Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62013TJ0402

Orange/Commissie

Zaak T‑402/13

Orange

tegen

Europese Commissie

„Mededinging — Administratieve procedure — Besluit waarbij inspectie wordt gelast — Evenredigheid — Passendheid — Noodzaak — Niet willekeurig — Motivering”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Vierde kamer) van 25 november 2014

  1. Mededinging – Administratieve procedure – Inspectiebevoegdheid van de Commissie – Keuze voor een inspectiebesluit – Beoordelingsvrijheid van de Commissie – Grenzen – Eerbiediging van het evenredigheidsbeginsel

    (Verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 20, lid 4)

  2. Mededinging – Bevoegdheidsverdeling tussen de Commissie en de nationale mededingingsautoriteiten – Besluit van een nationale mededingingsautoriteit waarbij toezeggingen worden aanvaard of wordt vastgesteld dat er geen reden bestaat om op te treden – Geen invloed op de toepassing van het beginsel ne bis in idem

    (Art. 101 VWEU en 102 VWEU; verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 5)

  3. Mededinging – Bevoegdheidsverdeling tussen de Commissie en de nationale mededingingsautoriteiten – Kennisgeving van een ontwerpbesluit van een nationale mededingingsautoriteit – Verplichting voor de Commissie deze autoriteit haar bevoegdheid te ontnemen – Geen – Geen invloed op de mogelijkheid voor de Commissie om zelf nader onderzoek te doen

    (Art. 101 VWEU en 102 VWEU; verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 11, leden 4 en 6)

  4. Gerechtelijke procedure – Aanvoering van nieuwe middelen in de loop van het geding – Voorwaarden – Aanvulling van aangevoerd middel – Ontvankelijkheid

    (Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 44, lid 1, sub c, en 48, lid 2)

  5. Mededinging – Administratieve procedure – Eerbiediging van de rechten van de verdediging – Volledig beroep op die rechten voor de betrokken onderneming pas mogelijk na toezending van de mededeling van punten van bezwaar – Verplichting van de Commissie om de onderneming in de fase van de eerste jegens haar getroffen maatregel in kennis te stellen van het voorwerp en het doel van het onderzoek

    (Verordening nr. 1/2003 van de Raad)

  6. Mededinging – Administratieve procedure – Inspectiebevoegdheid van de Commissie – Besluit waarbij een inspectie wordt gelast – Motiveringsplicht – Omvang – Duidelijke uiteenzetting van ernstige aanwijzingen op basis waarvan een inbreuk kan worden vermoed – Rechterlijke toetsing – Verplichting van het Gerecht deze aanwijzingen inhoudelijk te verifiëren – Voorwaarden

    (Verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 20, lid 4)

  1.  Zie de tekst van de beslissing.

    (cf. punten 22‑24, 53, 68, 72)

  2.  Het beginsel ne bis in idem moet in kartelrechtelijke boeteprocedures stellig in acht worden genomen. Op het gebied van de mededinging verbiedt dit beginsel dat een onderneming opnieuw wordt veroordeeld of vervolgd wegens een de mededinging verstorende gedraging waarvoor zij is bestraft of niet-aansprakelijk is verklaard bij een eerdere beslissing waartegen geen beroep meer openstaat.

    Niettemin hebben de mededingingsautoriteiten van de lidstaten niet de bevoegdheid besluiten vast te stellen waarbij een onderneming niet-aansprakelijk wordt verklaard voor een schending van artikel 101 VWEU of artikel 102 VWEU, dat wil zeggen waarbij wordt vastgesteld dat geen sprake is van een schending van deze artikelen, aangezien zowel uit de tekst, de strekking als de doelstelling van verordening nr. 1/2003 volgt dat enkel de Commissie mag vaststellen dat de artikelen 101 VWEU en 102 VWEU niet zijn geschonden, zelfs indien deze artikelen door de nationale mededingingsautoriteiten in het kader van hun procedures worden toegepast. In dat verband kan een dergelijke „negatieve” beslissing ten gronde van een nationale mededingingsautoriteit de eenvormige toepassing van de artikelen 101 VWEU en 102 VWEU in gevaar brengen. Punt 1 van de considerans van verordening nr. 1/2003 stelt deze eenvormige toepassing op de voorgrond als één van de voornaamste doelstellingen ervan, aangezien een dergelijke beslissing kan verhinderen dat de Commissie later besluit dat de betrokken praktijk een inbreuk op deze bepalingen van Unierecht uitmaakt. Wanneer een mededingingsautoriteit van een lidstaat uit hoofde van artikel 5 van verordening nr. 1/2003 toezeggingen aanvaardt of vaststelt dat er geen reden bestaat om op te treden, kan zulks derhalve niet worden beschouwd als een besluit waarbij wordt geoordeeld dat de artikelen 101 VWEU en 102 VWEU niet zijn geschonden. Dientengevolge kan een onderneming niet met vrucht het besluit van een nationale mededingingsautoriteit jegens haar inroepen met het oog op de toepassing van het beginsel ne bis in idem.

    (cf. punten 29‑31)

  3.  Op het gebied van de mededinging kan de ontvangst door de Commissie van ontwerpbesluiten van een nationale mededingingsautoriteit uit hoofde van artikel 11, lid 4, van verordening nr. 1/2003 voor de Commissie aanleiding zijn het voorrecht en de discretionaire bevoegdheid uit te oefenen die haar in artikel 11, lid 6, van die verordening zijn toegekend om een mededingingsautoriteit van een lidstaat in een bepaald geval haar bevoegdheid tot toepassing van de artikelen 101 VWEU en 102 VWEU te ontnemen. Daaruit vloeit echter niet voort dat de Commissie noodzakelijkerwijze gehouden is een procedure krachtens artikel 11, lid 6, van verordening nr. 1/2003 in te leiden indien zij de beoordeling van de toepassing van de artikelen 101 VWEU en 102 VWEU in het ontwerpbesluit waarvan is kennis gegeven door de mededingingsautoriteit van een lidstaat niet deelt, of ingeval zij daarover twijfelt, noch dat het niet-inleiden van een procedure belet dat zij haar onderzoek voortzet met een ander resultaat dan waartoe deze mededingingsautoriteit is gekomen.

    Dat de Commissie niet is opgetreden krachtens artikel 11, lid 6, van verordening nr. 1/2003, kan derhalve niet aldus worden opgevat dat zij aanvaardt dat het besluit van de nationale mededingingsautoriteit in het licht van artikel 102 VWEU gegrond is.

    (cf. punten 35, 36, 39)

  4.  Zie de tekst van de beslissing.

    (cf. punten 45‑47, 85, 86)

  5.  Zie de tekst van de beslissing.

    (cf. punten 77‑81, 90)

  6.  Het is een algemeen beginsel van Unierecht dat bescherming moet worden geboden tegen willekeurige of buitensporige ingrepen van het openbaar gezag in de privésfeer van een persoon, ongeacht of het gaat om een natuurlijke persoon dan wel om een rechtspersoon.

    Een besluit van de Commissie waarbij uit hoofde van artikel 20, lid 4, van verordening nr. 1/2003 een inspectie wordt gelast, voldoet slechts aan dit algemene beginsel indien het beoogt de noodzakelijke bewijsstukken te verzamelen om de juistheid en de strekking na te gaan van een bepaalde situatie feitelijk en rechtens waarover de Commissie reeds gegevens in haar bezit heeft die voldoende ernstige aanwijzingen vormen voor de verdenking van een inbreuk op de mededingingsregels.

    In die context is de toetsing of de aanwijzingen die vóór de vaststelling van een inspectiebesluit in het bezit van de Commissie waren, voldoende ernstig zijn voor de verdenking van een inbreuk op de mededingingsregels, niet het enige middel waarmee het Gerecht zich ervan kan vergewissen dat dit besluit niet willekeurig is. Toetsing van de motivering van een besluit biedt de rechter namelijk de mogelijkheid erop toe te zien dat het beginsel van bescherming tegen willekeurig en onevenredig optreden wordt nageleefd, doordat deze motivering duidelijk maakt dat het voorgenomen optreden in de gebouwen van de betrokken ondernemingen gerechtvaardigd is.

    In omstandigheden waarin het Gerecht meent dat de vermoedens die de Commissie wil verifiëren en de gegevens waarop de inspectie betrekking heeft, in haar inspectiebesluit voldoende nauwkeurig zijn omschreven, kan het tot de slotsom komen dat dit besluit niet willekeurig is, zonder dat de strekking van de aanwijzingen in het bezit van de Commissie op de datum van de vaststelling van het besluit inhoudelijk hoeft te worden geverifieerd.

    (cf. punten 83, 84, 87, 89, 91)

Top