Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62013CJ0586

    Martin Meat

    Zaak C‑586/13

    Martin Meat Kft.

    tegen

    Géza Simonfay

    en

    Ulrich Salburg

    (verzoek van de Pesti Központi Kerületi Bíróság om een prejudiciële beslissing)

    „Prejudiciële verwijzing — Vrij verrichten van diensten — Richtlijn 96/71/EG — Artikel 1, lid 3, onder a) en c) — Terbeschikkingstelling van werknemers — Uitlenen van arbeidskrachten — Toetredingsakte 2003 — Hoofdstuk 1, punten 2 en 13, van bijlage X — Overgangsmaatregelen — Toegang van Hongaarse staatsburgers tot de arbeidsmarkt van staten die ten tijde van de toetreding van de Republiek Hongarije reeds lid waren van de Europese Unie — Vereiste van een tewerkstellingsvergunning voor de terbeschikkingstelling van arbeidskrachten — Niet-gevoelige sectoren”

    Samenvatting – Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 18 juni 2015

    1. Toetreding van nieuwe lidstaten — Toetredingsakte 2003 — Overgangsmaatregelen — Vrij verrichten van diensten — Terbeschikkingstelling van werknemers — Nationale regeling van een oude lidstaat waarbij beperkingen worden opgelegd aan het op zijn grondgebied ter beschikking stellen van Hongaarse arbeidskrachten — Toelaatbaarheid

      (Toetredingsakte 2003, bijlage X, hoofdstuk 1, punten 2 en 13)

    2. Vrij verrichten van diensten — Beperkingen — Terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten — Richtlijn 96/71 — Werkingssfeer — Ter beschikking stellen van arbeidskrachten — Begrip — Beoordelingscriteria

      [Richtlijn 96/71 van het Europees Parlement en de Raad, art. 1, lid 3, c)]

    1.  Hoofdstuk 1, punten 2 en 13, van bijlage X bij de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en de aanpassingen van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond, moet aldus worden uitgelegd dat de Republiek Oostenrijk op grond van hoofdstuk 1, punt 2, van die bijlage beperkingen mag opleggen aan het op haar grondgebied ter beschikking stellen van arbeidskrachten, ook al heeft de terbeschikkingstelling geen betrekking op een gevoelige sector als bedoeld in hoofdstuk 1, punt 13, van de bijlage.

      Op basis van de omstandigheid dat de Bondsrepubliek Duitsland en de Republiek Oostenrijk, na onderhandelingen te hebben gevoerd, een specifieke, in hoofdstuk 1, punt 13, van bijlage X bij de Toetredingsakte 2003 opgenomen uitzondering genieten voor een aantal gevoelige sectoren ten aanzien waarvan die twee lidstaten beperkingen mogen opleggen aan het vrij verrichten van diensten waarbij sprake is van verkeer van werknemers, kan immers niet worden aangenomen dat zij minder speelruimte hebben om de instroom van Hongaarse werknemers naar hun grondgebied te regelen dan de lidstaten die niet een dergelijke uitzondering hebben verkregen.

      (cf. punten 27, 29, 30, dictum 1)

    2.  In een contractuele relatie met betrekking tot een dienstverrichting moet, om uit te maken of de contractuele relatie is aan te merken als terbeschikkingstelling van arbeidskrachten in de zin van artikel 1, lid 3, onder c), van richtlijn 96/71 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten, rekening worden gehouden met alle factoren die erop wijzen dat de verplaatsing van de werknemer naar de lidstaat van ontvangst wel of niet het doel op zich vormt van de dienstverrichting waarop die contractuele relatie betrekking heeft. Aanwijzingen dat een dergelijke verplaatsing niet het doel op zich van de betrokken dienstverrichting vormt, zijn in beginsel onder meer het feit dat wanneer de in de overeenkomst vastgelegde dienst niet conform de overeenkomst wordt uitgevoerd, de consequenties voor rekening van de dienstverrichter komen, en de omstandigheid dat het de dienstverrichter vrijstaat om het aantal werknemers te bepalen wier terbeschikkingstelling in de lidstaat van ontvangst hij noodzakelijk acht. Daarentegen brengt de omstandigheid dat de onderneming waaraan de dienst wordt verleend, controleert of die dienst conform de overeenkomst wordt uitgevoerd, of dat zij algemene aanwijzingen kan geven aan de werknemers van de dienstverrichter, op zichzelf niet mee dat sprake is van terbeschikkingstelling van arbeidskrachten.

      (cf. punt 41, dictum 2)

    Top

    Zaak C‑586/13

    Martin Meat Kft.

    tegen

    Géza Simonfay

    en

    Ulrich Salburg

    (verzoek van de Pesti Központi Kerületi Bíróság om een prejudiciële beslissing)

    „Prejudiciële verwijzing — Vrij verrichten van diensten — Richtlijn 96/71/EG — Artikel 1, lid 3, onder a) en c) — Terbeschikkingstelling van werknemers — Uitlenen van arbeidskrachten — Toetredingsakte 2003 — Hoofdstuk 1, punten 2 en 13, van bijlage X — Overgangsmaatregelen — Toegang van Hongaarse staatsburgers tot de arbeidsmarkt van staten die ten tijde van de toetreding van de Republiek Hongarije reeds lid waren van de Europese Unie — Vereiste van een tewerkstellingsvergunning voor de terbeschikkingstelling van arbeidskrachten — Niet-gevoelige sectoren”

    Samenvatting – Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 18 juni 2015

    1. Toetreding van nieuwe lidstaten – Toetredingsakte 2003 – Overgangsmaatregelen – Vrij verrichten van diensten – Terbeschikkingstelling van werknemers – Nationale regeling van een oude lidstaat waarbij beperkingen worden opgelegd aan het op zijn grondgebied ter beschikking stellen van Hongaarse arbeidskrachten – Toelaatbaarheid

      (Toetredingsakte 2003, bijlage X, hoofdstuk 1, punten 2 en 13)

    2. Vrij verrichten van diensten – Beperkingen – Terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten – Richtlijn 96/71 – Werkingssfeer – Ter beschikking stellen van arbeidskrachten – Begrip – Beoordelingscriteria

      [Richtlijn 96/71 van het Europees Parlement en de Raad, art. 1, lid 3, c)]

    1.  Hoofdstuk 1, punten 2 en 13, van bijlage X bij de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en de aanpassingen van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond, moet aldus worden uitgelegd dat de Republiek Oostenrijk op grond van hoofdstuk 1, punt 2, van die bijlage beperkingen mag opleggen aan het op haar grondgebied ter beschikking stellen van arbeidskrachten, ook al heeft de terbeschikkingstelling geen betrekking op een gevoelige sector als bedoeld in hoofdstuk 1, punt 13, van de bijlage.

      Op basis van de omstandigheid dat de Bondsrepubliek Duitsland en de Republiek Oostenrijk, na onderhandelingen te hebben gevoerd, een specifieke, in hoofdstuk 1, punt 13, van bijlage X bij de Toetredingsakte 2003 opgenomen uitzondering genieten voor een aantal gevoelige sectoren ten aanzien waarvan die twee lidstaten beperkingen mogen opleggen aan het vrij verrichten van diensten waarbij sprake is van verkeer van werknemers, kan immers niet worden aangenomen dat zij minder speelruimte hebben om de instroom van Hongaarse werknemers naar hun grondgebied te regelen dan de lidstaten die niet een dergelijke uitzondering hebben verkregen.

      (cf. punten 27, 29, 30, dictum 1)

    2.  In een contractuele relatie met betrekking tot een dienstverrichting moet, om uit te maken of de contractuele relatie is aan te merken als terbeschikkingstelling van arbeidskrachten in de zin van artikel 1, lid 3, onder c), van richtlijn 96/71 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten, rekening worden gehouden met alle factoren die erop wijzen dat de verplaatsing van de werknemer naar de lidstaat van ontvangst wel of niet het doel op zich vormt van de dienstverrichting waarop die contractuele relatie betrekking heeft. Aanwijzingen dat een dergelijke verplaatsing niet het doel op zich van de betrokken dienstverrichting vormt, zijn in beginsel onder meer het feit dat wanneer de in de overeenkomst vastgelegde dienst niet conform de overeenkomst wordt uitgevoerd, de consequenties voor rekening van de dienstverrichter komen, en de omstandigheid dat het de dienstverrichter vrijstaat om het aantal werknemers te bepalen wier terbeschikkingstelling in de lidstaat van ontvangst hij noodzakelijk acht. Daarentegen brengt de omstandigheid dat de onderneming waaraan de dienst wordt verleend, controleert of die dienst conform de overeenkomst wordt uitgevoerd, of dat zij algemene aanwijzingen kan geven aan de werknemers van de dienstverrichter, op zichzelf niet mee dat sprake is van terbeschikkingstelling van arbeidskrachten.

      (cf. punt 41, dictum 2)

    Top