Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62012CJ0431

    Samenvatting van het arrest

    Court reports – general

    Zaak C‑431/12

    Agenţia Naţională de Administrare Fiscală

    tegen

    SC Rafinăria Steaua Română SA

    (verzoek van de Înalta Curte de Casaţie şi Justiţie om een prejudiciële beslissing)

    „Fiscale bepalingen — Belasting over de toegevoegde waarde — Teruggave van btw-overschot door verrekening — Nietigverklaring van verrekeningsbesluiten — Verplichting tot betaling van vertragingsrente aan belastingplichtige”

    Samenvatting – Arrest van het Hof (Tiende kamer) van 24 oktober 2013

    Harmonisatie van de belastingwetgeving – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over toegevoegde waarde – Aftrek van voorbelasting – Teruggave van overschot – Nationale regeling die teruggave uitsluit, en nadien bij rechterlijke beslissing nietig is verklaard – Vertragingsrente niet verschuldigd voor periode waarin die regeling van kracht was – Ontoelaatbaarheid

    (Richtlijn 2006/112 van de Raad, art. 183)

    Artikel 183 van richtlijn 2006/112 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde moet aldus worden uitgelegd dat het zich ertegen verzet dat een belastingplichtige die heeft verzocht om teruggave van de voorbelasting die hij te veel heeft betaald in verhouding tot de door hem verschuldigde belasting over de toegevoegde waarde, geen recht heeft op betaling van vertragingsrente door de belastingdienst van een lidstaat die de teruggave tardief heeft verricht, voor de periode waarin administratieve besluiten van kracht waren die de teruggave uitsloten en die nadien bij rechterlijke beslissing nietig zijn verklaard.

    Hoewel de in artikel 183 van die richtlijn bedoelde praktische toepassing van het recht op teruggave van het overschot op de belasting over de toegevoegde waarde in beginsel onder de procedurele autonomie van de lidstaten valt, zijn de lidstaten bij de uitoefening van die autonomie namelijk begrensd door het gelijkwaardigheidsbeginsel en het doeltreffendheidsbeginsel.

    In dit verband verlangt het beginsel van neutraliteit van het stelsel van de belasting over de toegevoegde waarde dat wanneer het overschot op die belasting niet binnen een redelijke termijn aan de belastingplichtige wordt teruggegeven, het financiële verlies dat de belastingplichtige lijdt ten gevolge van het feit dat hij niet over de betrokken geldsommen kan beschikken, wordt gecompenseerd door de betaling van vertragingsrente.

    Overigens is de reden waarom het overschot op de belasting over de toegevoegde waarde tardief wordt teruggegeven, vanuit het perspectief van de belastingplichtige zonder belang. In deze samenhang is er geen relevant verschil tussen een tardieve teruggave die het gevolg is van het feit dat de betrokken dienst het verzoek niet binnen de vastgestelde termijnen heeft afgehandeld, en een tardieve teruggave die resulteert uit de vaststelling van administratieve besluiten die de teruggave onrechtmatig uitsluiten en die nadien bij rechterlijke beslissing nietig zijn verklaard.

    (cf. punten 20, 23, 25, 26 en dictum)

    Top

    Zaak C‑431/12

    Agenţia Naţională de Administrare Fiscală

    tegen

    SC Rafinăria Steaua Română SA

    (verzoek van de Înalta Curte de Casaţie şi Justiţie om een prejudiciële beslissing)

    „Fiscale bepalingen — Belasting over de toegevoegde waarde — Teruggave van btw-overschot door verrekening — Nietigverklaring van verrekeningsbesluiten — Verplichting tot betaling van vertragingsrente aan belastingplichtige”

    Samenvatting – Arrest van het Hof (Tiende kamer) van 24 oktober 2013

    Harmonisatie van de belastingwetgeving — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over toegevoegde waarde — Aftrek van voorbelasting — Teruggave van overschot — Nationale regeling die teruggave uitsluit, en nadien bij rechterlijke beslissing nietig is verklaard — Vertragingsrente niet verschuldigd voor periode waarin die regeling van kracht was — Ontoelaatbaarheid

    (Richtlijn 2006/112 van de Raad, art. 183)

    Artikel 183 van richtlijn 2006/112 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde moet aldus worden uitgelegd dat het zich ertegen verzet dat een belastingplichtige die heeft verzocht om teruggave van de voorbelasting die hij te veel heeft betaald in verhouding tot de door hem verschuldigde belasting over de toegevoegde waarde, geen recht heeft op betaling van vertragingsrente door de belastingdienst van een lidstaat die de teruggave tardief heeft verricht, voor de periode waarin administratieve besluiten van kracht waren die de teruggave uitsloten en die nadien bij rechterlijke beslissing nietig zijn verklaard.

    Hoewel de in artikel 183 van die richtlijn bedoelde praktische toepassing van het recht op teruggave van het overschot op de belasting over de toegevoegde waarde in beginsel onder de procedurele autonomie van de lidstaten valt, zijn de lidstaten bij de uitoefening van die autonomie namelijk begrensd door het gelijkwaardigheidsbeginsel en het doeltreffendheidsbeginsel.

    In dit verband verlangt het beginsel van neutraliteit van het stelsel van de belasting over de toegevoegde waarde dat wanneer het overschot op die belasting niet binnen een redelijke termijn aan de belastingplichtige wordt teruggegeven, het financiële verlies dat de belastingplichtige lijdt ten gevolge van het feit dat hij niet over de betrokken geldsommen kan beschikken, wordt gecompenseerd door de betaling van vertragingsrente.

    Overigens is de reden waarom het overschot op de belasting over de toegevoegde waarde tardief wordt teruggegeven, vanuit het perspectief van de belastingplichtige zonder belang. In deze samenhang is er geen relevant verschil tussen een tardieve teruggave die het gevolg is van het feit dat de betrokken dienst het verzoek niet binnen de vastgestelde termijnen heeft afgehandeld, en een tardieve teruggave die resulteert uit de vaststelling van administratieve besluiten die de teruggave onrechtmatig uitsluiten en die nadien bij rechterlijke beslissing nietig zijn verklaard.

    (cf. punten 20, 23, 25, 26 en dictum)

    Top