Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62013CJ0341

    Cruz & Companhia

    Zaak C‑341/13

    Cruz & Companhia Lda

    tegen

    Instituto de Financiamento da Agricultura e Pescas IP (IFAP)

    (verzoek van het Supremo Tribunal Administrativo om een prejudiciële beslissing)

    „Prejudiciële verwijzing — Bescherming van de financiële belangen van de Unie — Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 — Artikel 3 — Vervolging van onregelmatigheden — Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) — Terugvordering van ten onrechte ontvangen uitvoerrestituties — Verjaringstermijn — Toepassing van een langere nationale verjaringstermijn — Gemeenrechtelijke verjaringstermijn — Administratieve maatregelen en sancties”

    Samenvatting – Arrest van het Hof (Derde kamer) van 17 september 2014

    1. Landbouw – Gemeenschappelijk landbouwbeleid – Financiering door het EOGFL – Verplichting van de lidstaten om ten onrechte of op onregelmatige wijze betaalde bedragen terug te vorderen – Beoordelingsbevoegdheid – Geen

      (Verordening nr. 729/70 van de Raad, art. 8, lid 1)

    2. Eigen middelen van de Europese Unie – Verordening betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Unie – Vervolging van onregelmatigheden – Verjaringstermijn – Toepasselijkheid op vervolgingen die door de nationale autoriteiten tegen ontvangers van uitvoerrestituties worden ingesteld na de vaststelling van onregelmatigheden – Begrip onregelmatigheid

      (Verordening nr. 2988/95 van de Raad, art. 3‑5)

    3. Eigen middelen van de Europese Unie – Verordening betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Unie – Vervolging van onregelmatigheden – Verjaringstermijn – Toepasselijkheid op onregelmatigheden die zijn begaan vóór de inwerkingtreding van die verordening – Aanvang – Datum waarop de onregelmatigheid is begaan

      (Verordening nr. 2988/95 van de Raad, art. 3, lid 1, eerste en derde alinea)

    4. Eigen middelen van de Europese Unie – Verordening betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Unie – Vervolging van onregelmatigheden – Verjaringstermijn – Toepasselijkheid van langere nationale verjaringstermijnen – Termijnen die kunnen voortvloeien uit de toepassing naar analogie van bepalingen van gemeen recht – Voorwaarde – Jurisprudentiële praktijk als gevolg waarvan die toepassing voorzienbaar wordt – Beoordeling door de nationale rechterlijke instantie

      (Verordening nr. 2988/95 van de Raad, art. 3, lid 3)

    5. Eigen middelen van de Europese Unie – Verordening betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Unie – Vervolging van onregelmatigheden – Verjaringstermijn – Toepasselijkheid van langere nationale verjaringstermijnen – Voorwaarde – Eerbiediging van het evenredigheidsbeginsel – Termijn van twintig jaar – Ontoelaatbaarheid

      (Verordening nr. 2988/95 van de Raad, art. 3, leden 1, eerste alinea, en 3)

    1.  Zie de tekst van de beslissing.

      (cf. punt 39)

    2.  Artikel 3 van verordening nr. 2988/95 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen moet, wat de in dit artikel vastgestelde verjaringstermijn voor vervolgingen betreft, aldus worden uitgelegd dat het van toepassing is op de vervolgingen die door de nationale autoriteiten tegen de ontvangers van steun van de Unie worden ingesteld naar aanleiding van onregelmatigheden die zijn vastgesteld door het nationale orgaan dat in het kader van het EOGFL belast is met de betaling van de uitvoerrestituties.

      In dat verband is artikel 3, lid 1, van verordening nr. 2988/95 zowel van toepassing op de onregelmatigheden die tot een administratieve sanctie als bedoeld in artikel 5 van de verordening leiden, als op de in artikel 4 ervan bedoelde onregelmatigheden die voorwerp zijn van een administratieve maatregel strekkende tot ontneming van het ten onrechte verkregen voordeel zonder echter het karakter van een sanctie te hebben.

      (cf. punten 41, 45, dictum 1)

    3.  Zie de tekst van de beslissing.

      (cf. punten 50‑52)

    4.  Zie de tekst van de beslissing.

      (cf. punten 53‑58)

    5.  De toepassing van een langere nationale verjaringstermijn als bedoeld in artikel 3, lid 3, van verordening nr. 2988/95 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen, met het oog op de vervolging van onregelmatigheden in de zin van deze verordening, mag niet kennelijk verder gaan dan nodig is voor het bereiken van het doel van bescherming van de financiële belangen van de Unie.

      Ofschoon de lidstaten op grond van dat artikel 3, lid 3, langere verjaringstermijnen mogen toepassen dan de in lid 1, eerste alinea, van dit artikel vastgestelde verjaringstermijnen van vier of drie jaar, welke langere verjaringstermijnen voortvloeien uit bepalingen van gemeen recht die dateren van vóór het tijdstip waarop deze verordening is aangenomen, gaat de toepassing van een verjaringstermijn van twintig jaar in dat verband verder dan noodzakelijk is om het doel van bescherming van de financiële belangen van de Unie te bereiken.

      (cf. punten 59, 65, dictum 2)

    Top