This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62013CJ0378
Commissie/Griekenland
Commissie/Griekenland
Zaak C‑378/13
Europese Commissie
tegen
Helleense Republiek
„Niet-nakoming — Richtlijn 75/442/EEG — Beheer van afvalstoffen — Arrest van het Hof waarin een niet-nakoming wordt vastgesteld — Niet-uitvoering — Artikel 260, lid 2, VWEU — Financiële sancties — Forfaitaire som en dwangsom”
Samenvatting – Arrest van het Hof (Grote kamer) van 2 december 2014
Beroep wegens niet-nakoming – Arrest van het Hof waarin de niet-nakoming wordt vastgesteld – Termijn voor uitvoering – Referentiedatum voor de beoordeling van het bestaan van de niet-nakoming
(Art. 228, lid 2, EG; art. 260, lid 2, VWEU)
Lidstaten – Verplichtingen – Uitvoering van de richtlijnen – Niet-nakoming – Rechtvaardiging op basis van de interne orde – Ontoelaatbaarheid
(Art. 258 VWEU)
Beroep wegens niet-nakoming – Arrest van het Hof waarin de niet-nakoming wordt vastgesteld – Niet-nakoming van de verplichting om het arrest uit te voeren – Financiële sancties – Dwangsom – Veroordeling tot betaling – Voorwaarde – Voortduren van de niet-nakoming tot de uitspraak van het arrest
(Art. 260, lid 2, VWEU)
Beroep wegens niet-nakoming – Arrest van het Hof waarin de niet-nakoming wordt vastgesteld – Niet-nakoming van de verplichting om het arrest uit te voeren – Financiële sancties – Dwangsom – Vaststelling van de vorm en het bedrag – Beoordelingsvrijheid van het Hof – Criteria
(Art. 258 VWEU en 260, lid 2, VWEU)
Beroep wegens niet-nakoming – Arrest van het Hof waarin de niet-nakoming wordt vastgesteld – Niet-nakoming van de verplichting om het arrest uit te voeren – Financiële sancties – Dwangsom – Vaststelling van het bedrag – Degressieve dwangsom
(Art. 260, lid 2, VWEU)
Beroep wegens niet-nakoming – Arrest van het Hof waarin de niet-nakoming wordt vastgesteld – Niet-nakoming van de verplichting om het arrest uit te voeren – Financiële sancties – Dwangsom – Forfaitaire som – Cumulatie van deze twee sancties – Toelaatbaarheid
(Art. 260, lid 2, VWEU)
Beroep wegens niet-nakoming – Arrest van het Hof waarin de niet-nakoming wordt vastgesteld – Niet-nakoming van de verplichting om het arrest uit te voeren – Financiële sancties – Oplegging van een forfaitaire som – Beoordelingsvrijheid van het Hof – Beoordelingscriteria
(Art. 260, lid 2, VWEU)
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punten 26, 27)
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punt 29)
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punten 47, 50, 51)
Wat het bedrag en de vorm van de aan een lidstaat opgelegde dwangsom betreft, staat het aan het Hof in de uitoefening van zijn beoordelingsbevoegdheid om de dwangsom aldus vast te stellen dat zij enerzijds in overeenstemming is met de omstandigheden en anderzijds evenredig is aan de vastgestelde inbreuk en aan de financiële draagkracht van de betrokken lidstaat.
De voorstellen van de Commissie in verband met de dwangsom binden het Hof niet en vormen louter een nuttige referentiebasis. Evenzo zijn richtsnoeren als die in de mededelingen van de Commissie niet bindend voor het Hof, maar dragen zij ertoe bij dat de transparantie, de voorspelbaarheid en de rechtszekerheid van het optreden van de Commissie zelf worden gewaarborgd wanneer die instelling voorstellen doet aan het Hof. In een procedure krachtens artikel 260, lid 2, VWEU over een niet-nakoming door een lidstaat die voortduurt, ook al is zij reeds vastgesteld in een eerste krachtens artikel 226 EG of artikel 258 VWEU gewezen arrest, moet het Hof immers vrij blijven om het bedrag en de vorm van de opgelegde dwangsom te kiezen die het geschikt acht om die lidstaat aan te sporen een einde te maken aan de niet-nakoming van de uit dat eerste arrest van het Hof voortvloeiende verplichtingen.
Bij de beoordeling door het Hof zijn de basiscriteria die moeten worden gehanteerd om te verzekeren dat de dwangsom een dwingend karakter heeft met het oog op de uniforme en effectieve toepassing van het Unierecht, derhalve in beginsel de duur van de inbreuk, beoordeeld rekening houdend met het tijdstip waarop het Hof de feiten beoordeelt, en niet met het tijdstip waarop de Commissie de zaak bij het Hof aanhangig maakt, de ernst ervan en de financiële draagkracht van de betrokken lidstaat, rekening houdend met de recente ontwikkeling van zijn bruto binnenlands product ten tijde van het onderzoek van de feiten door het Hof. Bij de toepassing van deze criteria moet het Hof in het bijzonder rekening houden met de gevolgen van de niet-uitvoering van het arrest voor de publieke en particuliere belangen en met de urgentie waarmee de betrokken lidstaat moet worden aangemoedigd zijn verplichtingen na te komen.
(cf. punten 52, 53, 57, 58)
Ter verzekering van de volledige uitvoering van een arrest van het Hof van Justitie moet de dwangsom in haar geheel worden gevorderd tot de lidstaat alle maatregelen heeft genomen die noodzakelijk zijn om een einde te maken aan de vastgestelde niet-nakoming. In bepaalde specifieke gevallen kan echter een sanctie worden overwogen die rekening houdt met de voortgang die de lidstaat eventueel heeft geboekt bij de nakoming van zijn verplichtingen.
Wat de bepaling van de wijze van berekening en de periodiciteit van die dwangsom betreft, biedt de degressieve dwangsom per halfjaar de mogelijkheid om de staat van voortgang van de maatregelen ter uitvoering van het arrest van het Hof te beoordelen gelet op de situatie aan het einde van de betrokken periode.
(cf. punten 60‑62)
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punt 71)
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punten 72‑77)
Zaak C‑378/13
Europese Commissie
tegen
Helleense Republiek
„Niet-nakoming — Richtlijn 75/442/EEG — Beheer van afvalstoffen — Arrest van het Hof waarin een niet-nakoming wordt vastgesteld — Niet-uitvoering — Artikel 260, lid 2, VWEU — Financiële sancties — Forfaitaire som en dwangsom”
Samenvatting – Arrest van het Hof (Grote kamer) van 2 december 2014
Beroep wegens niet-nakoming — Arrest van het Hof waarin de niet-nakoming wordt vastgesteld — Termijn voor uitvoering — Referentiedatum voor de beoordeling van het bestaan van de niet-nakoming
(Art. 228, lid 2, EG; art. 260, lid 2, VWEU)
Lidstaten — Verplichtingen — Uitvoering van de richtlijnen — Niet-nakoming — Rechtvaardiging op basis van de interne orde — Ontoelaatbaarheid
(Art. 258 VWEU)
Beroep wegens niet-nakoming — Arrest van het Hof waarin de niet-nakoming wordt vastgesteld — Niet-nakoming van de verplichting om het arrest uit te voeren — Financiële sancties — Dwangsom — Veroordeling tot betaling — Voorwaarde — Voortduren van de niet-nakoming tot de uitspraak van het arrest
(Art. 260, lid 2, VWEU)
Beroep wegens niet-nakoming — Arrest van het Hof waarin de niet-nakoming wordt vastgesteld — Niet-nakoming van de verplichting om het arrest uit te voeren — Financiële sancties — Dwangsom — Vaststelling van de vorm en het bedrag — Beoordelingsvrijheid van het Hof — Criteria
(Art. 258 VWEU en 260, lid 2, VWEU)
Beroep wegens niet-nakoming — Arrest van het Hof waarin de niet-nakoming wordt vastgesteld — Niet-nakoming van de verplichting om het arrest uit te voeren — Financiële sancties — Dwangsom — Vaststelling van het bedrag — Degressieve dwangsom
(Art. 260, lid 2, VWEU)
Beroep wegens niet-nakoming — Arrest van het Hof waarin de niet-nakoming wordt vastgesteld — Niet-nakoming van de verplichting om het arrest uit te voeren — Financiële sancties — Dwangsom — Forfaitaire som — Cumulatie van deze twee sancties — Toelaatbaarheid
(Art. 260, lid 2, VWEU)
Beroep wegens niet-nakoming — Arrest van het Hof waarin de niet-nakoming wordt vastgesteld — Niet-nakoming van de verplichting om het arrest uit te voeren — Financiële sancties — Oplegging van een forfaitaire som — Beoordelingsvrijheid van het Hof — Beoordelingscriteria
(Art. 260, lid 2, VWEU)
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punten 26, 27)
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punt 29)
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punten 47, 50, 51)
Wat het bedrag en de vorm van de aan een lidstaat opgelegde dwangsom betreft, staat het aan het Hof in de uitoefening van zijn beoordelingsbevoegdheid om de dwangsom aldus vast te stellen dat zij enerzijds in overeenstemming is met de omstandigheden en anderzijds evenredig is aan de vastgestelde inbreuk en aan de financiële draagkracht van de betrokken lidstaat.
De voorstellen van de Commissie in verband met de dwangsom binden het Hof niet en vormen louter een nuttige referentiebasis. Evenzo zijn richtsnoeren als die in de mededelingen van de Commissie niet bindend voor het Hof, maar dragen zij ertoe bij dat de transparantie, de voorspelbaarheid en de rechtszekerheid van het optreden van de Commissie zelf worden gewaarborgd wanneer die instelling voorstellen doet aan het Hof. In een procedure krachtens artikel 260, lid 2, VWEU over een niet-nakoming door een lidstaat die voortduurt, ook al is zij reeds vastgesteld in een eerste krachtens artikel 226 EG of artikel 258 VWEU gewezen arrest, moet het Hof immers vrij blijven om het bedrag en de vorm van de opgelegde dwangsom te kiezen die het geschikt acht om die lidstaat aan te sporen een einde te maken aan de niet-nakoming van de uit dat eerste arrest van het Hof voortvloeiende verplichtingen.
Bij de beoordeling door het Hof zijn de basiscriteria die moeten worden gehanteerd om te verzekeren dat de dwangsom een dwingend karakter heeft met het oog op de uniforme en effectieve toepassing van het Unierecht, derhalve in beginsel de duur van de inbreuk, beoordeeld rekening houdend met het tijdstip waarop het Hof de feiten beoordeelt, en niet met het tijdstip waarop de Commissie de zaak bij het Hof aanhangig maakt, de ernst ervan en de financiële draagkracht van de betrokken lidstaat, rekening houdend met de recente ontwikkeling van zijn bruto binnenlands product ten tijde van het onderzoek van de feiten door het Hof. Bij de toepassing van deze criteria moet het Hof in het bijzonder rekening houden met de gevolgen van de niet-uitvoering van het arrest voor de publieke en particuliere belangen en met de urgentie waarmee de betrokken lidstaat moet worden aangemoedigd zijn verplichtingen na te komen.
(cf. punten 52, 53, 57, 58)
Ter verzekering van de volledige uitvoering van een arrest van het Hof van Justitie moet de dwangsom in haar geheel worden gevorderd tot de lidstaat alle maatregelen heeft genomen die noodzakelijk zijn om een einde te maken aan de vastgestelde niet-nakoming. In bepaalde specifieke gevallen kan echter een sanctie worden overwogen die rekening houdt met de voortgang die de lidstaat eventueel heeft geboekt bij de nakoming van zijn verplichtingen.
Wat de bepaling van de wijze van berekening en de periodiciteit van die dwangsom betreft, biedt de degressieve dwangsom per halfjaar de mogelijkheid om de staat van voortgang van de maatregelen ter uitvoering van het arrest van het Hof te beoordelen gelet op de situatie aan het einde van de betrokken periode.
(cf. punten 60‑62)
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punt 71)
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punten 72‑77)