EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62013CJ0140

Altmann e.a.

Zaak C‑140/13

Annett Altmann e.a.

tegen

Bundesanstalt für Finanzdienstleistungsaufsicht

(verzoek van het Verwaltungsgericht Frankfurt am Main om een prejudiciële beslissing)

„Prejudiciële verwijzing — Harmonisatie van de wetgevingen — Richtlijn 2004/39/EG — Artikel 54 — Geheimhoudingsplicht van de nationale autoriteiten die financieel toezicht uitoefenen — Informatie betreffende een frauduleuze beleggingsonderneming die zich in staat van gerechtelijke vereffening bevindt”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 12 november 2014

Vrijheid van vestiging — Vrij verrichten van diensten — Markten voor financiële instrumenten — Richtlijn 2004/39 — Verzoek om inlichtingen in het kader van een administratieve procedure — Inlichtingen betreffende een beleggingsonderneming die zich frauduleus heeft gedragen en die zich in staat van gerechtelijke vereffening bevindt — Situatie die niet onder het strafrecht valt en waarbij evenmin sprake is van een civiele of handelsrechtelijke procedure in de zin van artikel 54 van de richtlijn — Mogelijkheid voor de nationale financiële toezichthouders om zich te beroepen op hun verplichting om het beroepsgeheim in acht te nemen

(Richtlijn 2004/39 van het Europees Parlement en de Raad, art. 54, leden 1 en 2)

Artikel 54, leden 1 en 2, van richtlijn 2004/39 betreffende markten voor financiële instrumenten moet aldus worden uitgelegd dat een nationale toezichthoudende autoriteit zich in het kader van een administratieve procedure ten aanzien van een persoon die haar heeft verzocht om inzage te verlenen in informatie betreffende een beleggingsonderneming die zich ondertussen in staat van gerechtelijke vereffening bevindt, zonder dat het betrokken geval onder het strafrecht valt of dat sprake is van een civiele of handelsrechtelijke procedure, kan beroepen op haar verplichting om het beroepsgeheim in acht te nemen, ook al hield het bedrijfsmodel van deze onderneming in wezen in dat grootschalige fraude werd gepleegd met het oog op de bewuste benadeling van de beleggers, en zijn verschillende leidinggevenden van deze onderneming tot gevangenisstraffen veroordeeld.

De verplichting om het beroepsgeheim in acht te nemen, die artikel 54, lid 1, van richtlijn 2004/39 als algemene regel oplegt, dient immers om zowel de rechtstreeks betrokken ondernemingen als de normale werking van de markten voor financiële instrumenten van de Unie te beschermen. De specifieke gevallen waarin het algemene verbod om onder het beroepsgeheim vallende vertrouwelijke informatie openbaar te maken zich niet verzet tegen de uitwisseling of het gebruik van die informatie, worden in detail opgesomd in artikel 54. Op het algemene verbod om vertrouwelijke informatie openbaar te maken bestaan dus geen uitzonderingen buiten de situaties die specifiek in dat artikel zijn vastgesteld. Wat de informatie betreft inzake beleggingsondernemingen die failliet zijn verklaard of op grond van een rechterlijke uitspraak moeten worden vereffend, kan, onverminderd de gevallen die onder het strafrecht vallen, slechts worden afgeweken van de verplichting om het beroepsgeheim in acht te nemen wanneer de vertrouwelijke gegevens geen betrekking hebben op derden, openbaar worden gemaakt in het kader van civiele of handelsrechtelijke procedures en nodig zijn voor de afwikkeling van deze procedures.

(cf. punten 33‑35, 38, 42 en dictum)

Top