Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62013CJ0667

    Banco Privado Português en Massa Insolvente do Banco Privado Português

    Zaak C‑667/13

    Estado português

    tegen

    Banco Privado Português SA

    en

    Massa Insolvente do Banco Privado Português SA

    (verzoek van het Tribunal do Comércio de Lisboa om een prejudiciële beslissing)

    „Prejudiciële verwijzing — Staatssteun — Staatsgarantie voor een lening — Besluit 2011/346/EU — Vragen over de geldigheid — Ontvankelijkheid — Artikel 107, lid 1, VWEU — Motivering — Ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer tussen de lidstaten — Artikel 107, lid 3, onder b), VWEU — Ernstige verstoring van de economie van een lidstaat”

    Samenvatting – Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 5 maart 2015

    1. Steunmaatregelen van de staten – Besluit van de Commissie waarbij steun onverenigbaar met de interne markt wordt verklaard en de terugbetaling ervan wordt gelast – Besluit waartegen de tijdig in kennis gestelde begunstigde van de steun niet op grond van artikel 263, zesde alinea, VWEU is opgekomen – Betwisting van de geldigheid van het besluit voor de nationale rechter – Betwisting waaraan moet worden voorbijgegaan wegens het risico dat het onherroepelijke karakter van de handeling van de Unie wordt omzeild

      (Art. 108, lid 2, VWEU en 263, zesde alinea, VWEU)

    2. Prejudiciële vragen – Geldigheidstoetsing – Besluit waarvoor geen verzoek tot opschorting van de tenuitvoerlegging op grond van artikel 278 VWEU is ingediend – Geen invloed op de ontvankelijkheid

      (Art. 267 VWEU en 278 VWEU)

    3. Prejudiciële vragen – Ontvankelijkheid – Grenzen – Kennelijk irrelevante vragen en hypothetische vragen gesteld in een context waarin een nuttig antwoord is uitgesloten

      (Art. 267 VWEU)

    4. Steunmaatregelen van de staten – Besluit van de Commissie waarbij steun onverenigbaar met de interne markt wordt verklaard – Motiveringsplicht – Omvang – Geen schending

      [Art. 107, lid 3, b), VWEU]

    5. Steunmaatregelen van de staten – Ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer tussen de lidstaten – Aantasting van de mededinging – Beoordelingscriteria

      (Art. 107, lid 1, VWEU)

    6. Steunmaatregelen van de staten – Besluit van de Commissie waarbij steun voorlopig onverenigbaar met de interne markt wordt verklaard – Vaststelling van de onrechtmatigheid van de steun na de vaststelling van de onverenigbaarheid ervan met de interne markt – Toelaatbaarheid – Voorwaarden

      (Art. 108, lid 3, VWEU)

    7. Steunmaatregelen van de staten – Verbod – Afwijkingen – Steunmaatregelen die als verenigbaar met de interne markt kunnen worden aangemerkt – Beoordelingsvrijheid van de Commissie – Ingewikkelde economische beoordeling – Rechterlijke toetsing – Grenzen

      [Art. 107, lid 3, b), VWEU]

    8. Steunmaatregelen van de staten – Verbod – Afwijkingen – Steunmaatregelen die als verenigbaar met de interne markt kunnen worden aangemerkt – Steun om een ernstige verstoring van de economie van een lidstaat te verhelpen – Verlening van een staatsgarantie – Voorwaarden

      [Art. 107, lid 3, b), VWEU; mededeling 2008/C 270/02 van de Commissie]

    1.  Zie de tekst van de beslissing.

      (cf. punten 28‑30)

    2.  De ontvankelijkheid van een prejudiciële vraag over de geldigheid van een handeling van de Unie kan niet afhankelijk worden gesteld van het feit of op grond van artikel 278 VWEU is verzocht om opschorting van de tenuitvoerlegging van die handeling. Een eventuele niet‑ontvankelijkheid van een dergelijke vraag hangt immers niet af van de uitvoerbaarheid van de handeling van de Unie waarvan de geldigheid in twijfel wordt getrokken, maar is gebaseerd op het risico dat het onherroepelijke karakter van die handeling wordt omzeild.

      (cf. punt 31)

    3.  Zie de tekst van de beslissing.

      (cf. punten 34‑36, 41, 42)

    4.  Zie de tekst van de beslissing.

      (cf. punten 44‑48, 62‑64)

    5.  Aangaande staatssteun kan, wanneer een garantie een voordeel heeft verschaft aan een bank die betere financiële voorwaarden kon krijgen voor een lening dan de voorwaarden die andere ondernemingen in soortgelijke omstandigheden normaal gesproken op de markt zouden krijgen, in het onwaarschijnlijke scenario dat dit soort leningen sowieso beschikbaar waren, dat voordeel, gelet op de activiteiten van die bank en de positie van de bank op de nationale en internationale markten, het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloeden. Zonder de kapitaalinjectie die dankzij de garantie kon worden verricht, zouden de klanten van die bank, zodra die bank tekenen van financiële moeilijkheden had vertoond, immers waarschijnlijk voor een concurrerende bank hebben gekozen.

      In dat verband verdwijnt het risico dat het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig wordt beïnvloed, pas wanneer de bankvergunning van de door de garantie begunstigde bank wordt ingetrokken. Tot de intrekking van haar bankvergunning kan die bank immers haar normale handelsactiviteiten hervatten.

      (cf. punten 46, 49, 51, 52, 54)

    6.  Een staatssteunmaatregel die tot uitvoering wordt gebracht met niet-nakoming van de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 108, lid 3, VWEU, is onrechtmatig. Voorts heeft het besluit van de Commissie inzake de verenigbaarheid van steun geen invloed op de onrechtmatigheid van die steun wegens schending van het in artikel 108, lid 3, eerste volzin, VWEU neergelegde verbod.

      Dat een besluit verschillende data vermeldt vanaf welke de staatssteun enerzijds als onrechtmatig en anderzijds als onverenigbaar met de interne markt moet worden aangemerkt, betekent bijgevolg niet dat de gronden waarop dat besluit is gebaseerd, tegenstrijdig zijn. Bijgevolg kan steun als onrechtmatig worden aangemerkt vanaf een datum na de datum met ingang waarvan die steun onverenigbaar met de interne markt is verklaard. Dit is met name het geval wanneer de verenigbaarverklaring van een staatssteunmaatregel met de interne markt een voorlopig karakter heeft en de steun definitief onverenigbaar met de interne markt wordt verklaard op grond dat niet is voldaan aan de voorwaarden waaronder de steun werd goedgekeurd.

      (cf. punten 56, 57, 59‑61, 63)

    7.  Zie de tekst van de beslissing.

      (cf. punten 66, 67)

    8.  Inzake staatssteun heeft de Commissie met betrekking tot de toetsing aan artikel 107, lid 3, onder b), VWEU van in het kader van de wereldwijde financiële crisis aan financiële instellingen verleende staatsgaranties, de uitoefening van haar eigen beoordelingsbevoegdheid beperkt door de vaststelling van de mededeling over de toepassing van de staatssteunregels op maatregelen in het kader van de huidige wereldwijde financiële crisis genomen met betrekking tot financiële instellingen. Daaruit volgt dat de verlening van een staatsgarantie als een noodmaatregel moet worden aangemerkt en dus noodzakelijkerwijs tijdelijk moet zijn. Een dergelijke garantie moet ook vergezeld gaan van maatregelen tot herstructurering of vereffening van de begunstigde.

      Bijgevolg zijn de beperking in de tijd van in de vorm van een staatsgarantie toegekende steun, de verplichting tot aanmelding van elke daaropvolgende verlenging van die garantie en de verplichting voor de begunstigde van die garantie om een herstructureringsplan in te dienen, niet louter formaliteiten, maar wel noodzakelijke voorwaarden waaraan die steun moet voldoen om verenigbaar met de interne markt te kunnen worden verklaard, en middelen om ervoor te zorgen dat de aan een onderneming in moeilijkheden toegekende noodsteun niet verder gaat dan noodzakelijk is ter verwezenlijking van de doelstelling van algemeen belang, een ernstige verstoring in de nationale economie te voorkomen.

      (cf. punten 69, 70, 74)

    Top

    Zaak C‑667/13

    Estado português

    tegen

    Banco Privado Português SA

    en

    Massa Insolvente do Banco Privado Português SA

    (verzoek van het Tribunal do Comércio de Lisboa om een prejudiciële beslissing)

    „Prejudiciële verwijzing — Staatssteun — Staatsgarantie voor een lening — Besluit 2011/346/EU — Vragen over de geldigheid — Ontvankelijkheid — Artikel 107, lid 1, VWEU — Motivering — Ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer tussen de lidstaten — Artikel 107, lid 3, onder b), VWEU — Ernstige verstoring van de economie van een lidstaat”

    Samenvatting – Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 5 maart 2015

    1. Steunmaatregelen van de staten — Besluit van de Commissie waarbij steun onverenigbaar met de interne markt wordt verklaard en de terugbetaling ervan wordt gelast — Besluit waartegen de tijdig in kennis gestelde begunstigde van de steun niet op grond van artikel 263, zesde alinea, VWEU is opgekomen — Betwisting van de geldigheid van het besluit voor de nationale rechter — Betwisting waaraan moet worden voorbijgegaan wegens het risico dat het onherroepelijke karakter van de handeling van de Unie wordt omzeild

      (Art. 108, lid 2, VWEU en 263, zesde alinea, VWEU)

    2. Prejudiciële vragen — Geldigheidstoetsing — Besluit waarvoor geen verzoek tot opschorting van de tenuitvoerlegging op grond van artikel 278 VWEU is ingediend — Geen invloed op de ontvankelijkheid

      (Art. 267 VWEU en 278 VWEU)

    3. Prejudiciële vragen — Ontvankelijkheid — Grenzen — Kennelijk irrelevante vragen en hypothetische vragen gesteld in een context waarin een nuttig antwoord is uitgesloten

      (Art. 267 VWEU)

    4. Steunmaatregelen van de staten — Besluit van de Commissie waarbij steun onverenigbaar met de interne markt wordt verklaard — Motiveringsplicht — Omvang — Geen schending

      [Art. 107, lid 3, b), VWEU]

    5. Steunmaatregelen van de staten — Ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer tussen de lidstaten — Aantasting van de mededinging — Beoordelingscriteria

      (Art. 107, lid 1, VWEU)

    6. Steunmaatregelen van de staten — Besluit van de Commissie waarbij steun voorlopig onverenigbaar met de interne markt wordt verklaard — Vaststelling van de onrechtmatigheid van de steun na de vaststelling van de onverenigbaarheid ervan met de interne markt — Toelaatbaarheid — Voorwaarden

      (Art. 108, lid 3, VWEU)

    7. Steunmaatregelen van de staten — Verbod — Afwijkingen — Steunmaatregelen die als verenigbaar met de interne markt kunnen worden aangemerkt — Beoordelingsvrijheid van de Commissie — Ingewikkelde economische beoordeling — Rechterlijke toetsing — Grenzen

      [Art. 107, lid 3, b), VWEU]

    8. Steunmaatregelen van de staten — Verbod — Afwijkingen — Steunmaatregelen die als verenigbaar met de interne markt kunnen worden aangemerkt — Steun om een ernstige verstoring van de economie van een lidstaat te verhelpen — Verlening van een staatsgarantie — Voorwaarden

      [Art. 107, lid 3, b), VWEU; mededeling 2008/C 270/02 van de Commissie]

    1.  Zie de tekst van de beslissing.

      (cf. punten 28‑30)

    2.  De ontvankelijkheid van een prejudiciële vraag over de geldigheid van een handeling van de Unie kan niet afhankelijk worden gesteld van het feit of op grond van artikel 278 VWEU is verzocht om opschorting van de tenuitvoerlegging van die handeling. Een eventuele niet‑ontvankelijkheid van een dergelijke vraag hangt immers niet af van de uitvoerbaarheid van de handeling van de Unie waarvan de geldigheid in twijfel wordt getrokken, maar is gebaseerd op het risico dat het onherroepelijke karakter van die handeling wordt omzeild.

      (cf. punt 31)

    3.  Zie de tekst van de beslissing.

      (cf. punten 34‑36, 41, 42)

    4.  Zie de tekst van de beslissing.

      (cf. punten 44‑48, 62‑64)

    5.  Aangaande staatssteun kan, wanneer een garantie een voordeel heeft verschaft aan een bank die betere financiële voorwaarden kon krijgen voor een lening dan de voorwaarden die andere ondernemingen in soortgelijke omstandigheden normaal gesproken op de markt zouden krijgen, in het onwaarschijnlijke scenario dat dit soort leningen sowieso beschikbaar waren, dat voordeel, gelet op de activiteiten van die bank en de positie van de bank op de nationale en internationale markten, het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloeden. Zonder de kapitaalinjectie die dankzij de garantie kon worden verricht, zouden de klanten van die bank, zodra die bank tekenen van financiële moeilijkheden had vertoond, immers waarschijnlijk voor een concurrerende bank hebben gekozen.

      In dat verband verdwijnt het risico dat het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig wordt beïnvloed, pas wanneer de bankvergunning van de door de garantie begunstigde bank wordt ingetrokken. Tot de intrekking van haar bankvergunning kan die bank immers haar normale handelsactiviteiten hervatten.

      (cf. punten 46, 49, 51, 52, 54)

    6.  Een staatssteunmaatregel die tot uitvoering wordt gebracht met niet-nakoming van de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 108, lid 3, VWEU, is onrechtmatig. Voorts heeft het besluit van de Commissie inzake de verenigbaarheid van steun geen invloed op de onrechtmatigheid van die steun wegens schending van het in artikel 108, lid 3, eerste volzin, VWEU neergelegde verbod.

      Dat een besluit verschillende data vermeldt vanaf welke de staatssteun enerzijds als onrechtmatig en anderzijds als onverenigbaar met de interne markt moet worden aangemerkt, betekent bijgevolg niet dat de gronden waarop dat besluit is gebaseerd, tegenstrijdig zijn. Bijgevolg kan steun als onrechtmatig worden aangemerkt vanaf een datum na de datum met ingang waarvan die steun onverenigbaar met de interne markt is verklaard. Dit is met name het geval wanneer de verenigbaarverklaring van een staatssteunmaatregel met de interne markt een voorlopig karakter heeft en de steun definitief onverenigbaar met de interne markt wordt verklaard op grond dat niet is voldaan aan de voorwaarden waaronder de steun werd goedgekeurd.

      (cf. punten 56, 57, 59‑61, 63)

    7.  Zie de tekst van de beslissing.

      (cf. punten 66, 67)

    8.  Inzake staatssteun heeft de Commissie met betrekking tot de toetsing aan artikel 107, lid 3, onder b), VWEU van in het kader van de wereldwijde financiële crisis aan financiële instellingen verleende staatsgaranties, de uitoefening van haar eigen beoordelingsbevoegdheid beperkt door de vaststelling van de mededeling over de toepassing van de staatssteunregels op maatregelen in het kader van de huidige wereldwijde financiële crisis genomen met betrekking tot financiële instellingen. Daaruit volgt dat de verlening van een staatsgarantie als een noodmaatregel moet worden aangemerkt en dus noodzakelijkerwijs tijdelijk moet zijn. Een dergelijke garantie moet ook vergezeld gaan van maatregelen tot herstructurering of vereffening van de begunstigde.

      Bijgevolg zijn de beperking in de tijd van in de vorm van een staatsgarantie toegekende steun, de verplichting tot aanmelding van elke daaropvolgende verlenging van die garantie en de verplichting voor de begunstigde van die garantie om een herstructureringsplan in te dienen, niet louter formaliteiten, maar wel noodzakelijke voorwaarden waaraan die steun moet voldoen om verenigbaar met de interne markt te kunnen worden verklaard, en middelen om ervoor te zorgen dat de aan een onderneming in moeilijkheden toegekende noodsteun niet verder gaat dan noodzakelijk is ter verwezenlijking van de doelstelling van algemeen belang, een ernstige verstoring in de nationale economie te voorkomen.

      (cf. punten 69, 70, 74)

    Top