Dit document is overgenomen van EUR-Lex
Document 62012CJ0290
Samenvatting van het arrest
Samenvatting van het arrest
Zaak C-290/12
Oreste Della Rocca
tegen
Poste Italiane SpA
(verzoek van het Tribunale di Napoli om een prejudiciële beslissing)
„Sociale politiek — Richtlijn 1999/70/EG — Raamovereenkomst EVV, UNICE en CEEP inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd — Clausule 2 — Werkingssfeer van raamovereenkomst — Uitzendbureau — Terbeschikkingstelling aan inlener van uitzendkrachten — Opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd”
Samenvatting – Arrest van het Hof (Achtste kamer) van 11 april 2013
Prejudiciële vragen – Ontvankelijkheid – Grenzen – Kennelijk irrelevante vragen en hypothetische vragen gesteld in context waarin nuttig antwoord is uitgesloten
(Art. 267 VWEU)
Handelingen van de instellingen – Preambule – Bindende rechtskracht – Geen
(Richtlijn 1999/70 van de Raad, bijlage)
Sociale politiek – Raamovereenkomst EVV, UNICE en CEEP inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd – Richtlijn 1999/70 – Werkingssfeer – Arbeidsovereenkomst of -verhouding voor bepaalde tijd tussen uitzendkracht en uitzendbureau – Daarvan uitgesloten – Arbeidsovereenkomst of -verhouding voor bepaalde tijd tussen uitzendkracht en inlener – Daarvan uitgesloten
(Richtlijn 1999/70 van de Raad, bijlage, clausule 3, punt 1)
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punt 29)
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punt 38)
Richtlijn 1999/70 betreffende de door het EVV, de UNICE en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd en bedoelde raamovereenkomst, die in de bijlage bij die richtlijn is opgenomen, moeten aldus worden uitgelegd dat zij noch op de arbeidsverhouding voor bepaalde tijd tussen een uitzendkracht en een uitzendbureau noch op de arbeidsverhouding voor bepaalde tijd tussen een dergelijke uitzendkracht en een inlener van toepassing zijn.
Uit de vierde alinea van de preambule van de raamovereenkomst, die haar beslag heeft gekregen in clausule 3, punt 1, van de raamovereenkomst, volgt immers uitdrukkelijk dat deze niet van toepassing is op werknemers met arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd die door een uitzendbureau ter beschikking van een inlener worden gesteld, aangezien de partijen bij deze raamovereenkomst het voornemen hadden een soortgelijke overeenkomst inzake uitzendarbeid te sluiten. De regeling van het uitzendwerk is juist het voorwerp van richtlijn 2008/104 betreffende uitzendarbeid die, zoals volgt uit de punten 5 en 7 van de considerans ervan, door de Uniewetgever is vastgesteld nadat de onderhandelingen tussen de sociale partners over de sluiting van een dergelijke overeenkomst waren mislukt.
(cf. punten 36, 39, 42, 45 en dictum)
Zaak C-290/12
Oreste Della Rocca
tegen
Poste Italiane SpA
(verzoek van het Tribunale di Napoli om een prejudiciële beslissing)
„Sociale politiek — Richtlijn 1999/70/EG — Raamovereenkomst EVV, UNICE en CEEP inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd — Clausule 2 — Werkingssfeer van raamovereenkomst — Uitzendbureau — Terbeschikkingstelling aan inlener van uitzendkrachten — Opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd”
Samenvatting – Arrest van het Hof (Achtste kamer) van 11 april 2013
Prejudiciële vragen — Ontvankelijkheid — Grenzen — Kennelijk irrelevante vragen en hypothetische vragen gesteld in context waarin nuttig antwoord is uitgesloten
(Art. 267 VWEU)
Handelingen van de instellingen — Preambule — Bindende rechtskracht — Geen
(Richtlijn 1999/70 van de Raad, bijlage)
Sociale politiek — Raamovereenkomst EVV, UNICE en CEEP inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd — Richtlijn 1999/70 — Werkingssfeer — Arbeidsovereenkomst of -verhouding voor bepaalde tijd tussen uitzendkracht en uitzendbureau — Daarvan uitgesloten — Arbeidsovereenkomst of -verhouding voor bepaalde tijd tussen uitzendkracht en inlener — Daarvan uitgesloten
(Richtlijn 1999/70 van de Raad, bijlage, clausule 3, punt 1)
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punt 29)
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punt 38)
Richtlijn 1999/70 betreffende de door het EVV, de UNICE en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd en bedoelde raamovereenkomst, die in de bijlage bij die richtlijn is opgenomen, moeten aldus worden uitgelegd dat zij noch op de arbeidsverhouding voor bepaalde tijd tussen een uitzendkracht en een uitzendbureau noch op de arbeidsverhouding voor bepaalde tijd tussen een dergelijke uitzendkracht en een inlener van toepassing zijn.
Uit de vierde alinea van de preambule van de raamovereenkomst, die haar beslag heeft gekregen in clausule 3, punt 1, van de raamovereenkomst, volgt immers uitdrukkelijk dat deze niet van toepassing is op werknemers met arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd die door een uitzendbureau ter beschikking van een inlener worden gesteld, aangezien de partijen bij deze raamovereenkomst het voornemen hadden een soortgelijke overeenkomst inzake uitzendarbeid te sluiten. De regeling van het uitzendwerk is juist het voorwerp van richtlijn 2008/104 betreffende uitzendarbeid die, zoals volgt uit de punten 5 en 7 van de considerans ervan, door de Uniewetgever is vastgesteld nadat de onderhandelingen tussen de sociale partners over de sluiting van een dergelijke overeenkomst waren mislukt.
(cf. punten 36, 39, 42, 45 en dictum)