EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62012CJ0274

Samenvatting van het arrest

Court reports – general

Zaak C‑274/12 P

Telefónica SA

tegen

Europese Commissie

„Hogere voorziening — Beroep tot nietigverklaring — Artikel 263, vierde alinea, VWEU — Recht van beroep — Procesbevoegdheid — Natuurlijke of rechtspersonen — Handeling die hen individueel raakt — Regelgevingshandeling die geen uitvoeringsmaatregelen met zich meebrengt — Beschikking waarbij staatssteun onverenigbaar met gemeenschappelijke markt wordt verklaard — Recht op effectieve rechterlijke bescherming”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Grote kamer) van 19 december 2013

  1. Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke of rechtspersonen – Regelgevingshandelingen die al dan niet uitvoeringsmaatregelen met zich meebrengen – Begrip – Mogelijkheid om beroep in rechte in te stellen tegen deze handelingen – Voorwaarden om via exceptie van onwettigheid of prejudiciële verwijzing geldigheid te laten beoordelen

    (Art. 19 VEU, art. 263, vierde alinea, VWEU, 267 VWEU, 277 VWEU en 288, vierde alinea, VWEU)

  2. Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke of rechtspersonen – Regelgevingshandelingen die uitvoeringsmaatregelen met zich meebrengen – Beschikking van Commissie waarbij sectorale steunregeling onverenigbaar met gemeenschappelijke markt wordt verklaard – Niet-ontvankelijkheid van bij Unierechter ingesteld beroep – Recht op effectieve rechterlijke bescherming – Verplichting om ter betwisting van deze maatregelen nationale rechtsmiddelen aan te wenden

    (Art. 19 VEU, art. 263, vierde alinea, VWEU, 267 VWEU en 288, vierde alinea, VWEU)

  3. Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke of rechtspersonen – Handelingen die hen rechtstreeks en individueel raken – Individuele geraaktheid door handeling van algemene strekking – Voorwaarden – Beschikking van Commissie houdende verbod van sectorale steunregeling – Criterium dat onderneming tot betrokken sector behoort op zich onvoldoende om aan te nemen dat zij individueel door deze beschikking wordt geraakt

    (Art. 263, vierde alinea, VWEU)

  4. Grondrechten – Recht op effectieve rechterlijke bescherming – Toezicht op wettigheid van handelingen van Unie – Modaliteiten – Bescherming van dit recht door Unierechter of nationale rechterlijke instanties naargelang van juridische aard van bestreden handeling – Mogelijkheid om via beroep tot nietigverklaring of prejudiciële verwijzing geldigheid te laten beoordelen

    (Art. 19 VEU, art. 263, vierde alinea, VWEU, 267 VWEU en 277 VWEU)

  1.  Het begrip regelgevingshandelingen die geen uitvoeringsmaatregelen met zich meebrengen in de zin van artikel 263, vierde alinea, in fine, VWEU, moet worden uitgelegd in het licht van het doel van deze bepaling, die, zoals uit de ontstaansgeschiedenis ervan blijkt, beoogt te vermijden dat een particulier gedwongen is om het recht te schenden om toegang tot de rechter te krijgen. Wanneer een regelgevingshandeling rechtstreekse gevolgen heeft voor de rechtspositie van een natuurlijke of rechtspersoon, zonder dat daarvoor enige uitvoeringsmaatregel vereist is, loopt deze het risico verstoken te blijven van een effectieve rechterlijke bescherming indien hij niet rechtstreeks beroep kan instellen bij de rechter van de Unie om de rechtmatigheid van deze regelgevingshandeling te betwisten.

    Dienaangaande moet in de eerste plaats worden vastgesteld dat wanneer een regelgevingshandeling uitvoeringsmaatregelen met zich meebrengt, het rechterlijk toezicht op de eerbiediging van de rechtsorde van de Unie is verzekerd, ongeacht of deze maatregelen worden getroffen door de Unie of door de lidstaten. Natuurlijke of rechtspersonen die wegens de ontvankelijkheidsvoorwaarden van artikel 263, vierde alinea, VWEU een regelgevingshandeling van de Unie niet rechtstreeks voor de Unierechter kunnen aanvechten, kunnen zich tegen de toepassing van deze handeling verweren door beroep in te stellen tegen de uitvoeringsmaatregelen die deze handeling met zich meebrengt. Wanneer de uitvoering van dergelijke handelingen berust bij de instellingen, organen of instanties van de Unie, kunnen natuurlijke of rechtspersonen onder de voorwaarden van artikel 263, vierde alinea, VWEU bij de Unierechter rechtstreeks beroep instellen tegen de uitvoeringsmaatregelen en op grond van artikel 277 VWEU tot staving van dat beroep de onwettigheid van de betrokken basishandeling aanvoeren. Berust die uitvoering bij de lidstaten, dan kunnen deze personen de ongeldigheid van de betrokken basishandeling aanvoeren voor de nationale rechterlijke instanties en deze verzoeken om krachtens artikel 267 VWEU prejudiciële vragen aan het Hof te stellen.

    In de tweede plaats moet de vraag of een regelgevingshandeling uitvoeringsmaatregelen met zich meebrengt, worden beschouwd vanuit het gezichtspunt van de persoon die aanspraak maakt op het recht om beroep in te stellen op grond van artikel 263, vierde alinea, in fine, VWEU. Het is dus niet relevant of de betrokken handeling uitvoeringsmaatregelen met zich meebrengt voor andere justitiabelen.

    In de derde plaats moet bij de beoordeling of de bestreden handeling uitvoeringsmaatregelen met zich meebrengt, uitsluitend worden uitgegaan van het voorwerp van het beroep. Indien een verzoekende partij slechts gedeeltelijke nietigverklaring van een handeling vordert, moeten enkel de uitvoeringsmaatregelen die het betrokken deel van de handeling eventueel met zich meebrengt, in voorkomend geval in aanmerking worden genomen.

    (cf. punten 27‑31, 56‑58)

  2.  Een beschikking van de Commissie waarbij staatssteun gedeeltelijk onverenigbaar wordt verklaard met de gemeenschappelijke markt, brengt uitvoeringsmaatregelen met zich mee die voor de nationale rechterlijke instanties kunnen worden betwist, aangezien zij enkel gericht is tot de betrokken lidstaat en niet de specifieke gevolgen ervan voor elk van de belastingplichtigen omschrijft, die concrete vorm zullen krijgen in voor beroep vatbare administratieve besluiten. Een onderneming die door een dergelijke beschikking wordt geraakt en wegens de ontvankelijkheidsvoorwaarden van artikel 263, vierde alinea, VWEU deze beschikking niet rechtstreeks voor de Unierechter kan aanvechten, kan dus niettemin voor de nationale rechterlijke instanties aanvoeren dat deze beschikking ongeldig is en hun verzoeken om het Hof krachtens artikel 267 VWEU prejudiciële vragen te stellen, met name door voor deze rechterlijke instanties het administratief besluit aan te vechten waarbij haar een door de betrokken regeling verleend voordeel wordt ontzegd.

    (cf. punten 34‑36, 58, 59)

  3.  Andere personen dan de adressaten van een beschikking kunnen slechts stellen dat zij individueel worden geraakt in de zin van artikel 263, vierde alinea, eerste zinsnede, VWEU, indien deze beschikking hen raakt uit hoofde van bepaalde bijzondere hoedanigheden of van een feitelijke situatie die hen ten opzichte van ieder ander karakteriseert en hen derhalve individualiseert op soortgelijke wijze als een adressaat. De omstandigheid dat het aantal of zelfs de identiteit van de rechtssubjecten op wie een maatregel van toepassing is, meer of minder nauwkeurig kan worden bepaald, impliceert niet dat deze subjecten moeten worden geacht individueel door deze maatregel te worden geraakt, wanneer deze toepasselijkheid wordt bepaald op grond van een door de betrokken handeling omschreven objectieve feitelijke situatie of rechtssituatie. Bijgevolg kan een onderneming in beginsel niet opkomen tegen een beschikking van de Commissie waarbij een steunregeling wordt verboden, wanneer deze beschikking haar enkel raakt vanwege het feit dat zij tot de betrokken sector behoort en een potentiële begunstigde van die regeling is.

    (cf. punten 46, 47, 49)

  4.  Zie de tekst van de beslissing.

    (cf. punten 56, 57, 59)

Top

Zaak C‑274/12 P

Telefónica SA

tegen

Europese Commissie

„Hogere voorziening — Beroep tot nietigverklaring — Artikel 263, vierde alinea, VWEU — Recht van beroep — Procesbevoegdheid — Natuurlijke of rechtspersonen — Handeling die hen individueel raakt — Regelgevingshandeling die geen uitvoeringsmaatregelen met zich meebrengt — Beschikking waarbij staatssteun onverenigbaar met gemeenschappelijke markt wordt verklaard — Recht op effectieve rechterlijke bescherming”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Grote kamer) van 19 december 2013

  1. Beroep tot nietigverklaring — Natuurlijke of rechtspersonen — Regelgevingshandelingen die al dan niet uitvoeringsmaatregelen met zich meebrengen — Begrip — Mogelijkheid om beroep in rechte in te stellen tegen deze handelingen — Voorwaarden om via exceptie van onwettigheid of prejudiciële verwijzing geldigheid te laten beoordelen

    (Art. 19 VEU, art. 263, vierde alinea, VWEU, 267 VWEU, 277 VWEU en 288, vierde alinea, VWEU)

  2. Beroep tot nietigverklaring — Natuurlijke of rechtspersonen — Regelgevingshandelingen die uitvoeringsmaatregelen met zich meebrengen — Beschikking van Commissie waarbij sectorale steunregeling onverenigbaar met gemeenschappelijke markt wordt verklaard — Niet-ontvankelijkheid van bij Unierechter ingesteld beroep — Recht op effectieve rechterlijke bescherming — Verplichting om ter betwisting van deze maatregelen nationale rechtsmiddelen aan te wenden

    (Art. 19 VEU, art. 263, vierde alinea, VWEU, 267 VWEU en 288, vierde alinea, VWEU)

  3. Beroep tot nietigverklaring — Natuurlijke of rechtspersonen — Handelingen die hen rechtstreeks en individueel raken — Individuele geraaktheid door handeling van algemene strekking — Voorwaarden — Beschikking van Commissie houdende verbod van sectorale steunregeling — Criterium dat onderneming tot betrokken sector behoort op zich onvoldoende om aan te nemen dat zij individueel door deze beschikking wordt geraakt

    (Art. 263, vierde alinea, VWEU)

  4. Grondrechten — Recht op effectieve rechterlijke bescherming — Toezicht op wettigheid van handelingen van Unie — Modaliteiten — Bescherming van dit recht door Unierechter of nationale rechterlijke instanties naargelang van juridische aard van bestreden handeling — Mogelijkheid om via beroep tot nietigverklaring of prejudiciële verwijzing geldigheid te laten beoordelen

    (Art. 19 VEU, art. 263, vierde alinea, VWEU, 267 VWEU en 277 VWEU)

  1.  Het begrip regelgevingshandelingen die geen uitvoeringsmaatregelen met zich meebrengen in de zin van artikel 263, vierde alinea, in fine, VWEU, moet worden uitgelegd in het licht van het doel van deze bepaling, die, zoals uit de ontstaansgeschiedenis ervan blijkt, beoogt te vermijden dat een particulier gedwongen is om het recht te schenden om toegang tot de rechter te krijgen. Wanneer een regelgevingshandeling rechtstreekse gevolgen heeft voor de rechtspositie van een natuurlijke of rechtspersoon, zonder dat daarvoor enige uitvoeringsmaatregel vereist is, loopt deze het risico verstoken te blijven van een effectieve rechterlijke bescherming indien hij niet rechtstreeks beroep kan instellen bij de rechter van de Unie om de rechtmatigheid van deze regelgevingshandeling te betwisten.

    Dienaangaande moet in de eerste plaats worden vastgesteld dat wanneer een regelgevingshandeling uitvoeringsmaatregelen met zich meebrengt, het rechterlijk toezicht op de eerbiediging van de rechtsorde van de Unie is verzekerd, ongeacht of deze maatregelen worden getroffen door de Unie of door de lidstaten. Natuurlijke of rechtspersonen die wegens de ontvankelijkheidsvoorwaarden van artikel 263, vierde alinea, VWEU een regelgevingshandeling van de Unie niet rechtstreeks voor de Unierechter kunnen aanvechten, kunnen zich tegen de toepassing van deze handeling verweren door beroep in te stellen tegen de uitvoeringsmaatregelen die deze handeling met zich meebrengt. Wanneer de uitvoering van dergelijke handelingen berust bij de instellingen, organen of instanties van de Unie, kunnen natuurlijke of rechtspersonen onder de voorwaarden van artikel 263, vierde alinea, VWEU bij de Unierechter rechtstreeks beroep instellen tegen de uitvoeringsmaatregelen en op grond van artikel 277 VWEU tot staving van dat beroep de onwettigheid van de betrokken basishandeling aanvoeren. Berust die uitvoering bij de lidstaten, dan kunnen deze personen de ongeldigheid van de betrokken basishandeling aanvoeren voor de nationale rechterlijke instanties en deze verzoeken om krachtens artikel 267 VWEU prejudiciële vragen aan het Hof te stellen.

    In de tweede plaats moet de vraag of een regelgevingshandeling uitvoeringsmaatregelen met zich meebrengt, worden beschouwd vanuit het gezichtspunt van de persoon die aanspraak maakt op het recht om beroep in te stellen op grond van artikel 263, vierde alinea, in fine, VWEU. Het is dus niet relevant of de betrokken handeling uitvoeringsmaatregelen met zich meebrengt voor andere justitiabelen.

    In de derde plaats moet bij de beoordeling of de bestreden handeling uitvoeringsmaatregelen met zich meebrengt, uitsluitend worden uitgegaan van het voorwerp van het beroep. Indien een verzoekende partij slechts gedeeltelijke nietigverklaring van een handeling vordert, moeten enkel de uitvoeringsmaatregelen die het betrokken deel van de handeling eventueel met zich meebrengt, in voorkomend geval in aanmerking worden genomen.

    (cf. punten 27‑31, 56‑58)

  2.  Een beschikking van de Commissie waarbij staatssteun gedeeltelijk onverenigbaar wordt verklaard met de gemeenschappelijke markt, brengt uitvoeringsmaatregelen met zich mee die voor de nationale rechterlijke instanties kunnen worden betwist, aangezien zij enkel gericht is tot de betrokken lidstaat en niet de specifieke gevolgen ervan voor elk van de belastingplichtigen omschrijft, die concrete vorm zullen krijgen in voor beroep vatbare administratieve besluiten. Een onderneming die door een dergelijke beschikking wordt geraakt en wegens de ontvankelijkheidsvoorwaarden van artikel 263, vierde alinea, VWEU deze beschikking niet rechtstreeks voor de Unierechter kan aanvechten, kan dus niettemin voor de nationale rechterlijke instanties aanvoeren dat deze beschikking ongeldig is en hun verzoeken om het Hof krachtens artikel 267 VWEU prejudiciële vragen te stellen, met name door voor deze rechterlijke instanties het administratief besluit aan te vechten waarbij haar een door de betrokken regeling verleend voordeel wordt ontzegd.

    (cf. punten 34‑36, 58, 59)

  3.  Andere personen dan de adressaten van een beschikking kunnen slechts stellen dat zij individueel worden geraakt in de zin van artikel 263, vierde alinea, eerste zinsnede, VWEU, indien deze beschikking hen raakt uit hoofde van bepaalde bijzondere hoedanigheden of van een feitelijke situatie die hen ten opzichte van ieder ander karakteriseert en hen derhalve individualiseert op soortgelijke wijze als een adressaat. De omstandigheid dat het aantal of zelfs de identiteit van de rechtssubjecten op wie een maatregel van toepassing is, meer of minder nauwkeurig kan worden bepaald, impliceert niet dat deze subjecten moeten worden geacht individueel door deze maatregel te worden geraakt, wanneer deze toepasselijkheid wordt bepaald op grond van een door de betrokken handeling omschreven objectieve feitelijke situatie of rechtssituatie. Bijgevolg kan een onderneming in beginsel niet opkomen tegen een beschikking van de Commissie waarbij een steunregeling wordt verboden, wanneer deze beschikking haar enkel raakt vanwege het feit dat zij tot de betrokken sector behoort en een potentiële begunstigde van die regeling is.

    (cf. punten 46, 47, 49)

  4.  Zie de tekst van de beslissing.

    (cf. punten 56, 57, 59)

Top