Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62013CJ0066

    Green Network

    Zaak C‑66/13

    Green Network SpA

    tegen

    Autorità per l’energia elettrica e il gas

    (verzoek van de Consiglio di Stato om een prejudiciële beslissing)

    „Prejudiciële verwijzing — Nationale steunregeling voor het verbruik van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen — Verplichting voor de elektriciteitsproducenten en -importeurs om aan het nationale netwerk een bepaalde hoeveelheid elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen te leveren of om, wanneer zij dit niet doen, bij de bevoegde autoriteit ‚groenestroomcertificaten’ te kopen — Bewijs van die levering waarvoor is vereist dat certificaten worden overgelegd waaruit de groene oorsprong van de geproduceerde of ingevoerde elektriciteit blijkt — Aanvaarding van in een derde staat afgegeven certificaten op voorwaarde dat die derde staat en de betrokken lidstaat een bilaterale overeenkomst hebben gesloten of dat de nationale netbeheerder van die lidstaat en een vergelijkbare autoriteit van die derde staat een overeenkomst hebben gesloten — Richtlijn 2001/77/EG — Externe bevoegdheid van de Gemeenschap — Loyale samenwerking”

    Samenvatting – Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 26 november 2014

    1. Internationale overeenkomsten — Bevoegdheid van de Gemeenschap — Ontstaan van een exclusieve externe bevoegdheid van de Gemeenschap door het feit dat deze haar interne bevoegdheid uitoefent — Voorwaarden

      (Art. 3, lid 2, VWEU)

    2. Milieu — Bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen op de interne elektriciteitsmarkt — Richtlijn 2001/77 — Garantie van oorsprong — Internationale overeenkomsten — Sluiting — Exclusieve externe bevoegdheid van de Gemeenschap — Nationale bepaling die voorziet in de sluiting van een overeenkomst tussen een lidstaat en een derde staat betreffende een garantie van oorsprong voor uit de derde staat ingevoerde elektriciteit — Risico dat regels van de Gemeenschap worden aangetast — Ontoelaatbaarheid

      (Richtlijn 2001/77 van het Europees Parlement en de Raad, art. 4 en 5)

    3. Milieu — Bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen op de interne elektriciteitsmarkt — Richtlijn 2001/77 — Garantie van oorsprong — Internationale overeenkomsten — Sluiting — Exclusieve externe bevoegdheid van de Gemeenschap — Nationale bepaling die voorziet in de sluiting van een overeenkomst tussen de nationale netbeheerder van een lidstaat en een soortgelijke lokale autoriteit van een derde staat — Toepassing van die bepaling in de plaats van een latere vergelijkbare bepaling ten aanzien waarvan is geoordeeld dat zij inbreuk maakt op de exclusieve externe bevoegdheid van de Gemeenschap — Ontoelaatbaarheid

      (Art. 10 EG; richtlijn 2001/77 van het Europees Parlement en de Raad, art. 4 en 5)

    1.  Aangezien de Gemeenschap geen andere dan de haar toegekende bevoegdheden heeft, moet het bestaan van een bevoegdheid, die bovendien exclusief is, worden gebaseerd op gevolgtrekkingen uit een globaal en concreet onderzoek van de verhouding tussen de beoogde internationale overeenkomst en het geldende gemeenschapsrecht. Bij dat onderzoek moet rekening worden gehouden met de gebieden die door respectievelijk de regels van de Gemeenschap en de bepalingen van de voorgenomen overeenkomst worden bestreken, de verwachte ontwikkeling ervan voor zover die voorspelbaar is, alsook de aard en inhoud van die regels en bepalingen, teneinde na te gaan of de betrokken overeenkomst afbreuk kan doen aan de uniforme en coherente toepassing van de regels van de Gemeenschap en aan de goede werking van het systeem dat daarbij is ingesteld.

      (cf. punt 33)

    2.  Het EG-Verdrag moet aldus worden uitgelegd dat de Europese Gemeenschap, gelet op de bepalingen van richtlijn 2001/77 betreffende de bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen op de interne elektriciteitsmarkt, beschikt over een exclusieve externe bevoegdheid die in de weg staat aan een nationale bepaling die voorziet in de toekenning van een vrijstelling van de verplichting om groenestroomcertificaten aan te kopen wanneer uit een derde staat ingevoerde elektriciteit op de nationale verbruiksmarkt wordt gebracht op grond van een vooraf tussen een lidstaat en de derde staat gesloten overeenkomst die garandeert dat de aldus ingevoerde elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen is geproduceerd, volgens modaliteiten die identiek zijn aan die van artikel 5 van voormelde richtlijn.

      De sluiting van dergelijke overeenkomsten door de lidstaten, bij gebreke van enige daartoe strekkende machtiging in richtlijn 2001/77, kan immers op gespannen voet staan met, enerzijds, het doel van deze richtlijn dat erin bestaat een verhoging van het aandeel van hernieuwbare energiebronnen in de elektriciteitsproductie binnen de interne elektriciteitsmarkt te bevorderen, en anderzijds, de op de lidstaten rustende verplichting om hun productie van groene stroom te verhogen om zo bij te dragen tot de verwezenlijking van de hun overeenkomstig artikel 3 van deze richtlijn opgelegde nationale streefcijfers en aldus deel te nemen aan het nastreven van het algemene indicatieve streefcijfer op het niveau van de Gemeenschap zelf.

      In dat verband volstaat een nationale bepaling die een proces in gang zet dat kan leiden tot de sluiting van een dergelijke overeenkomst, om inbreuk te maken op de exclusieve externe bevoegdheid van de Gemeenschap.

      (cf. punten 38, 55, 59, 60, 65, dictum 1)

    3.  Het Unierecht, en met name het in artikel 10 EG neergelegde beginsel van loyale samenwerking, staat eraan in de weg dat een nationale rechterlijke instantie, nadat zij een nationale bepaling wegens strijd met een exclusieve externe bevoegdheid van de Europese Gemeenschap buiten toepassing heeft gelaten, in plaats daarvan een eerdere nationale bepaling toepast die in wezen overeenstemt met bedoelde bepaling en voorziet in de toekenning van een vrijstelling van de verplichting om groenestroomcertificaten aan te kopen wanneer uit een derde staat ingevoerde elektriciteit op de nationale verbruiksmarkt wordt gebracht op grond van een vooraf tussen de nationale netbeheerder en een soortgelijke lokale autoriteit van de betrokken derde staat gesloten overeenkomst waarin de modaliteiten zijn vastgelegd van de controles die noodzakelijk zijn om te certificeren dat de aldus ingevoerde elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen is geproduceerd.

      (cf. punten 68, 73, 74, dictum 2)

    Top