Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62013CJ0137

    Herbaria Kräuterparadies

    Zaak C‑137/13

    Herbaria Kräuterparadies GmbH

    tegen

    Freistaat Bayern

    (verzoek van het Bayerische Verwaltungsgericht München om een prejudiciële beslissing)

    „Prejudiciële verwijzing — Landbouw — Gemeenschappelijk landbouwbeleid — Biologische productie en etikettering van biologische producten — Verordening (EG) nr. 889/2008 — Artikel 27, lid 1, sub f — Gebruik van bepaalde producten en bepaalde stoffen bij de verwerking van levensmiddelen — Verbod om mineralen, vitaminen, aminozuren en micronutriënten te gebruiken indien de wet het gebruik ervan niet eist — Toevoeging van ijzergluconaat en vitaminen aan een biologische drank — Gebruik van mineralen, vitaminen, aminozuren en micronutriënten — Vereiste hoeveelheden voor toelating tot verkoop als voedingssupplement met een voedings- of gezondheidsclaim of als voor bijzondere voeding bestemd levensmiddel”

    Samenvatting – Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 5 november 2014

    1. Gerechtelijke procedure — Mondelinge behandeling — Heropening — Verplichting tot heropening van de mondelinge behandeling om de partijen de gelegenheid te geven opmerkingen in te dienen over in de conclusie van de advocaat-generaal opgeworpen behandelde rechtspunten — Geen

      (Art. 252, tweede alinea, VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 83)

    2. Landbouw — Gemeenschappelijk landbouwbeleid — Biologische productiemethode van landbouwproducten en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen — Verordening nr. 889/2008 — Etikettering van biologische producten — Gebruik van bepaalde producten en bepaalde stoffen bij de verwerking van levensmiddelen die als biologische producten worden geëtiketteerd — Verbod van gebruik van niet-biologische mineralen en vitaminen, tenzij het gebruik daarvan door de wet is vereist — Begrip

      (Verordening nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad; verordeningen van de Commissie nr. 889/2008, art. 27, lid 1, sub f, en nr. 432/2012; richtlijnen van het Europees Parlement en de Raad 2002/46, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1137/2008, en 2009/39)

    3. Prejudiciële vragen — Voorlegging aan het Hof — Bepaling van de voor te leggen vragen — Exclusieve bevoegdheid van de nationale rechter — Bijkomende vragen die door partijen in het hoofdgeding in de loop van de procedure worden opgeworpen — Verplichting van het Hof om zich te houden aan de in de verwijzingsbeslissing gestelde vragen

      (Art 267 VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 94)

    1.  Zie de tekst van de beslissing.

      (cf. punten 28, 29)

    2.  Artikel 27, lid 1, sub f, van verordening nr. 889/2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van verordening nr. 834/2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, wat de biologische productie, de etikettering en de controle betreft, moet aldus worden uitgelegd dat de wet slechts het gebruik van een in deze bepaling bedoelde stof eist mits een Unierechtelijke regel of een daarmee verenigbare nationaalrechtelijke regel rechtstreeks de toevoeging van deze stof aan een levensmiddel oplegt opdat dit algemeen kan worden verhandeld. De wet eist het gebruik van een dergelijke stof in de zin van deze bepaling niet wanneer een levensmiddel als voedingssupplement met een voedings- of gezondheidsclaim of als voor bijzondere voeding bestemd levensmiddel wordt verhandeld, ook al houdt dit in dat dit levensmiddel een bepaalde hoeveelheid van de betrokken stof bevatten om te voldoen aan de bepalingen inzake de toevoeging van stoffen aan levensmiddelen van respectievelijk

      – richtlijn 2002/46 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake voedingssupplementen, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1137/2008,

      – verordening nr. 1924/2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen en verordening nr. 432/2012 tot vaststelling van een lijst van toegestane gezondheidsclaims voor levensmiddelen die niet over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en gezondheid van kinderen gaan, en

      – richtlijn 2009/39 betreffende voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen en verordening nr. 953/2009 inzake stoffen die voor specifieke voedingsdoeleinden aan voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen mogen worden toegevoegd.

      De marktdeelnemers dienen namelijk de samenstelling van hun producten te bepalen en te beslissen onder welke aanduiding zij deze in de handel willen brengen. Indien zij deze producten als voedingssupplement in de zin van richtlijn 2002/46 met voedings- en gezondheidsclaims in de zin van de verordeningen nrs. 1924/2006 en 432/2012 of als voor bijzondere voeding bestemd levensmiddel in de zin van richtlijn 2009/39 en verordening nr. 953/2009 in de handel willen brengen, moeten zij voldoen aan de door de toepasselijke Unieregeling ter zake opgelegde verplichtingen; dit kan leiden tot het verbod van het in de handel brengen als product van de biologische landbouw. Het Unierecht garandeert niet dat marktdeelnemers hun producten in de handel kunnen brengen met alle aanduidingen die zij voordelig achten voor de promotie ervan.

      (cf. punten 46, 51 en dictum)

    3.  Zie de tekst van de beslissing.

      (cf. punt 50)

    Top