This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62013CJ0686
X
X
Zaak C‑686/13
X AB
tegen
Skatteverket
(verzoek van de Högsta förvaltningsdomstol om een prejudiciële beslissing)
„Prejudiciële verwijzing — Artikel 49 VWEU — Vrijheid van vestiging — Belastingwetgeving — Vennootschapsbelasting — Aandelen die voor bedrijfsdoeleinden worden gehouden — Regeling van een lidstaat volgens welke meerwaarden zijn vrijgesteld en als logische keerzijde waardeverliezen niet aftrekbaar zijn — Overdracht door een ingezeten vennootschap van aandelen in een niet-ingezeten dochteronderneming — Waardeverlies als gevolg van een wisselkoersverlies”
Samenvatting – Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 10 juni 2015
Vrijheid van vestiging — Verdragsbepalingen — Werkingssfeer — Nationale wettelijke regeling waarbij de meerwaarden van belasting worden vrijgesteld en de aftrekbaarheid van de waardeverliezen als gevolg van een wisselkoersverlies bij overdracht van deelnemingen tussen een vennootschap en haar niet-ingezeten dochteronderneming wordt uitgesloten — Onderlinge afhankelijkheid tussen vennootschappen, die wordt gekenmerkt door de uitoefening van een bepaalde invloed — Niet-toepasselijkheid van bepalingen betreffende vrij verkeer van kapitaal
(Art. 49 VWEU en 63 VWEU)
Vrij verkeer van personen — Vrijheid van vestiging — Belastingwetgeving — Vennootschapsbelasting — Overdracht van deelnemingen tussen een vennootschap en haar niet-ingezeten dochteronderneming — Nationale wettelijke regeling waarbij de meerwaarden van belasting worden vrijgesteld en de aftrekbaarheid van de waardeverliezen als gevolg van een wisselkoersverlies wordt uitgesloten — Toelaatbaarheid
(Art. 49 VWEU)
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punten 17‑19, 23, 24)
Artikel 49 VWEU moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een wettelijke belastingregeling van een lidstaat volgens welke meerwaarden op voor bedrijfsdoeleinden gehouden aandelen in beginsel van vennootschapsbelasting zijn vrijgesteld en als logische keerzijde waardeverliezen op deze deelnemingen niet aftrekbaar zijn, ook al zijn deze waardeverliezen het gevolg van een wisselkoersverlies.
De bepalingen van het VWEU inzake de vrijheid van vestiging kunnen in de huidige stand van het Unierecht inzake directe belastingen namelijk niet aldus worden uitgelegd dat zij de lidstaten verplichten hun eigen belastingregeling aan te passen om rekening te houden met eventuele wisselkoersrisico’s die de vennootschappen lopen wegens het voortbestaan van verschillende valuta’s op het grondgebied van de Unie zonder vaste wisselkoers of van nationale wetgevingen die aanvaarden dat het kapitaal van vennootschappen in een valuta van een derde land wordt uitgedrukt.
(cf. punten 34, 41 en dictum)
Zaak C‑686/13
X AB
tegen
Skatteverket
(verzoek van de Högsta förvaltningsdomstol om een prejudiciële beslissing)
„Prejudiciële verwijzing — Artikel 49 VWEU — Vrijheid van vestiging — Belastingwetgeving — Vennootschapsbelasting — Aandelen die voor bedrijfsdoeleinden worden gehouden — Regeling van een lidstaat volgens welke meerwaarden zijn vrijgesteld en als logische keerzijde waardeverliezen niet aftrekbaar zijn — Overdracht door een ingezeten vennootschap van aandelen in een niet-ingezeten dochteronderneming — Waardeverlies als gevolg van een wisselkoersverlies”
Samenvatting – Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 10 juni 2015
Vrijheid van vestiging – Verdragsbepalingen – Werkingssfeer – Nationale wettelijke regeling waarbij de meerwaarden van belasting worden vrijgesteld en de aftrekbaarheid van de waardeverliezen als gevolg van een wisselkoersverlies bij overdracht van deelnemingen tussen een vennootschap en haar niet-ingezeten dochteronderneming wordt uitgesloten – Onderlinge afhankelijkheid tussen vennootschappen, die wordt gekenmerkt door de uitoefening van een bepaalde invloed – Niet-toepasselijkheid van bepalingen betreffende vrij verkeer van kapitaal
(Art. 49 VWEU en 63 VWEU)
Vrij verkeer van personen – Vrijheid van vestiging – Belastingwetgeving – Vennootschapsbelasting – Overdracht van deelnemingen tussen een vennootschap en haar niet-ingezeten dochteronderneming – Nationale wettelijke regeling waarbij de meerwaarden van belasting worden vrijgesteld en de aftrekbaarheid van de waardeverliezen als gevolg van een wisselkoersverlies wordt uitgesloten – Toelaatbaarheid
(Art. 49 VWEU)
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punten 17‑19, 23, 24)
Artikel 49 VWEU moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een wettelijke belastingregeling van een lidstaat volgens welke meerwaarden op voor bedrijfsdoeleinden gehouden aandelen in beginsel van vennootschapsbelasting zijn vrijgesteld en als logische keerzijde waardeverliezen op deze deelnemingen niet aftrekbaar zijn, ook al zijn deze waardeverliezen het gevolg van een wisselkoersverlies.
De bepalingen van het VWEU inzake de vrijheid van vestiging kunnen in de huidige stand van het Unierecht inzake directe belastingen namelijk niet aldus worden uitgelegd dat zij de lidstaten verplichten hun eigen belastingregeling aan te passen om rekening te houden met eventuele wisselkoersrisico’s die de vennootschappen lopen wegens het voortbestaan van verschillende valuta’s op het grondgebied van de Unie zonder vaste wisselkoers of van nationale wetgevingen die aanvaarden dat het kapitaal van vennootschappen in een valuta van een derde land wordt uitgedrukt.
(cf. punten 34, 41 en dictum)