Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62013CJ0569

    Bricmate

    Zaak C‑569/13

    Bricmate AB

    tegen

    Tullverket

    (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Förvaltningsrätt i Malmö)

    „Prejudiciële verwijzing — Handelspolitiek — Antidumpingrecht op keramische tegels van oorsprong uit China — Uitvoeringsverordening (EU) nr. 917/2011 — Geldigheid — Verordening (EG) nr. 1225/2009 — Artikelen 3, leden 2, 3, 5 en 6, 17 en 20, lid 1 — Vaststelling van de schade en het oorzakelijk verband — Feitelijke onjuistheden en kennelijke beoordelingsfouten — Zorgvuldigheidsplicht — Onderzoek van de gegevens verstrekt door een in de steekproef opgenomen importeur — Motiveringsplicht — Rechten van de verdediging”

    Samenvatting – Arrest van het Hof (Derde kamer) van 10 september 2015

    1. Gerechtelijke procedure – Mondelinge behandeling – Heropening – Voorwaarden

      (Art. 252, tweede alinea, VWEU; Statuut van het Hof van Justitie, art. 23; Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 83)

    2. Gemeenschappelijke handelspolitiek – Bescherming tegen dumpingpraktijken – Schade – Beoordelingsvrijheid van de instellingen – Rechterlijke toetsing – Grenzen

      (Verordening nr. 1225/2009 van de Raad, art. 3, leden 1, 2, 3 en 6)

    3. Gemeenschappelijke handelspolitiek – Bescherming tegen dumpingpraktijken – Schade – In aanmerking te nemen factoren – Algehele beoordeling

      (Verordening nr. 1225/2009 van de Raad, art. 3, leden 2, 3, 5 en 6)

    4. Gemeenschappelijke handelspolitiek – Bescherming tegen dumpingpraktijken – Onderzoek – Zorgvuldigheidsplicht van de instellingen – Omvang – Verplichting om ambtshalve de invloed van een feitelijke onjuistheid op de vaststelling van de schade na te gaan – Ontbreken van een zorgvuldig onderzoek, waardoor geen afbreuk wordt gedaan aan de vaststelling van schade en van een causaal verband tussen de invoer met dumping en de schade

      (Verordening nr. 1225/2009 van de Raad, art. 3, leden 2, 3, 5 en 6)

    1.  Zie de tekst van de beslissing.

      (cf. punten 39‑41)

    2.  Zie de tekst van de beslissing.

      (cf. punt 46)

    3.  Het in artikel 3, lid 2, van verordening nr. 1225/2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap bedoelde objectieve onderzoek voor de vaststelling van schade voor de bedrijfstak van de Unie moet enerzijds betrekking hebben op de omvang van de invoer met dumping en de gevolgen daarvan voor de prijzen van soortgelijke producten in de Unie en anderzijds op de gevolgen van deze invoer voor de bedrijfstak van de Unie. Wat de vaststelling van die omvang of van die prijzen betreft, zijn in artikel 3, lid 3, van verordening nr. 1225/2009 de factoren neergelegd waarmee bij dat onderzoek rekening moet worden gehouden, met dien verstande dat een of meerdere van die factoren op zich niet doorslaggevend kan of kunnen zijn. Hetzelfde geldt voor de gevolgen van de invoer met dumping voor de bedrijfstak van de Unie. Uit artikel 3, lid 5, van deze verordening volgt immers dat de instellingen van de Unie alle relevante economische factoren en indicatoren die op de situatie van die bedrijfstak van invloed zijn, moeten beoordelen, waarbij één noch meer van deze factoren noodzakelijkerwijze doorslaggevend zijn. Deze bepaling kent de betrokken instellingen dus een discretionaire bevoegdheid toe bij het onderzoek en de beoordeling van de verschillende indicatoren Wat tot slot het oorzakelijk verband betreft, moeten de instellingen van de Unie overeenkomstig artikel 3, lid 6, van deze verordening aantonen dat de overeenkomstig lid 3 van dat artikel vastgestelde omvang en/of prijzen de in lid 5 omschreven gevolgen hebben voor de bedrijfstak van de Unie, en dat deze gevolgen als aanmerkelijk kunnen worden aangemerkt.

      (cf. punten 52‑55)

    4.  Wanneer in het kader van een antidumpingonderzoek een van de partijen de Commissie ervan op de hoogte brengt dat de gegevens van Eurostat betreffende de prijzen en de omvang van de invoer onjuist zijn, moet de Commissie ambtshalve de invloed van die onjuistheid op de vaststelling van de schade nagaan. Het is in dat verband niet voldoende dat deze instelling enkel een verzoek om inlichtingen aan de diensten van Eurostat stuurt en de reactie van de betrokken nationale autoriteiten afwacht. De Commissie moet daarentegen, overeenkomstig artikel 3, lid 2, van verordening nr. 1225/2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap, positief bewijs aanvoeren en een objectief onderzoek verrichten van de gegevens betreffende de prijs van de betrokken invoer. De Commissie is immers geenszins vrijgesteld van dat onderzoek wanneer die diensten niet antwoorden of een niet-afdoend antwoord verstrekken. Wanneer de instellingen van de Unie de gegrondheid van de gestelde onjuistheid niet nagaan vóór de vaststelling van een verordening tot instelling van een definitief antidumpingrecht, kunnen zij derhalve niet worden geacht de gegevens in de statistieken van Eurostat met de nodige zorgvuldigheid te hebben onderzocht.

      Voor zover de gecorrigeerde indicatoren voor de vaststelling van de schade voor de bedrijfstak van de Unie en van het causaal verband tussen de invoer en de schade op basis van de gecorrigeerde cijfers over het geheel genomen dezelfde tendens vertonen, kan de omstandigheid dat de gegevens betreffende de prijzen en de omvang van de invoer niet zorgvuldig zijn onderzocht, echter niet leiden tot de ongeldigheid van de conclusies die de instellingen van de Unie hebben getrokken.

      (cf. punten 67‑69)

    Top