk en volledig in aftrek heeft gebracht.

      Hoewel van de mogelijkheid van gelijkstelling met een levering onder bezwarende titel geen gebruik kan worden gemaakt om btw te heffen over de waarde van goederen waarover deze belastingplichtige in het kader van een voorafgaande belastingheffing reeds btw heeft betaald, leidt, wanneer de over de kostprijselementen betaalde btw naderhand in aftrek is gebracht, de belastingheffing als gevolg van de gelijkstelling met een levering onder bezwarende titel immers niet tot herhaalde belastingheffing over dezelfde waarde. Alleen wanneer de btw over deze elementen voor rekening van de belastingplichtige blijft omdat hij ze niet in aftrek heeft gebracht, moeten deze elementen niet worden begrepen in de maatstaf van heffing uit hoofde van artikel 5, lid 7, onder a), van de Zesde richtlijn.

      (cf. punten 41, 43, 46, dictum 1)

    3.  In een situatie waarin een perceel grond en een op dat perceel in aanbouw zijnd gebouw zijn verkregen door de vestiging van een zakelijk recht dat de rechthebbende de bevoegdheid geeft om deze onroerende goederen te gebruiken, moet artikel 11, A, lid 1, onder b), van de Zesde richtlijn (77/388) betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting, zoals gewijzigd bij richtlijn 95/7, aldus worden uitgelegd dat de waarde van dat zakelijk recht die moet worden begrepen in de maatstaf van heffing van een levering, in de zin van artikel 5, lid 7, onder a), van deze richtlijn, overeenstemt met de waarde van de jaarlijks als tegenprestatie te betalen bedragen, gedurende de resterende looptijd van de erfpachtovereenkomst waarmee dat zakelijk recht is gevestigd, gecorrigeerd of gekapitaliseerd volgens dezelfde methode als voor de bepaling van de waarde van vestiging van het erfpachtrecht.

      Indien de levering, in de zin van artikel 5, lid 7, onder a), van de Zesde richtlijn, niet tegelijk met, doch na de vestiging van het erfpachtrecht wordt verricht, komt de in de maatstaf van heffing te begrijpen waarde van dat recht overeen met de restwaarde ervan op het tijdstip van de levering.

      (cf. punten 55, 61, dictum 2)

    Top