EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62012CO0551

Samenvatting van de beschikking

Zaak C-551/12 P(R)

Électricité de France SA (EDF)

andere partij in de procedure: Europese Commissie

„Hogere voorziening — Kort geding — Concentraties van ondernemingen — Europese elektriciteitsmarkt — Verwerving van zeggenschap over Segebel SA door EDF — Besluit waarbij concentratie verenigbaar met gemeenschappelijke markt wordt verklaard, mits EDF haar verbintenissen nakomt — Weigering van de Commissie om EDF verlenging van termijn voor nakomen van bepaalde van haar verbintenissen toe te staan — Begrippen spoedeisendheid en ernstige en onherstelbare schade”

Samenvatting – Beschikking van de vicepresident van het Hof van 7 maart 2013

  1. Kort geding – Opschorting van tenuitvoerlegging – Voorlopige maatregelen – Voorwaarden voor toekenning – Fumus boni juris – Spoedeisendheid – Ernstige en onherstelbare schade – Cumulatieve voorwaarden – Afweging van alle betrokken belangen – Volgorde van onderzoek en wijze van toetsing – Beoordelingsvrijheid van rechter in kort geding

    (Art. 278 VWEU en 279 VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 160, lid 3; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 104, lid 2)

  2. Kort geding – Opschorting van tenuitvoerlegging – Voorlopige maatregelen – Voorwaarden voor toekenning – Ernstige en onherstelbare schade – Financiële schade – Ernst van schade – Beoordeling aan de hand van uitsluitend omvang van betrokken onderneming – Ontoelaatbaarheid

    (Art. 278 VWEU en 279 VWEU)

  3. Kort geding – Opschorting van tenuitvoerlegging – Voorlopige maatregelen – Voorwaarden voor toekenning – Spoedeisendheid – Ernstige en onherstelbare schade – Bewijslast – Financiële schade – Ontstaan van schade afhankelijk van toekomstige en onzekere gebeurtenissen – Geen zekere schade

    (Art. 278 VWEU en 279 VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 104, lid 2)

  4. Kort geding – Opschorting van tenuitvoerlegging – Voorlopige maatregelen – Voorwaarden voor toekenning – Ernstige en onherstelbare schade – Onherstelbaarheid van schade – Financiële schade – Situatie waarin voortbestaan van verzoekende vennootschap in gevaar komt – Beoordeling met inachtneming van situatie van groep waartoe zij behoort

    (Art. 278 VWEU en 279 VWEU)

  5. Kort geding – Opschorting van tenuitvoerlegging – Voorlopige maatregelen – Voorwaarden voor toekenning – Ernstige en onherstelbare schade – Financiële schade die nadien niet volledig kan worden vergoed – Bewijslast

    (Art. 278 VWEU en 279 VWEU)

  1.  Zie de tekst van de beslissing.

    (cf. punten 21-25)

  2.  Bij de beoordeling van de ernst van de financiële schade die wordt gesteld in een verzoek in kort geding, volstaat de omstandigheid dat de verzoeker geen informatie heeft verstrekt over de omvang van de onderneming waarvan hij deel uitmaakt, op zich niet als grondslag voor de afwijzing van dit verzoek op grond dat de verzoeker niet het bewijs van de ernst van de gestelde schade heeft geleverd.

    De omvang van de onderneming kan zeker een weerslag hebben op de beoordeling van de ernst van bedoelde schade, daar deze nog ernstiger is indien zij in vergelijking met deze omvang aanzienlijk is, en in het tegenovergestelde geval minder ernstig is. In bepaalde gevallen kunnen de argumenten inzake de ernst van gestelde schade dus worden afgewezen op grond van een eenvoudige vergelijking tussen deze schade en het omzetcijfer van de onderneming die deze zou kunnen lijden.

    Het kan echter niet worden uitgesloten dat financiële schade die objectief gezien aanzienlijk is en beweerdelijk het gevolg is van de verplichting om definitief een belangrijke commerciële keuze te maken binnen een daartoe ongeschikte termijn, als „ernstig” kan worden beschouwd, of zelfs dat de ernst van dergelijke schade als vanzelfsprekend kan worden beschouwd, zelfs wanneer informatie over de omvang van de onderneming ontbreekt.

    (cf. punten 31-33)

  3.  Zie de tekst van de beslissing.

    (cf. punten 39-41, 48)

  4.  Wanneer de schade die wordt aangevoerd in een verzoek in kort geding, van financiële aard is, zijn de gevraagde voorlopige maatregelen gerechtvaardigd, indien blijkt dat de verzoeker zich zonder deze maatregelen in een situatie zou bevinden die zijn financiële voortbestaan in gevaar kan brengen voordat de beslissing wordt genomen waarmee de procedure in de hoofdzaak wordt afgedaan, of indien zijn marktaandelen belangrijke wijzigingen zouden ondergaan gelet op met name de omvang en het omzetcijfer van zijn onderneming en de kenmerken van de groep waartoe hij behoort.

    In het kader van de beoordeling van de onherstelbaarheid van schade die beweerdelijk voortvloeit uit verliezen die worden geleden in de context van een investering, is het in een situatie waarin het financiële voortbestaan van een onderneming in gevaar kan komen, relevant de wereldwijde omzet van de groep waartoe zij behoort, te vergelijken met de kosten van die investering.

    (cf. punten 54, 58)

  5.  Financiële schade wordt als onherstelbaar beschouwd, indien zij niet volledig kan worden goedgemaakt, hetgeen onder meer het geval kan zijn, wanneer de schade, indien zij intreedt, niet kan worden begroot. Het staat aan de verzoeker in kort geding om nauwkeurige en overtuigende argumenten en bewijzen dienaangaande aan te dragen in zijn verzoek in kort geding.

    (cf. punten 60, 61)

Top

Zaak C-551/12 P(R)

Électricité de France SA (EDF)

andere partij in de procedure: Europese Commissie

„Hogere voorziening — Kort geding — Concentraties van ondernemingen — Europese elektriciteitsmarkt — Verwerving van zeggenschap over Segebel SA door EDF — Besluit waarbij concentratie verenigbaar met gemeenschappelijke markt wordt verklaard, mits EDF haar verbintenissen nakomt — Weigering van de Commissie om EDF verlenging van termijn voor nakomen van bepaalde van haar verbintenissen toe te staan — Begrippen spoedeisendheid en ernstige en onherstelbare schade”

Samenvatting – Beschikking van de vicepresident van het Hof van 7 maart 2013

  1. Kort geding — Opschorting van tenuitvoerlegging — Voorlopige maatregelen — Voorwaarden voor toekenning — Fumus boni juris — Spoedeisendheid — Ernstige en onherstelbare schade — Cumulatieve voorwaarden — Afweging van alle betrokken belangen — Volgorde van onderzoek en wijze van toetsing — Beoordelingsvrijheid van rechter in kort geding

    (Art. 278 VWEU en 279 VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Hof, art. 160, lid 3; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 104, lid 2)

  2. Kort geding — Opschorting van tenuitvoerlegging — Voorlopige maatregelen — Voorwaarden voor toekenning — Ernstige en onherstelbare schade — Financiële schade — Ernst van schade — Beoordeling aan de hand van uitsluitend omvang van betrokken onderneming — Ontoelaatbaarheid

    (Art. 278 VWEU en 279 VWEU)

  3. Kort geding — Opschorting van tenuitvoerlegging — Voorlopige maatregelen — Voorwaarden voor toekenning — Spoedeisendheid — Ernstige en onherstelbare schade — Bewijslast — Financiële schade — Ontstaan van schade afhankelijk van toekomstige en onzekere gebeurtenissen — Geen zekere schade

    (Art. 278 VWEU en 279 VWEU; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 104, lid 2)

  4. Kort geding — Opschorting van tenuitvoerlegging — Voorlopige maatregelen — Voorwaarden voor toekenning — Ernstige en onherstelbare schade — Onherstelbaarheid van schade — Financiële schade — Situatie waarin voortbestaan van verzoekende vennootschap in gevaar komt — Beoordeling met inachtneming van situatie van groep waartoe zij behoort

    (Art. 278 VWEU en 279 VWEU)

  5. Kort geding — Opschorting van tenuitvoerlegging — Voorlopige maatregelen — Voorwaarden voor toekenning — Ernstige en onherstelbare schade — Financiële schade die nadien niet volledig kan worden vergoed — Bewijslast

    (Art. 278 VWEU en 279 VWEU)

  1.  Zie de tekst van de beslissing.

    (cf. punten 21-25)

  2.  Bij de beoordeling van de ernst van de financiële schade die wordt gesteld in een verzoek in kort geding, volstaat de omstandigheid dat de verzoeker geen informatie heeft verstrekt over de omvang van de onderneming waarvan hij deel uitmaakt, op zich niet als grondslag voor de afwijzing van dit verzoek op grond dat de verzoeker niet het bewijs van de ernst van de gestelde schade heeft geleverd.

    De omvang van de onderneming kan zeker een weerslag hebben op de beoordeling van de ernst van bedoelde schade, daar deze nog ernstiger is indien zij in vergelijking met deze omvang aanzienlijk is, en in het tegenovergestelde geval minder ernstig is. In bepaalde gevallen kunnen de argumenten inzake de ernst van gestelde schade dus worden afgewezen op grond van een eenvoudige vergelijking tussen deze schade en het omzetcijfer van de onderneming die deze zou kunnen lijden.

    Het kan echter niet worden uitgesloten dat financiële schade die objectief gezien aanzienlijk is en beweerdelijk het gevolg is van de verplichting om definitief een belangrijke commerciële keuze te maken binnen een daartoe ongeschikte termijn, als „ernstig” kan worden beschouwd, of zelfs dat de ernst van dergelijke schade als vanzelfsprekend kan worden beschouwd, zelfs wanneer informatie over de omvang van de onderneming ontbreekt.

    (cf. punten 31-33)

  3.  Zie de tekst van de beslissing.

    (cf. punten 39-41, 48)

  4.  Wanneer de schade die wordt aangevoerd in een verzoek in kort geding, van financiële aard is, zijn de gevraagde voorlopige maatregelen gerechtvaardigd, indien blijkt dat de verzoeker zich zonder deze maatregelen in een situatie zou bevinden die zijn financiële voortbestaan in gevaar kan brengen voordat de beslissing wordt genomen waarmee de procedure in de hoofdzaak wordt afgedaan, of indien zijn marktaandelen belangrijke wijzigingen zouden ondergaan gelet op met name de omvang en het omzetcijfer van zijn onderneming en de kenmerken van de groep waartoe hij behoort.

    In het kader van de beoordeling van de onherstelbaarheid van schade die beweerdelijk voortvloeit uit verliezen die worden geleden in de context van een investering, is het in een situatie waarin het financiële voortbestaan van een onderneming in gevaar kan komen, relevant de wereldwijde omzet van de groep waartoe zij behoort, te vergelijken met de kosten van die investering.

    (cf. punten 54, 58)

  5.  Financiële schade wordt als onherstelbaar beschouwd, indien zij niet volledig kan worden goedgemaakt, hetgeen onder meer het geval kan zijn, wanneer de schade, indien zij intreedt, niet kan worden begroot. Het staat aan de verzoeker in kort geding om nauwkeurige en overtuigende argumenten en bewijzen dienaangaande aan te dragen in zijn verzoek in kort geding.

    (cf. punten 60, 61)

Top