EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62014CJ0050

Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 28 januari 2016.
Consorzio Artigiano Servizio Taxi e Autonoleggio (CASTA) e.a. tegen Azienda sanitaria locale di Ciriè, Chivasso e Ivrea (ASL TO4) en Regione Piemonte.
Prejudiciële verwijzing – Overheidsopdrachten – Artikelen 49 VWEU en 56 VWEU – Richtlijn 2004/18/EG – Medisch vervoer – Nationale wettelijke regeling die de regionale gezondheidsautoriteiten toestaat de activiteiten op het gebied van medisch vervoer middels rechtstreekse gunning en zonder bekendmaking op te dragen aan geregistreerde vrijwilligersorganisaties die aan de wettelijke vereisten voldoen, tegen vergoeding van de gemaakte kosten – Toelaatbaarheid.
Zaak C-50/14.

Court reports – general

Zaak C‑50/14

Consorzio Artigiano Servizio Taxi e Autonoleggio (CASTA) e.a.

tegen

Azienda sanitaria locale di Ciriè, Chivasso e Ivrea (ASL TO4)

en

Regione Piemonte

(verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Tribunale amministrativo regionale per il Piemonte)

„Prejudiciële verwijzing — Overheidsopdrachten — Artikelen 49 VWEU en 56 VWEU — Richtlijn 2004/18/EG — Medisch vervoer — Nationale wettelijke regeling die de regionale gezondheidsautoriteiten toestaat de activiteiten op het gebied van medisch vervoer middels rechtstreekse gunning en zonder bekendmaking op te dragen aan geregistreerde vrijwilligersorganisaties die aan de wettelijke vereisten voldoen, tegen vergoeding van de gemaakte kosten — Toelaatbaarheid”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 28 januari 2016

  1. Harmonisatie van de wetgevingen — Procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten — Richtlijn 2004/18 — Gunning van de opdrachten — Regels inzake bekendmaking — Opdrachten met een waarde onder het drempelbedrag dat is bepaald in de richtlijn of voor diensten van bijlage II B — Opdrachten met een duidelijk grensoverschrijdend belang — Verplichtingen van de aanbestedende diensten

    (Art. 49 VWEU en 56 VWEU; richtlijn 2004/18 van het Europees Parlement en de Raad, art. 7, 22, 23 en 35, lid 4, en bijlagen II A en II B)

  2. Prejudiciële vragen — Ontvankelijkheid — Noodzaak om het Hof voldoende preciseringen over de feitelijke en juridische context te verstrekken — Omvang van de verplichting op het gebied van overheidsopdrachten

    (Art. 49 VWEU, 56 VWEU en 267 VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 94)

  3. Vrijheid van vestiging — Vrij verrichten van diensten — Beperkingen — Nationale regeling op grond waarvan activiteiten op het gebied van medisch vervoer bij voorrang worden gegund aan vrijwilligersorganisaties — Ontoelaatbaarheid — Rechtvaardiging — Noodzaak om het financiële evenwicht van het stelsel van medisch vervoer te bewaren om redenen in verband met de volksgezondheid — Toelaatbaarheid — Voorwaarden

    (Art. 49 VWEU en 56 VWEU)

  4. Vrijheid van vestiging — Vrij verrichten van diensten — Beperkingen — Nationale regeling die de overheidsinstanties toestaat om rechtstreeks beroep te doen op vrijwilligersorganisaties voor het vervullen van bepaalde taken — Verplichting om de aanbiedingen van verschillende organisaties vooraf te vergelijken om eventuele overbodige kosten te vermijden — Geen

  5. Vrijheid van vestiging — Vrij verrichten van diensten — Beperkingen — Nationale regeling die de overheidsinstanties toestaat om rechtstreeks beroep te doen op vrijwilligersorganisaties voor het vervullen van bepaalde taken — Stellen van grenzen voor het verrichten van commerciële activiteiten door die organisaties — Bevoegdheid van de lidstaat — Grenzen

  1.  Zie de tekst van de beslissing.

    (cf. punten 37‑39, 41, 42)

  2.  Zie de tekst van de beslissing.

    (cf. punten 47, 48)

  3.  De artikelen 49 VWEU en 56 VWEU moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich niet verzetten tegen een nationale regeling die de lokale overheden toestaat een opdracht voor het verrichten van medische vervoersdiensten rechtstreeks en zonder enige vorm van bekendmaking te gunnen aan vrijwilligersorganisaties, mits het wettelijke en contractuele kader waarbinnen die organisaties werken, daadwerkelijk bijdraagt aan het sociale doel en aan de doelstellingen van solidariteit en kostenefficiëntie.

    De gunning van een opdracht aan een in de lidstaat van de aanbestedende dienst gevestigde onderneming zonder enige transparantie levert namelijk een ongelijke behandeling op ten nadele van de in een andere lidstaat gevestigde ondernemingen die mogelijkerwijs in deze opdracht geïnteresseerd zijn. Behoudens objectieve rechtvaardiging vormt een dergelijke ongelijke behandeling, die vooral in het nadeel is van in een andere lidstaat gevestigde ondernemingen, die immers alle worden uitgesloten, een door de artikelen 49 VWEU en 56 VWEU verboden indirecte discriminatie op grond van nationaliteit.

    De lidstaten zijn evenwel bevoegd om hun stelsels van volksgezondheid en sociale zekerheid in te richten. Voorts kan niet alleen een risico van ernstige aantasting van het financiële evenwicht van het socialezekerheidsstelsel op zich een dwingende reden van algemeen belang vormen, waardoor een belemmering van het vrij verrichten van diensten kan worden gerechtvaardigd, maar kan ook de doelstelling om, uit overwegingen van volksgezondheid, een evenwichtige, voor eenieder toegankelijke verzorging door artsen en ziekenhuizen in stand te houden, onder een van de afwijkingen uit hoofde van de volksgezondheid vallen, voor zover een dergelijke doelstelling bijdraagt tot de verwezenlijking van een hoog niveau van gezondheidsbescherming. Het betreft dus maatregelen die, enerzijds, in het algemeen beogen dat op het grondgebied van de betrokken lidstaat een toereikende en permanente toegang tot een evenwichtig aanbod van kwaliteitszorg wordt geboden, en anderzijds, berusten op het streven, de kosten te beheersen en verspilling van financiële en technische middelen en personeel zo veel mogelijk te vermijden.

    In dat verband kan een lidstaat, in het kader van de beoordelingsmarge waarover hij beschikt om te beslissen op welk niveau hij de volksgezondheid wil beschermen en om zijn stelsel van sociale zekerheid in te richten, van mening zijn dat een beroep op vrijwilligersorganisaties beantwoordt aan de sociale doelstelling van medisch vervoer en kan bijdragen tot de beheersing van de aan die dienst verbonden kosten. Wanneer de vrijwilligersorganisaties in dat verband optreden, mogen zij geen andere doelstellingen nastreven dan die welke hierboven zijn vermeld, en mogen zij, buiten de vergoeding van de variabele, de vaste en de permanente kosten die noodzakelijk zijn voor de dienstverlening, geen winst halen uit hun dienstverlening en hun leden geen winst verschaffen.

    Het staat aan de verwijzende rechterlijke instantie om alle beoordelingen te maken die nodig zijn om na te gaan of de overeenkomst en, in voorkomend geval, de raamovereenkomst, zoals geregeld in de toepasselijke wettelijke regeling, daadwerkelijk bijdragen aan de sociale doelstelling en aan de doelstellingen van solidariteit en kostenefficiëntie.

    (cf. punten 56, 61, 62, 64, 66, 67, dictum 1)

  4.  Wanneer een lidstaat de overheidsinstanties toestaat om voor het vervullen van bepaalde taken rechtstreeks beroep te doen op vrijwilligersorganisaties, verlangt het Unierecht niet dat een overheidsinstantie die met dergelijke organisaties wil contracteren, de aanbiedingen van verschillende organisaties vooraf vergelijkt.

    Aangezien er geen bekendmakingsplicht geldt, verlangt het Unierecht immers evenmin dat overheidsinstanties die onder die voorwaarden een beroep doen op vrijwilligersorganisaties, die organisaties onderling vergelijken.

    Niettemin moet voor de regelmatigheid van het beroep op vrijwilligersorganisaties met name worden voldaan aan de voorwaarde dat op die manier daadwerkelijk wordt bijgedragen aan de doelstelling van kostenefficiëntie. Bijgevolg moeten ook de regels voor het inzetten van dergelijke organisaties, zoals die zijn vastgelegd in de met die organisaties gesloten overeenkomsten en in een eventuele raamovereenkomst, bijdragen aan de verwezenlijking van die doelstelling. Bovendien geldt voor de vergoeding van de kosten die door de vrijwilligersorganisaties worden gemaakt, het algemene beginsel van het verbod van rechtsmisbruik.

    (cf. punten 70‑72, dictum 2)

  5.  Het is de taak van de lidstaat die toestaat dat overheidsinstanties voor het vervullen van bepaalde taken rechtstreeks beroep doen op vrijwilligersorganisaties en dat die organisaties bepaalde commerciële activiteiten uitoefenen, om de grenzen te stellen waarbinnen deze activiteiten kunnen worden verricht. Deze grenzen moeten in elk geval waarborgen dat de commerciële activiteiten marginaal zijn in verhouding tot het geheel van de activiteiten van dergelijke organisaties en bijdragen aan de voortzetting van hun vrijwilligerswerk.

    Het staat aan de nationale wetgever die ervoor heeft gekozen die organisaties de mogelijkheid te bieden een commerciële activiteit op de markt te verrichten, uit te maken of deze activiteit bij voorkeur onder vaststelling van een in cijfers uitgedrukte limiet dan wel aan de hand van andere parameters moet wordt geregeld.

    (cf. punten 76, 79, dictum 3)

Top