Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62013CO0049

    Samenvatting van de beschikking

    Court reports – general

    Zaak C‑49/13

    MF 7 a.s.

    tegen

    MAFRA a.s.

    (verzoek van de Úřad průmyslového vlastnictví om een prejudiciële beslissing)

    „Artikel 267 VWEU — Begrip ‚rechterlijke instantie’ — Procedure die moet uitmonden in beslissing die kenmerken van rechterlijke uitspraak vertoont — Onafhankelijkheid — Kennelijke onbevoegdheid van Hof”

    Samenvatting – Beschikking van het Hof (Derde kamer) van 14 november 2013

    Prejudiciële vragen – Voorlegging aan Hof – Nationale rechterlijke instantie in de zin van artikel 267 VWEU – Begrip – Úřad průmyslového vlastnictví (Bureau voor de industriële eigendom) – Daarvan uitgesloten

    (Art. 267 VWEU)

    Om te beoordelen of een verwijzend orgaan een „rechterlijke instantie” in de zin van artikel 267 VWEU is, hetgeen uitsluitend door het Unierecht wordt bepaald, houdt het Hof rekening met een samenstel van factoren, zoals de wettelijke grondslag van het orgaan, het permanente karakter, de verplichte rechtsmacht, het uitspraak doen na een procedure op tegenspraak, de toepassing door het orgaan van de regelen van het recht, alsmede de onafhankelijkheid van het orgaan.

    In het bijzonder mag een nationaal orgaan niet worden aangemerkt als „rechterlijke instantie” in de zin van artikel 267 VWEU in omstandigheden waarin het uitspraak doet in de uitoefening van niet-rechtsprekende functies, zoals bestuursfuncties.

    De waarborgen van onafhankelijkheid en onpartijdigheid, die noodzakelijk zijn om een orgaan als „rechterlijke instantie” in de zin van artikel 267 VWEU te kunnen aanmerken, vereisen regels, onder andere met betrekking tot de samenstelling van het orgaan, de benoeming, de ambtstermijn en de gronden voor verschoning, wraking en afzetting van zijn leden, die het mogelijk maken bij de justitiabelen elke legitieme twijfel weg te nemen omtrent het feit dat externe factoren geen invloed hebben op dit orgaan en omtrent de neutraliteit ervan ten opzichte van de met elkaar strijdende belangen.

    (cf. punten 15, 16, 23)

    Top

    Zaak C‑49/13

    MF 7 a.s.

    tegen

    MAFRA a.s.

    (verzoek van de Úřad průmyslového vlastnictví om een prejudiciële beslissing)

    „Artikel 267 VWEU — Begrip ‚rechterlijke instantie’ — Procedure die moet uitmonden in beslissing die kenmerken van rechterlijke uitspraak vertoont — Onafhankelijkheid — Kennelijke onbevoegdheid van Hof”

    Samenvatting – Beschikking van het Hof (Derde kamer) van 14 november 2013

    Prejudiciële vragen — Voorlegging aan Hof — Nationale rechterlijke instantie in de zin van artikel 267 VWEU — Begrip — Úřad průmyslového vlastnictví (Bureau voor de industriële eigendom) — Daarvan uitgesloten

    (Art. 267 VWEU)

    Om te beoordelen of een verwijzend orgaan een „rechterlijke instantie” in de zin van artikel 267 VWEU is, hetgeen uitsluitend door het Unierecht wordt bepaald, houdt het Hof rekening met een samenstel van factoren, zoals de wettelijke grondslag van het orgaan, het permanente karakter, de verplichte rechtsmacht, het uitspraak doen na een procedure op tegenspraak, de toepassing door het orgaan van de regelen van het recht, alsmede de onafhankelijkheid van het orgaan.

    In het bijzonder mag een nationaal orgaan niet worden aangemerkt als „rechterlijke instantie” in de zin van artikel 267 VWEU in omstandigheden waarin het uitspraak doet in de uitoefening van niet-rechtsprekende functies, zoals bestuursfuncties.

    De waarborgen van onafhankelijkheid en onpartijdigheid, die noodzakelijk zijn om een orgaan als „rechterlijke instantie” in de zin van artikel 267 VWEU te kunnen aanmerken, vereisen regels, onder andere met betrekking tot de samenstelling van het orgaan, de benoeming, de ambtstermijn en de gronden voor verschoning, wraking en afzetting van zijn leden, die het mogelijk maken bij de justitiabelen elke legitieme twijfel weg te nemen omtrent het feit dat externe factoren geen invloed hebben op dit orgaan en omtrent de neutraliteit ervan ten opzichte van de met elkaar strijdende belangen.

    (cf. punten 15, 16, 23)

    Top