Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62013CJ0564

    Planet/Commissie

    Zaak C‑564/13 P

    Planet AE Anonymi Etaireia Parochis Symvouleftikon Ypiresion

    tegen

    Europese Commissie

    „Hogere voorziening — Artikel 340, eerste alinea, VWEU — Contractuele aansprakelijkheid van de Unie — Artikel 272 VWEU — Arbitragebeding — Zesde kaderprogramma voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie — Overeenkomsten inzake de projecten Ontogov, FIT en RACWeb — Subsidiabele kosten en door de Commissie voorgeschoten bedragen — Declaratoire vordering — Geen bestaand en daadwerkelijk procesbelang”

    Samenvatting – Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 26 februari 2015

    1. Gerechtelijke procedure – Adiëring van het Gerecht op basis van een arbitragebeding – Bevoegdheid van het Gerecht uitsluitend bepaald door de artikelen 256 VWEU en 272 VWEU en door het arbitragebeding – Bevoegdheid om kennis te nemen van een declaratoire vordering – Beoordeling

      (Art. 256 VWEU en 272 VWEU)

    2. Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke personen of rechtspersonen – Procesbelang – Noodzaak van een bestaand en daadwerkelijk belang – Beoordeling naar het tijdstip waarop het beroep is ingesteld – Declaratoire vordering

      (Art. 263, vierde alinea, VWEU)

    1.  Volgens artikel 272 VWEU, gelezen in samenhang met en artikel 256 VWEU, is het Gerecht bevoegd om, in eerste aanleg, uitspraak te doen krachtens een arbitragebeding vervat in een door of namens de Unie gesloten publiekrechtelijke of privaatrechtelijke overeenkomst. Hieruit volgt dat artikel 272 VWEU een specifieke bepaling is op grond waarvan de Unierechter krachtens een door de partijen voor publiekrechtelijke of privaatrechtelijke overeenkomsten gesloten arbitragebeding kan worden geadieerd zonder beperkingen in verband met de aard van de bij de Unierechter ingestelde vordering.

      Volgens de bewoordingen van het in de betrokken overeenkomsten opgenomen arbitragebeding is het Gerecht of het Hof, naargelang van het geval, bevoegd om kennis te nemen van de geschillen tussen de Unie en de contractanten betreffende de geldigheid, de toepassing of de uitlegging van deze overeenkomsten. Hieruit volgt dat dit arbitragebeding de bevoegdheid van het Gerecht of van het Hof ook niet beperkt naargelang van de aard van de vordering. Gelet op de bewoordingen van dit arbitragebeding kan het Gerecht of het Hof aldus op grond van dit beding bevoegd zijn om kennis te nemen van een declaratoire vordering, zoals die welke hier aan de orde is, betreffende een geschil tussen de Unie en rekwirante over de geldigheid, de toepassing of de uitlegging van deze overeenkomsten.

      (cf. punten 22, 23, 25, 26)

    2.  Het procesbelang in het kader van een declaratoire vordering moet, gelet op het voorwerp van het beroep, op straffe van niet-ontvankelijkheid bestaan bij de instelling van dat beroep.

      Een verzoeker kan niet op goede gronden stellen dat hij op de datum van de instelling van zijn vordering bij het Gerecht een bestaand en daadwerkelijk belang had dat rechtsbescherming nodig had, wanneer de bevoegde dienst van de Commissie nog geen verzoek tot terugbetaling van de in het kader van de betrokken overeenkomsten voorgeschoten kosten had geformuleerd. Bovendien was de subsidiabiliteit van de litigieuze kosten het voorwerp van een auditprocedure, die slechts een voorafgaande en voorbereidende procedure is die verschilt van de procedure welke eventueel tot terugvordering kan leiden en wordt gevoerd door de operationele diensten van de Commissie. Het was dus nog niet zeker of, en in welke mate, die kosten door de Commissie daadwerkelijk zouden kunnen worden teruggevorderd.

      (cf. punten 31, 32, 34, 35)

    Top

    Zaak C‑564/13 P

    Planet AE Anonymi Etaireia Parochis Symvouleftikon Ypiresion

    tegen

    Europese Commissie

    „Hogere voorziening — Artikel 340, eerste alinea, VWEU — Contractuele aansprakelijkheid van de Unie — Artikel 272 VWEU — Arbitragebeding — Zesde kaderprogramma voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie — Overeenkomsten inzake de projecten Ontogov, FIT en RACWeb — Subsidiabele kosten en door de Commissie voorgeschoten bedragen — Declaratoire vordering — Geen bestaand en daadwerkelijk procesbelang”

    Samenvatting – Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 26 februari 2015

    1. Gerechtelijke procedure — Adiëring van het Gerecht op basis van een arbitragebeding — Bevoegdheid van het Gerecht uitsluitend bepaald door de artikelen 256 VWEU en 272 VWEU en door het arbitragebeding — Bevoegdheid om kennis te nemen van een declaratoire vordering — Beoordeling

      (Art. 256 VWEU en 272 VWEU)

    2. Beroep tot nietigverklaring — Natuurlijke personen of rechtspersonen — Procesbelang — Noodzaak van een bestaand en daadwerkelijk belang — Beoordeling naar het tijdstip waarop het beroep is ingesteld — Declaratoire vordering

      (Art. 263, vierde alinea, VWEU)

    1.  Volgens artikel 272 VWEU, gelezen in samenhang met en artikel 256 VWEU, is het Gerecht bevoegd om, in eerste aanleg, uitspraak te doen krachtens een arbitragebeding vervat in een door of namens de Unie gesloten publiekrechtelijke of privaatrechtelijke overeenkomst. Hieruit volgt dat artikel 272 VWEU een specifieke bepaling is op grond waarvan de Unierechter krachtens een door de partijen voor publiekrechtelijke of privaatrechtelijke overeenkomsten gesloten arbitragebeding kan worden geadieerd zonder beperkingen in verband met de aard van de bij de Unierechter ingestelde vordering.

      Volgens de bewoordingen van het in de betrokken overeenkomsten opgenomen arbitragebeding is het Gerecht of het Hof, naargelang van het geval, bevoegd om kennis te nemen van de geschillen tussen de Unie en de contractanten betreffende de geldigheid, de toepassing of de uitlegging van deze overeenkomsten. Hieruit volgt dat dit arbitragebeding de bevoegdheid van het Gerecht of van het Hof ook niet beperkt naargelang van de aard van de vordering. Gelet op de bewoordingen van dit arbitragebeding kan het Gerecht of het Hof aldus op grond van dit beding bevoegd zijn om kennis te nemen van een declaratoire vordering, zoals die welke hier aan de orde is, betreffende een geschil tussen de Unie en rekwirante over de geldigheid, de toepassing of de uitlegging van deze overeenkomsten.

      (cf. punten 22, 23, 25, 26)

    2.  Het procesbelang in het kader van een declaratoire vordering moet, gelet op het voorwerp van het beroep, op straffe van niet-ontvankelijkheid bestaan bij de instelling van dat beroep.

      Een verzoeker kan niet op goede gronden stellen dat hij op de datum van de instelling van zijn vordering bij het Gerecht een bestaand en daadwerkelijk belang had dat rechtsbescherming nodig had, wanneer de bevoegde dienst van de Commissie nog geen verzoek tot terugbetaling van de in het kader van de betrokken overeenkomsten voorgeschoten kosten had geformuleerd. Bovendien was de subsidiabiliteit van de litigieuze kosten het voorwerp van een auditprocedure, die slechts een voorafgaande en voorbereidende procedure is die verschilt van de procedure welke eventueel tot terugvordering kan leiden en wordt gevoerd door de operationele diensten van de Commissie. Het was dus nog niet zeker of, en in welke mate, die kosten door de Commissie daadwerkelijk zouden kunnen worden teruggevorderd.

      (cf. punten 31, 32, 34, 35)

    Top