This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62012CJ0224
Commission / Pays-Bas et ING Groep
Commission / Pays-Bas et ING Groep
Zaak C‑224/12 P
Europese Commissie
tegen
Koninkrijk der Nederlanden en ING Groep NV
„Hogere voorziening — Financiële sector — Ernstige verstoring van de economie van een lidstaat — Staatssteun aan een bankgroep — Vorm — Kapitaalinbreng in het kader van een herstructureringsplan — Beschikking — Verenigbaarheid van de steun met de gemeenschappelijke markt — Voorwaarden — Wijziging van de voorwaarden voor terugbetaling van de steun — Criterium van de particuliere investeerder”
Samenvatting – Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 3 april 2014
Steunmaatregelen van de staten – Begrip – Beoordeling volgens het criterium van de particuliere investeerder – Kapitaalinbreng door een lidstaat ten gunste van een onderneming door de aankoop van effecten – Toepasselijkheid van het criterium van de particuliere investeerder op een wijziging van de voorwaarden voor de terugkoop van deze effecten door de betrokken onderneming
(Art. 87, lid 1, EG)
Hogere voorziening – Middelen – Onjuiste beoordeling van de feiten – Niet-ontvankelijkheid – Toetsing door het Hof van de beoordeling van de feiten en het bewijsmateriaal – Uitgesloten, behoudens geval van onjuiste opvatting
(Art. 256, lid 1, VWEU; Statuut van het Hof van Justitie, art. 58, eerste alinea)
Beroep tot nietigverklaring – Voorwerp – Gedeeltelijke nietigverklaring – Voorwaarde – Scheidbaarheid van de omstreden bepalingen – Objectief criterium – Voorwaarde niet vervuld
(Art. 263 VWEU)
Beroep tot nietigverklaring – Handelingen waartegen beroep kan worden ingesteld – Begrip – Handeling die een bestaande handeling alleen maar bevestigt – Daarvan uitgesloten – Voorwaarden – Handeling die vergeleken met de eerdere handeling geen nieuw element bevat – Voorwaarde niet vervuld
(Art. 263 VWEU)
Beroep tot nietigverklaring – Bevoegdheid van de Unierechter – Omvang – Verbod om ultra petita te beslissen
(Art. 263 VWEU)
Op het gebied van staatssteun hangt de toepasselijkheid van het criterium van de particuliere investeerder op een interventie van een lidstaat ten gunste van een onderneming waarvan hij aandeelhouder is, niet af van de vorm waarin het voordeel is toegekend, maar van de kwalificatie van deze interventie als beslissing van een aandeelhouder van de betrokken onderneming. Bovendien is dat criterium een van de aspecten waarmee de Commissie rekening moet houden om vast te stellen of er sprake is van steun en vormt het geen uitzondering die alleen geldt op verzoek van een lidstaat, wanneer is vastgesteld dat de bestanddelen van het begrip met de gemeenschappelijke markt onverenigbare staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, EG aanwezig zijn.
Wanneer blijkt dat het criterium van de particuliere investeerder van toepassing kan zijn, staat het bijgevolg aan de Commissie om de betrokken lidstaat te vragen haar alle relevantie informatie te bezorgen op basis waarvan kan worden uitgemaakt of is voldaan aan de voorwaarden voor toepasselijkheid en toepassing van dit criterium.
De toepassing van deze beginselen kan niet worden ondergraven door het loutere feit dat het in een specifieke zaak gaat om de toepasselijkheid van het criterium van de particuliere investeerder op een wijziging van de voorwaarden voor de terugkoop van effecten die zijn uitgegeven door de betrokken onderneming en door een lidstaat bij wijze van staatssteun zijn verworven.
(cf. punten 30‑34)
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punten 44‑46, 77‑82)
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punten 57‑64)
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punten 69‑73)
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punten 97, 98)
Zaak C‑224/12 P
Europese Commissie
tegen
Koninkrijk der Nederlanden en ING Groep NV
„Hogere voorziening — Financiële sector — Ernstige verstoring van de economie van een lidstaat — Staatssteun aan een bankgroep — Vorm — Kapitaalinbreng in het kader van een herstructureringsplan — Beschikking — Verenigbaarheid van de steun met de gemeenschappelijke markt — Voorwaarden — Wijziging van de voorwaarden voor terugbetaling van de steun — Criterium van de particuliere investeerder”
Samenvatting – Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 3 april 2014
Steunmaatregelen van de staten — Begrip — Beoordeling volgens het criterium van de particuliere investeerder — Kapitaalinbreng door een lidstaat ten gunste van een onderneming door de aankoop van effecten — Toepasselijkheid van het criterium van de particuliere investeerder op een wijziging van de voorwaarden voor de terugkoop van deze effecten door de betrokken onderneming
(Art. 87, lid 1, EG)
Hogere voorziening — Middelen — Onjuiste beoordeling van de feiten — Niet-ontvankelijkheid — Toetsing door het Hof van de beoordeling van de feiten en het bewijsmateriaal — Uitgesloten, behoudens geval van onjuiste opvatting
(Art. 256, lid 1, VWEU; Statuut van het Hof van Justitie, art. 58, eerste alinea)
Beroep tot nietigverklaring — Voorwerp — Gedeeltelijke nietigverklaring — Voorwaarde — Scheidbaarheid van de omstreden bepalingen — Objectief criterium — Voorwaarde niet vervuld
(Art. 263 VWEU)
Beroep tot nietigverklaring — Handelingen waartegen beroep kan worden ingesteld — Begrip — Handeling die een bestaande handeling alleen maar bevestigt — Daarvan uitgesloten — Voorwaarden — Handeling die vergeleken met de eerdere handeling geen nieuw element bevat — Voorwaarde niet vervuld
(Art. 263 VWEU)
Beroep tot nietigverklaring — Bevoegdheid van de Unierechter — Omvang — Verbod om ultra petita te beslissen
(Art. 263 VWEU)
Op het gebied van staatssteun hangt de toepasselijkheid van het criterium van de particuliere investeerder op een interventie van een lidstaat ten gunste van een onderneming waarvan hij aandeelhouder is, niet af van de vorm waarin het voordeel is toegekend, maar van de kwalificatie van deze interventie als beslissing van een aandeelhouder van de betrokken onderneming. Bovendien is dat criterium een van de aspecten waarmee de Commissie rekening moet houden om vast te stellen of er sprake is van steun en vormt het geen uitzondering die alleen geldt op verzoek van een lidstaat, wanneer is vastgesteld dat de bestanddelen van het begrip met de gemeenschappelijke markt onverenigbare staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, EG aanwezig zijn.
Wanneer blijkt dat het criterium van de particuliere investeerder van toepassing kan zijn, staat het bijgevolg aan de Commissie om de betrokken lidstaat te vragen haar alle relevantie informatie te bezorgen op basis waarvan kan worden uitgemaakt of is voldaan aan de voorwaarden voor toepasselijkheid en toepassing van dit criterium.
De toepassing van deze beginselen kan niet worden ondergraven door het loutere feit dat het in een specifieke zaak gaat om de toepasselijkheid van het criterium van de particuliere investeerder op een wijziging van de voorwaarden voor de terugkoop van effecten die zijn uitgegeven door de betrokken onderneming en door een lidstaat bij wijze van staatssteun zijn verworven.
(cf. punten 30‑34)
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punten 44‑46, 77‑82)
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punten 57‑64)
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punten 69‑73)
Zie de tekst van de beslissing.
(cf. punten 97, 98)